Hoofdstuk 15
Alma onderricht en doopt
Alma bekeerde zich van zijn zonden. Hij ging stiekem naar de Nephieten en vertelde hun wat Abinadi had gezegd. Alma zei dat de mensen geloof in Jezus Christus moesten hebben, en dat ze zich moesten bekeren.
Overdag verstopte Alma zich in een bos. Vlakbij was een meertje, dat de wateren van Mormon werd genoemd.
De mensen die Alma geloofden, gingen naar de wateren van Mormon om zich te laten dopen. Daar doopte Alma meer dan tweehonderd mensen. Ze werden lid van de Kerk van Christus.
Alma ordende priesters zodat die de mensen konden onderwijzen. Hij zei tegen de priesters dat ze bekering en geloof in Jezus Christus moesten onderwijzen. Hij zei ook dat ze geen ruzie mochten maken, en dat ze één moesten zijn.
Het volk van Alma hield van elkaar en diende elkaar. Ze deelden al hun bezittingen en waren dankbaar dat ze over Jezus Christus, hun Verlosser, hadden geleerd.
De dienstknechten van koning Noach zagen dat Alma het volk onderwees. De koning zei dat Alma de Nephieten tegen hem ophitste en stuurde een leger om ze te doden.
Maar God waarschuwde Alma dat het leger van koning Noach eraan kwam. De mensen vluchtten met hun gezinsleden, hun dieren en al hun bezittingen de wildernis in.
God maakte het volk van Alma sterk. Zo konden ze aan het leger van koning Noach ontsnappen. De soldaten zochten en zochten, maar ze konden hen niet vinden.
Na acht dagen in de wildernis kwam het volk van Alma in een prachtig land met zuiver water. Ze zaaiden gewassen en bouwden gebouwen.
De mensen wilden dat Alma hun koning was, maar Alma zei dat het niet mocht omdat God niet wilde dat ze een koning hadden. God wilde dat ze vrij waren.