2012
Hoe kan ik dit kind helpen?
Februari 2012


Hoe kan ik dit kind helpen?

Werkt u met jeugdwerkkinderen met leerproblemen? Hier zijn enkele ideeën om ze te onderwijzen.

Veel jeugdwerkleerkrachten en -leidsters vragen zich af hoe ze een kind met een cognitieve stoornis, zoals autisme, het syndroom van Down of ADHD, kunnen helpen. Ze vragen bijvoorbeeld: Hoe kan ik dit kind onderwijzen? Moet ze in dezelfde klas blijven als haar leeftijdgenoten? Kan hij meedoen met de participatieperiode of activiteiten?

Als moeder van een zoon met autisme en als jeugdwerklerares van kinderen met beperkingen op het cognitieve vlak heb ik veel geleerd over de behoeften van deze kinderen en hoe je daarin kunt voorzien. Hierna volgt een greep uit de beginselen die ik zoal heb geleerd. Hopelijk hebt u er wat aan als u alle jeugdwerkkinderen in uw wijk of gemeente de helpende hand reikt.

Dienen zoals Jezus dat deed

Onze Heiland toonde ons hoe we anderen moeten dienen. Hij stemde zijn woorden en daden af op de behoeften van de enkeling.1 Toen Hij de Nephieten bezocht, bijvoorbeeld, liet Hij hun kleine kinderen tot Hem komen, en ‘Hij nam [ze] een voor een en zegende hen en bad tot de Vader voor hen’ (3 Nephi 17:21; cursivering toegevoegd). Engelen ‘omringden die kleinen’ met hemels vuur en ‘dienden hen’ (3 Nephi 17:24).

We dienen samen met de Heer als we alle kinderen onderwijzen. Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Diegenen onder ons aan wie kostbare kinderen zijn toevertrouwd, hebben een heilig en edel rentmeesterschap. Wij zijn immers degenen die God heeft aangewezen om de kinderen van deze tijd te omringen met liefde, met het vuur van geloof en met begrip van wie zij zijn.’2 Als wij ons kwijten van onze taak om kinderen met beperkingen te helpen, helpt de Heer ons om onze hulp en lessen op hun behoeften af te stemmen.

Leerkrachten en leidsters in het jeugdwerk krijgen meer inzicht in die behoeften door bijvoorbeeld met het kind en de ouders in gesprek te gaan. Zo kan de leerkracht ook vriendschap met het kind beginnen te sluiten. De beste plek voor een nadere kennismaking is vaak bij het kind thuis. Daar voelt het zich het meest op zijn of haar gemak en zal het eerder geneigd zijn om contact te maken met onbekende mensen.

Leren over de handicap en samenwerken

Leerkrachten en leidsters dienen zich in de beperkingen van het kind te verdiepen. De kerkwebsite lds.org/disability (in diverse talen beschikbaar) is een goede plek om te beginnen. Daar vindt men informatie over bepaalde handicaps en stoornissen, onderwijstips en aanvullende bronnen.

Na kennismaking met de inhoud van de website kunnen leerkrachten en leidsters met de ouders van het kind ideeën uitwisselen, hun zorgen bespreken en doelen stellen. Ouders hebben vaak informatie over hun kind waar leerkrachten hun voordeel mee kunnen doen. Denk bijvoorbeeld aan de manier van communiceren van het kind, welke activiteiten hij of zij wel en niet leuk vindt, en hoe gewenst gedrag gestimuleerd kan worden. Betrokkenheid van de ouders is onontbeerlijk om de eendracht, samenwerking en voortdurende dialoog te creëren waar het kind met beperkingen bij gebaat is.

Leerkrachten en leidsters behoren tevens met hun priesterschapsleiders te overleggen bij het zoeken naar manieren om het kind tegemoet te komen. Toen we hoorden dat onze zoon autisme had, wisten we niet hoe hij de overgang van de kinderkamer naar een jeugdwerkklas met zijn leeftijdgenootjes zou ervaren. Een zuster in onze wijk was onderwijzeres en bood zich bij onze bisschop en de jeugdwerkpresidente als begeleidster voor ons zoontje aan. De jeugdwerkpresidente, een lid van de bisschap, mijn man en ik spraken met haar, en zij vertelde ons hoe we onze zoon konden helpen. We stelden doelen en werkten een plan uit om hem de gang van zaken in het jeugdwerk te leren begrijpen. We moesten het plan de drie daaropvolgende jaren vaak bijstellen, maar naarmate zijn begrip van wat er om hem heen gebeurde toenam, legde hij steeds meer contact met zijn klasgenoten en deed hij meer mee aan de les. Door het begrip en de toewijding van die zuster is het fundament gelegd waarop onze zoon nog steeds voortbouwt. Haar liefde en vriendschap leerden hem dat hij een geliefd kind van God is. Daardoor ervaart hij de kerk nog steeds als een plek waar hij zichzelf kan zijn en geliefd is.

Vriendschap en vertrouwen kweken

Als leerkracht kunnen we ‘het voorbeeld van de Heiland (…) volgen door mensen met een handicap hoop te bieden en begrip en liefde te tonen’.3 Als we oprechte belangstelling tonen voor kinderen met een handicap, ontwikkelen we een vriendschapsband met hen.

Kinderen met een cognitieve beperking communiceren wel eens anders dan anderen. Wanneer leerkrachten in die individuele communicatiestijl meegaan, bevorderen zij een vertrouwens- en vriendschapsband. Ook het lesgeven verloopt dan doeltreffender. Hier zijn twee manieren om de communicatie te verbeteren:

  • Praat op ooghoogte van het kind.4 Wanneer volwassenen dat doen, voelt het kind zich minder geïntimideerd en meer betrokken bij de rest. Kinderen die zich in een groep moeilijk kunnen concentreren, hebben er ook baat bij. De leerkracht of begeleider kan de aandacht van het kind zo beter vasthouden en zo nu en dan enkele zinnen over de les tot hem of haar richten.

  • Ontdek de interesses van het kind. Kinderen vinden het fijn als anderen belangstelling tonen voor iets waar ze van houden. Kinderen met een beperking zijn vaak zeer gehecht aan bepaalde dingen, zoals een bepaald stuk speelgoed, dier of spel. Een leerkracht kan het kind vragen naar zijn of haar interesses en er in de les naar verwijzen. Ook als het kind zelf niet praat, kan de leerkracht wel praten over wat het kind boeit.

Zorgen voor integratie

Een kind met leerproblemen is doorgaans het beste op zijn plek in zijn of haar reguliere jeugdwerkklas. Dat is belangrijk voor het kind zelf en voor de leeftijdgenootjes van het kind. De integratie helpt het kind begrijpen wat gepaste sociale interactie en gewenst gedrag in de kerk is, en bereidt het kind voor op de overgang naar de jongerenklassen. Leeftijdgenoten krijgen zo ook de kans om te helpen en te leren van de unieke inzichten die kinderen met een beperking te bieden hebben. Samen tijd doorbrengen kan ook vriendschapsbanden in de hand werken — een belangrijk aspect om erbij te horen in de kerk.

Toen onze zoon nog een kleuter was, ging hetzelfde meisje in het jeugdwerk vaak naast hem zitten. Ze maakte kaartjes en plaatjes voor hem als hij er niet was. Onze zoon wist ons haar naam niet te vertellen, maar hij pakte haar steevast bij de hand en noemde haar ‘mijn vriendin’. Door die vriendschap kon zij hem helpen en ging hij graag naar de kerk.

Een ouder of leerkracht kan het kind de eerste dag in een nieuwe groep aan de andere kinderen persoonlijk voorstellen, en toelichten wat hij of zij goed kan en graag doet. Vervolgens kan de handicap aan de orde komen, zodat de kinderen in de klas begrijpen waar het kind behoefte aan heeft en waarom het bepaald gedrag vertoont. Als ouders en leidinggevenden in de kerk daar open over zijn, sluiten de andere kinderen vaak eerder vriendschap met hem of haar.

Overweeg de inschakeling van een deskundige om jeugdwerkleerkrachten te steunen bij een plan om het kind meer bij de klas te betrekken. Soms is de leerkracht van school gewillig om de ouders en jeugdwerkleidsters technieken bij te brengen die bij het kind op school goed lijken te werken. De leerkracht wil misschien zelfs wel naar de kerk komen om praktijkvoorbeelden te laten zien.

Bij uitzondering kan het kind apart les krijgen of zijn andere aanpassingen gewenst. Onder Primary (Jeugdwerk) bij Serving in the Church (Dienen in de kerk) op LDS.org vindt u nadere informatie.5

Steun bieden in de klas

In iedere jeugdwerkklas kan het een hele uitdaging zijn om in de behoeften van alle kinderen te voorzien. Wanneer een kind met beperkingen deel uitmaakt van de groep, kan een tweede leerkracht of assistent worden geroepen. De leerkrachten wisselen elkaar dan af bij het lesgeven en hulp bieden aan het kind. Een assistent kan gericht met het gehandicapte kind werken. Functionarissen in het jeugdwerk dienen hun lesschema’s op elkaar af te stemmen, een communicatiesysteem te ontwikkelen en te bespreken hoe ze uiteenlopende situaties gaan aanpakken. Zoals altijd zijn gebed, communicatie en planning essentieel voor een geslaagde samenwerking en opbouwend onderwijs.

Denk er bij de roeping van een tweede leerkracht of assistent aan dat de ouders al 24 uur per dag bezig zijn met het grootbrengen van het kind, plus alle zorgen die daarbij komen kijken. Zij zijn er veelal bij gebaat om hun eigen zondagsschoolklas bij te wonen of in andere roepingen werkzaam te zijn. Door die korte onderbreking doen ze wellicht nieuwe energie op om de komende week aan te kunnen.

Lesplannen aanpassen

In het handboek van de kerk staat: ‘Leidinggevenden en leerkrachten betrekken leden met een handicap zo volledig mogelijk bij vergaderingen, lessen en activiteiten. De lessen, toespraken en onderwijsmethoden worden aan de behoeften van ieder individu aangepast.’6 Lesgeven op een wijze die in de behoeften van alle leerlingen voorziet, vereist de nodige gebeden, creativiteit en inspanning.

Zoek eerst uit hoe het kind het beste leert. De koppeling Leader and Teacher Resources (Hulpbronnen voor leidinggevenden en leerkrachten) op lds.org/disability bevat informatie over lesaanpassingen. Onder de verschillende kopjes staan aanvullende suggesties voor iedere handicap. Onder Primary (Jeugdwerk) bij Serving in the Church (Dienen in de kerk) op LDS.org vindt u ook nuttige informatie. Aanpassingen voor een kind met een beperking zijn ook voor de andere kinderen vaak nuttig. De volgende aanpassingen hebben mij goed geholpen:

  • Visueel: Veel kinderen leren visueel. Plaatjes en andere voorwerpen maken voor hen abstracte ideeën duidelijker. De tweede leerkracht of assistent kan naast het gehandicapte kind gaan zitten en het ter illustratie tijdens de les tekeningen of plaatjes laten zien. Als het kind zelf graag tekent, geef het dan papier om met de assistent samen te tekenen wat in de les ter sprake komt.

  • Auditief: Kinderen die leren door te luisteren, zijn dol op verhalen. Ze genieten er ook van als leerkrachten het verhaal met hun stem kracht bijzetten — bijvoorbeeld door te fluisteren, een uitroep van verbazing te bezigen of bij spannende stukjes het tempo te versnellen. Leerkrachten moeten verhalen uit de les eventueel vereenvoudigen en inkorten, zodat het kind met een beperking die beter kan begrijpen en volgen. U zou het verhaaltje kunnen vertellen, en de beginselen uit het verhaal vervolgens kunnen bespreken en toepassen op een bestaande situatie of een verhaal of gebeurtenis waarmee het kind bekend is.

  • Tactiel: Kinderen die leren door aanraking, houden ervan om voorwerpen vast te pakken en die te betasten. Als een verhaal in de les buiten plaatsvindt, kan de leerkracht bijvoorbeeld een gladde steen, tak of knuffelbeest meenemen om tijdens het verhaal te laten zien en in de groep rond te laten gaan. Knutselspullen en kleurplaten zijn ook nuttig en tastbaar.

Meedoen met de participatieperiode en andere activiteiten

Meedoen is belangrijk voor kinderen met een handicap. Wees creatief en betrek ze bij de Schriftteksten, gebeden en toespraakjes in de participatieperiode. Kinderen met een spraakprobleem kunnen bijvoorbeeld met behulp van plaatjes communiceren. Of sommige kinderen willen wel op het podium staan maar zijn te verlegen of onwillig om te spreken. Laat het kind dan verrukt op het podium staan terwijl een ouder de woorden uitspreekt. Het kind kan dan de plaatjes voor de toespraak vasthouden of voordoen hoe je je handen vouwt of armen over elkaar doet om te bidden.

Hier zijn enkele andere activiteiten en mogelijke aanpassingen:

  • Jeugdwerkpresentatie in de avondmaalsdienst. Een kind met een handicap heeft misschien baat bij extra hulp en flexibiliteit omdat de presentatie in de avondmaalsdienst anders is dan anders. Laat het kind meedoen met verschillende oefeningen, zodat het op de veranderingen kan inspelen. Laat het kind bijvoorbeeld naast de assistent zitten, die aanwijzingen kan geven wanneer een lied of toespraak aan bod is. Als het kind door al het geluid of de aanblik van de mensen in de zaal snel overweldigd is, laat het dan met de assistent samen ergens aan de zijkant voorin de zaal plaatsnemen. Zo kan hij of zij kleuren, een plaatjesboek lezen of even naar de gang gaan zonder de andere kinderen af te leiden. Het kind kan dan ook gewoon naar voren gaan en een toespraakje houden of meedoen met zingen, en daarna weer gaan zitten om rustig te worden. Voor een ander kind is zitten op het podium geen probleem, als het maar iets heeft om mee te friemelen of te spelen, zoals een paar paperclips of een glad steentje. Vooral kinderen die in grote groepen snel zijn afgeleid, hebben daar baat bij.

  • Participatieperiode. Als de klas van het kind iets in de participatieperiode moet doen, zorg er dan voor dat het kind met een handicap zich er ook prettig bij voelt. Als de klas een sketch opvoert, geef het kind dan ook gewoon een rol, waarbij het een kostuum draagt net als de anderen, desnoods zonder veel te hoeven zeggen. Het versterkt de onderlinge band als ze dingen met hun klasgenoten doen.

  • Extra programma’s. Als het jeugdwerk deelneemt aan een activiteit, zoals een talentenshow of een kerstprogramma, en het kind met een beperking last heeft van harde geluiden of grote drukte, laat haar of zijn klas dan als eerste optreden. Dan kunnen de ouders met het kind al dan niet naar huis gaan als het teveel dreigt te worden.

De zegeningen plukken

Dankzij mijn zoon met autisme heb ik nu een ander beeld van wat het betekent om een kind van God te zijn. Ik weet meer dan ooit dat onze hemelse Vader ieder van ons persoonlijk kent en liefheeft. Hij kent onze behoeften en geeft ouders en leidinggevenden ingevingen door de Heilige Geest om te zorgen voor en een zegen te zijn in het leven van onze gezinsleden en de kinderen die we dienen. Ik waardeer en respecteer ook veel meer de jeugdwerkleerkrachten van onze zoon en de leiders en leidsters in de kerk die vriendschap met hem hebben gesloten. Zij zijn geweldige voorbeelden van de liefde van de Heiland.

Een kind met cognitieve beperkingen onderwijzen vergt extra tijd en moeite en kan wel eens frustrerend zijn. Maar door gebed, inspiratie en vertrouwen op de Heer kunnen we slagen in de vervulling van ons rentmeesterschap om die bijzondere kinderen te helpen.

Noten

  1. Zie bijvoorbeeld Matteüs 8:1–17; 9:1–13, 18–38.

  2. M. Russell Ballard, in: ‘Behold Your Little Ones’, Tambuli, oktober 1994, p. 40; ‘Great Shall Be the Peace of Thy Children’, Ensign, april 1994, p. 60.

  3. Handboek 2: de kerk besturen (2010), 21.1.26.

  4. Zie Onderwijzen — geen grotere roeping (1999), p. 71.

  5. Zie ‘Teaching All Children, Including Those with Disabilities’, lds.org/pa/display/0,17884,5727-1,00.html.

  6. Handboek 2, 21.1.26.

De zesjarige Courtney T., die het syndroom van Down heeft, houdt een toespraakje in het jeugdwerk met de hulp van haar broer Justin. In het handboek van de kerk staat: ‘De lessen, toespraken en onderwijsmethoden worden aan de behoeften van ieder individu aangepast.’

Auteur Danyelle Ferguson met haar zoon Isaac, die autisme heeft.

Emily S. en haar vierjarige zoon, Landon, die een pervasieve ontwikkelingsstoornis heeft, praat met jeugdwerkpresidente Debra Maloof over de dingen die Landon leuk vindt en welke onderwijsaanpak goed werkt. Een kind met beperkingen heeft het meest baat bij een eensgezinde aanpak door zowel het kind, zijn of haar ouders, en de leidinggevenden in een geest van eenheid en samenwerking.

Deelname in een reguliere jeugdwerkklas helpt zowel een kind met leerproblemen als de andere kinderen in de klas. Hier leest Audrey S. de Schriften met Isaac.

De vierjarige Brooklyn C. (derde kind van links), die autisme heeft, houdt van zingen in het jeugdwerk; haar ouders zeggen dat ze altijd al goed op muziek heeft gereageerd en dat het tactiele aspect van spelen met de vingers het voor Brooklyn en andere kinderen nog boeiender maakt.

Links: foto Robert Casey; rechts: foto Erin Jensen

Links: foto Robert Casey; rechts: foto Erin Jensen

Foto’s Robert Casey