2016
Het goddelijke vernuft van de kerk van de Heer
October 2016


Tot we elkaar weerzien

Het goddelijke vernuft van de kerk van de Heer

Uit ‘He Slumbers Not, nor Sleeps’, Ensign, mei 1983, 5–8. Interpunctie en hoofdlettergebruik aangepast.

God weeft zijn tapijt volgens zijn eigen grote ontwerp.

Afbeelding
tapestry of prophets

Foto Mary Ouzounian, met dank aan het Museum voor kerkgeschiedenis

Het goddelijke vernuft in de organisatie van zijn werk en in het roepen van kerkleiders is duidelijk merkbaar. De algemene autoriteiten zijn unieke individuen met een eigen persoonlijkheid. Ze dragen hun verantwoordelijkheid met een brede waaier aan ervaring en achtergrond. Bij discussies in de leidinggevende raden van de kerk staat het ze vrij hun mening te geven. Wie deze interessante werkwijze bestudeert, raakt gefascineerd door de macht van de Heilige Geest die deze mannen beïnvloedt. Kleine maar duidelijk merkbare meningsverschillen worden verzacht en vloeien samen tot een uiting van eenparigheid. ‘Mijn huis is een huis van orde’, heeft de Heer gezegd (zie LV 132:8). Als ik nadenk over deze werkwijze, ervaar ik een voortdurende hernieuwing van mijn geloof. […]

Sommige mensen uiten hun bezorgdheid over het feit dat de president van de kerk waarschijnlijk altijd een man op leeftijd zal zijn. Daarop zeg ik: ‘Wat een zegen!’ Het werk van deze bedeling is begonnen dankzij de profeet Joseph Smith. Hij was jong en energiek en zijn gedachten waren nog niet verstard in de traditie van zijn tijd. Hij bezat een jonge geest die door de Heer van bij het begin gekneed kon worden als frisse, vochtige klei.

De opvolger van Joseph was relatief jong toen hij de verschrikkelijke verantwoordelijkheid kreeg om een volk door de wildernis te leiden om een nieuw land te koloniseren.

De basisbeginselen van onze leer zijn nu vastgelegd en we zijn als volk stevig gevestigd, tenminste tot de Heer de opdracht geeft tot een volgende stap. Wij hebben geen behoefte aan vernieuwing. Wij hebben behoefte aan toewijding aan goddelijke beginselen. Wij hebben behoefte aan trouw aan onze leider, die door God is aangesteld. Hij is onze profeet, ziener en openbaarder. We zullen nooit zonder profeet zijn zolang we het waardig zijn om er een te hebben. Hij hoeft niet jong te zijn. Hij heeft jongere mannen tot zijn beschikking om de wereld af te reizen en het werk van de kerk te verrichten. Hij is de presiderende hogepriester, aan wie alle sleutels van het heilig priesterschap zijn toevertrouwd. Hij is de stem van openbaring van God tot zijn volk.

Een oude spreuk luidt: ‘De jeugd is voor daden, ouderdom voor wijsheid.’

Het is mij een grote geruststelling te weten dat we voor de nabije toekomst een president hebben die is gevormd en onderricht, beproefd en getoetst, wiens getrouwheid aan het werk en onkreukbaarheid in de uitvoering ervan in het smidsvuur van de dienstbaarheid zijn gehard, wiens geloof is gerijpt en wiens nauwe band met God over een periode van vele jaren is ontwikkeld. […]

We hoeven de toekomst niet te vrezen als we ons vasthouden aan de geopenbaarde beginselen.