Verhalen uit de Schriften
Gideon, Alma en Nehor


‘Gideon, Alma en Nehor’, Verhalen uit het Boek van Mormon (2023)

‘Gideon, Alma en Nehor’, Verhalen uit het Boek van Mormon

Alma 1

Gideon, Alma en Nehor

De waarheid met de woorden van God verdedigen

Afbeelding
Alma de jonge luistert naar zijn vader

De Nephieten kozen Alma de jonge als hun opperrechter. Alma was ook de hogepriester van de kerk.

Mosiah 29:41–44

Afbeelding
Nehor wijst naar de hemel

Een man die Nehor heette, begon mensen te onderwijzen in wat hij het woord van God noemde. Maar hij leerde de mensen dat ze God niet hoefden te gehoorzamen en zich niet hoefden te bekeren.

Alma 1:2–4, 15

Afbeelding
mensen brengen Nehor geld

Veel mensen waren blij met wat Nehor zei, en ze geloofden het. Hij wilde dat de mensen hem geld en eer gaven. Hij vond dat hij beter was dan andere mensen. Hij richtte zijn eigen kerk op en veel mensen luisterden naar hem.

Alma 1:3, 5–6

Afbeelding
Nehor maakt ruzie met Gideon

Op een dag kwam Nehor een oude man tegen die Gideon heette. Gideon was een leraar in de kerk van God en had veel goeds gedaan. Nehor wilde dat mensen de kerk verlieten, dus maakte hij ruzie met Gideon. Gideon gebruikte de woorden van God om te laten zien dat Nehor niet de waarheid vertelde. Nehor was kwaad! Hij doodde Gideon met zijn zwaard.

Alma 1:7–9, 13

Afbeelding
Nehor maakt ruzie met Alma

Het volk bracht Nehor naar Alma om recht over hem te spreken. Nehor probeerde zijn daden goed te praten. Hij wilde niet gestraft worden.

Alma 1:10–11

Afbeelding
Alma spreekt recht

Alma zei dat Nehors leringen verkeerd waren en dat ze mensen kwaad konden doen. Alma volgde de wet. Omdat Nehor Gideon had gedood, werd hij ter dood gebracht.

Alma 1:12–15

Afbeelding
Alma denkt aan het volk

Voordat hij stierf, vertelde Nehor het volk dat hij had gelogen. Hij had niet het woord van God verkondigd. Hoewel Nehor had gezegd dat hij fout zat, volgden veel mensen toch nog zijn voorbeeld. Ze logen tegen mensen om lof en geld te krijgen. Maar andere mensen luisterden naar Alma. Ze zorgden voor de armen en onderhielden Gods geboden.

Alma 1:15–16, 25–30