2012
In kuisheid en deugd onderwijzen
Oktober 2012


Ons gezin, ons thuis

In kuisheid en deugd onderwijzen

Afbeelding
Matthew O. Richardson

Ouders kunnen deze zes tips gebruiken om met het hun kinderen over seksuele intimiteit te praten.

Ik ben in de gelegenheid om wereldwijd met jongeren en jongvolwassenen uit alle rangen en standen te spreken. Zo sprak ik een keer met een groep geweldige tieners over deugd, kuisheid en zedelijk leven. Nadat ik ze gezegd had hoezeer ik onder de indruk was van hun opmerkingen, zelfvertrouwen, voorkomen en gedrag, vroeg ik: ‘Hoe komt het dat jullie je mening zo helder kunnen verwoorden, overtuigd van jullie gelijk, en dat jullie je zo op je gemak voelen met zo’n gevoelig onderwerp als seksualiteit?’ Een jonge vrouw antwoordde onmiddellijk: ‘Ik heb ouders die mij onderwijzen.’ De anderen knikten instemmend. Deze eenvoudige maar belangrijke ervaring beklemtoont de invloed die ouders op hun kinderen hebben — in het bijzonder bij gespreksonderwerpen als deugd, kuisheid, seksuele intimiteit, en gepaste relaties.

Helaas praten veel ouders niet of niet vaak genoeg met hun kinderen over seksuele zaken. Uit een enquête die ik onlangs onder tweehonderd actieve jonge heiligen der laatste dagen hield bleek dat slechts vijftien procent hun ouders als de voornaamste informatiebron voor seksuele zaken beschouwden. Deze jongeren zeiden dat ze hun kennis over dit belangrijke onderwerp grotendeels van hun vrienden of leeftijdgenoten, het internet, de media, het amusement, schoolboeken, naaste verwanten of hun kerkleiders kregen.

Natuurlijk is het geen makkelijk onderwerp. Maar ik geloof dat ouders de beste leraars van dergelijke heilige beginselen zijn. De volgende tips zullen u eenvoudige, doeltreffende, permanente beginselen en gewoonten helpen ontwikkelen die doeltreffend onderwijzen en leren bevorderen — in het bijzonder om uw kinderen te leren hoe ze deugdzaam en kuis kunnen zijn.

Onderwijzen en leren dienen vroeg te beginnen. Ouders die hun kinderen doeltreffend onderwijzen in seksuele zaken zijn zich ervan bewust dat de meeste kinderen op een vele jongere leeftijd met dergelijke zaken in aanraking komen dan zij of hun ouders verwachten of wenselijk vinden. Veel kinderen krijgen al rond hun elfde op het internet seksuele onderwerpen onder ogen, soms zelfs jonger. Overal om ons heen, in theaters, bioscopen, sportwedstrijden, reclames en zelfs de sociale media, zien en horen we steeds meer seksueel getinte afbeeldingen en toespelingen.

Sommige ouders vragen zich terecht af: ‘Wanneer moet ik met mijn kinderen over seksueel gerelateerde zaken praten?’ Het hangt af van de leeftijd en het begripsvermogen van het kind en de specifieke situatie. Ouders zullen geestelijke leiding krijgen als ze het gedrag van hun kinderen biddend en behoedzaam gadeslaan, goed naar hun kinderen luisteren, en de tijd nemen om te overwegen wanneer en waarin ze onderwijzen. Zo herinner ik mij dat mijn zoontje, die toen net vijf was, mij vragen over zijn edele delen begon te stellen. Hoewel hij mij een beetje voor het blok zette, was het duidelijk dat we erover moesten praten. Toen ik nadacht over hoe ik dat ging aanpakken, werd het mij echter duidelijk dat dit niet de tijd was om het met mijn zoon over elk seksueel gerelateerd onderwerp te hebben.

Onderwijzen en leren dienen vaak plaats te vinden. Leren is een proces in plaats van een eenmalige gebeurtenis. Het lijkt erop dat mensen de seksuele voorlichting van kinderen als een eenmalige gebeurtenis zien. Alsof ouders dit onderwerp na één gesprekje achter zich kunnen laten. Dat is niet de meest doeltreffende leermethode. De Heiland maakte duidelijk dat we ‘regel op regel, (…) voorschrift op voorschrift’ (2 Nephi 28:30) leren. We zullen meer succes hebben in ons onderricht als we met onze opgroeiende kinderen over dit onderwerp van gedachten blijven wisselen. Ouders die dit beginsel begrijpen, bereiden zich mentaal, emotioneel en geestelijk voor om met hun kinderen tijdens de kinderjaren en de tienertijd over seksueel gerelateerde zaken te praten.

Doeltreffend onderwijzen en leren hangen af van de band tussen de leraar en de lerende. De meeste ouders praten niet graag met hun kinderen over seksueel gerelateerde onderwerpen, omdat ze niet weten wat ze moeten zeggen. Hoewel dat van belang is, is doeltreffend onderwijzen en leren veel meer dan praten over het onderwerp zelf. In feite is de wijze waarop ouders dit onderwerp met hun kinderen bespreken veel belangrijker dan wat ze zeggen. Onderzoek wijst uit dat de ouders die de meeste invloed hebben op hun kinderen in seksuele zaken de ouders zijn die openhartig met hun kinderen communiceren, liefde en zorg uiten, en actief betrokken zijn bij het leven van hun kinderen.1

De opmerkingen die ik te horen kreeg tijdens mijn informele enquête onder jonge heiligen der laatste dagen kwamen er grotendeels op neer dat ze wilden dat hun ouders vaker en openhartiger over seksueel gerelateerde zaken zouden praten. Deze jongvolwassenen wilden niet alleen dat hun ouders meer betrokken waren, maar ook dat ze ‘met hen praten in plaats van tegen hen te praten’. Ze verlangden naar gesprekken die ‘ongedwongen’, ‘normaal’, ‘aangenaam’ en veel minder ‘gênant’ waren. Dat zou voor ouders een stimulans moeten zijn om benaderbaar en aanspreekbaar te zijn, soepeler te zijn en kalm te blijven als een bepaald onderwerp ter sprake komt, een bepaalde situatie zich voordoet, zelfs als het tijdstip verre van florissant is. Als er iets is waarin ouders zich kunnen verbeteren zodat ze hun kinderen kunnen onderwijzen in zaken die er het meest toe doen, dan is het wel dat ze zich zo gedragen dat hun kinderen het gevoel hebben dat ze in alle rust en veiligheid over alle mogelijke onderwerpen met hen kunnen praten, vooral over de meer intieme zaken.

Onderwijzen en leren zijn het doeltreffendst als het onderwerp relevant en actueel is. Afhankelijk van onze benadering kan praten over seksuele intimiteit gênant, onrealistisch, onhandig en zelfs prekerig overkomen. Als we het goed willen doen, zullen we moeten beseffen dat de meeste vragen en zorgen van onze kinderen hun oorsprong hebben in wat zij in het dagelijks leven meemaken en zien gebeuren. Als we onze kinderen aandacht schenken, naar ze luisteren en ze gadeslaan, zullen we onderkennen waar we met hen over moeten praten.

Films, mode, rages, televisieprogramma’s, reclames of songteksten bieden voldoende gelegenheid om over morele normen te praten. En als we oog hebben voor de relaties en interacties van onze kinderen met anderen, de manier waarop zij en hun leeftijdgenoten zich kleden, hun taalgebruik, hoe belangrijk het andere geslacht voor hen is, alsmede de verschillende interpretaties van kuisheid en de morele normen in de samenleving, zullen zich andere gelegenheden aandienen. Het dagelijks leven zal meer dan voldoende gelegenheid bieden om met kinderen over moraal en deugd te praten.

Misschien komt onderwijzen wel het beste tot zijn recht als ouders zelf kuis, fatsoenlijk en deugdzaam door het leven gaan. Kinderen zullen veel eerder bereid zijn om naar de raad van hun ouders te luisteren als die gebaseerd is op het goede voorbeeld van hun ouders.

Het tegengestelde is ook waar. Zo heeft ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen gezegd: ‘In veel opzichten spreken onze daden luider dan onze woorden. President Brigham Young (1801–1877) heeft verklaard: “We moeten [onze kinderen] een voorbeeld geven om na te volgen. Beseffen we dat? Hoe vaak zien we niet dat ouders van hun kinderen verlangen dat ze gehoorzaam zijn, zich netjes gedragen, aardig zijn, vriendelijk kijken en spreken, vrolijk zijn terwijl ze zelf zo vaak streng zijn en standjes geven! Dat is zo inconsequent en onredelijk!” Onze kinderen merken die tegenstrijdigheden op en vinden dat wellicht een reden om zich op soortgelijke wijze te gedragen.’2

De lerende leert het meest als de leraar zich in begrijpelijke taal uitdrukt. Veel jongeren en jongvolwassenen uiten hun frustraties over de vage bewoordingen en onuitgesproken boodschappen waarin hun ouders en zelfs kerkleiders zich uitlaten, die vaak meer vragen dan antwoorden oproepen, en meer spanning dan verlichting geven. Dat geldt in het bijzonder als er seksuele zaken ter sprake komen.

Toen ik bisschop van een wijk voor alleenstaanden was, is mij vaak de vraag gesteld wat er onder ‘vrijen’ wordt verstaan. De getrouwe leden in mijn wijk was geleerd dat vrijen verboden is, maar niemand had ze uitgelegd wat dat eigenlijk inhoudt. Het was moeilijk voor ze om zich aan iets te houden wat ze niet begrepen.

President Marion G. Romney (1897–1988), eerste raadgever in het Eerste Presidium, heeft uitgelegd dat het niet genoeg is om op zo’n manier les te geven dat het voor anderen begrijpelijk is, maar dat we altijd zo moeten lesgeven dat niemand het verkeerd kan begrijpen.3 We zullen dus meer succes hebben als we correcte en gepaste termen gebruiken in plaats van vage bewoordingen of zelfs slang. Dat zal het begrip ten goede komen en respect bevorderen.

Overweeg hoe ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen doeltreffend sprak over morele beginselen en normen: ‘Alle seksuele intimiteit buiten het huwelijk, waarmee ik alle opzettelijke contacten bedoel met andermans intieme lichaamsdelen — of dat nu met of zonder kleding is — is zonde en is door God verboden. Het is bovendien een overtreding om die emoties opzettelijk bij jezelf op te wekken.’4

Om doeltreffend te onderwijzen, moeten we er zeker van zijn dat onze leerlingen de boodschap begrijpen. Eenvoudige vragen zoals ‘Beantwoordt dit je vraag?’ of ‘Heb ik dat goed uitgelegd?’ of ‘Heb je nog andere vragen?’ kunnen heel nuttig zijn.

De lerende raakt bekeerd als de leraar de boodschap verbindt aan eeuwige beginselen en normen. In plaats van zich te concentreren op de relevante ‘levensfeiten’ vindt er doeltreffend evangelieonderwijs plaats als we die feiten verbinden met de ‘eeuwige levensfeiten’. Als we het bijvoorbeeld over ons lichaam hebben, kunnen we ingaan op hoe onze liefhebbende hemelse Vader ons lichaam heeft geschapen en hoe we zijn scheppingen met respect en naar zijn verwachting dienen te benaderen.

Hoewel de wereld wegzakt in onzedelijkheid is er hoop voor toekomende generaties. Deze hoop is gestoeld op ouders die er de tijd voor nemen om het opkomende geslacht in deugd en kuisheid te onderwijzen. Ouders die hun kinderen deugd en kuisheid willen leren, zullen daar meer over willen lezen en hun onderwijsvaardigheden willen verbeteren. Daardoor zullen ze erachter komen dat ‘de Heer [hen] zal grootmaken als [zij] onderwijzen op de manier die Hij heeft geboden.’ Dit is, per slot van rekening, ‘liefdewerk — een kans om anderen te begeleiden in het juiste gebruik van hun keuzevrijheid, hen tot Christus te leiden en de zegeningen van het eeuwige leven te doen ontvangen.’5

Noten

  1. Zie Bonita F. Stanton en James Burns, ‘Sustaining and Broadening Intervention Effect: Social Norms, Core Values, and Parents’. In: Reducing Adolescent Risk: Toward an Integrated Approach, Daniel Romer (red, 2003), pp. 193–200.

  2. Robert D. Hales, ‘Onze ouderlijke plicht jegens God en het opkomende geslacht’, Liahona, augustus 2010, p. 74.

  3. Zie Jacob de Jager, ‘Let There Be No Misunderstanding’, Ensign, november 1978, p. 67.

  4. Richard G. Scott, ‘Serieuze vragen, serieuze antwoorden’, Liahona, september 1997, p. 31.

  5. Onderwijzen – geen grotere roeping (1999), p. 4.

foto-illustratie by david stoker © iri.