2012
Een lege vont
Februari 2012


Uit het zendingsveld

Een lege vont

Hoe konden we een doop verrichten zonder water voor de vont?

Het was 7.45 op een regenachtige ochtend hier in Freetown in Sierra Leone (West-Afrika). Wij (de voltijdzendelingen in het district Freetown) hadden een doopdienst gepland en waren vastbesloten die door te laten gaan, ongeacht de weersomstandigheden. Op dat moment kreeg ik een telefoontje van broeder Allieu, een lid uit onze gemeente, maar ik begreep niet helemaal wat hij zei. Hij sprak namelijk nogal snel in het Krio, de plaatselijke taal. Ik verzocht hem even diep adem te halen en langzaam te spreken. Dat deed hij en zei vervolgens: ‘Elder Naeata, er is geen water voor de doopvont. Het spijt me. Er is geen water.’

Ik bedankte hem voor het telefoontje en vertelde het slechte nieuws toen aan de andere zendelingen. We begonnen meteen na te denken hoe we die heilige verordening toch konden voltrekken. Elder Agamah opperde toen de waterval en vijver bij de berg op de plek Mellow in de buurt. De zendelingen waren het allemaal eens dat we de doop daar zouden doen, dus vroegen we om toestemming.

Toen iedereen later die ochtend bijeen was gekomen aan de voet van de berg, besefte de groep opeens wat hun boven het hoofd hing. Het gezelschap was echter vastbesloten en liet zich niet tegenhouden om de klim te beginnen. Mannen en vrouwen en zelfs kinderen liepen vrolijk kwebbeldend het natte en glibberige pad op. We gingen geleidelijk omhoog en maakten een korte omweg om de rivier over te steken.

Tijdens de klimtocht begon het enthousiasme van enkele aanwezigen in de toenemende regen af te nemen, maar we gingen met goede hoop voorwaarts. Toch leek er maar geen einde te komen aan het onherbergzame pad. Uiteindelijk kwamen we op onze bestemming aan. Ons hart was vol vreugde, maar de regen bleef maar op ons neerkomen. We troffen schuilend tegen de regen onder een grote mangoboom de nodige voorbereidingen voor de doopdienst.

We openden met de lofzang ‘Gods Geest brandt in ’t harte’ (lofzang 2). Na de openingswoorden gingen we naar de doopplek. Het water van de waterval gutste de vijver in, waar we de heilige verordening zouden verrichten.

Een vader stapte de vijver in en hielp zijn zoon het water in, toen de regen plotseling ophield. De zon brak door de wolken heen en verlichtte de vijver met haar stralen. We konden de aanwezigheid van de Geest voelen. Nadat de vader zijn zoon had gedoopt, doopte een man zijn vrouw, waarna de zendelingen hun onderzoekers doopten. De zon bleef stralen, net als de glimlach op ons gezicht.

We sloten de dienst af met ‘Kom, volg Mij na (lofzang 82). Wij volgden Hem inderdaad na. Wij volgden onze Heiland na de berg op en af, volle, stromende beken over, de steile en natte paden op en, door de regen heen. En de dopelingen volgden het voorbeeld van de Heiland daadwerkelijk na toen zij de wateren van de doop betraden.

Illustratie Allan Garns