Hoofdstuk 7
De bouw van het schip
Nephi wist niet hoe hij een schip moest bouwen, maar de Heer zei dat Hij hem zou helpen. Hij vertelde Nephi waar hij metaal kon vinden, zodat Nephi gereedschap kon maken.
Laman en Lemuel lachten Nephi uit omdat hij een schip wilde bouwen. Ze geloofden niet dat de Heer had laten zien wat Nephi moest doen. Ze wilden hem niet helpen.
Nephi zei dat Laman en Lemuel zich moesten bekeren, en dat ze niet opstandig mochten zijn. Hij herinnerde hen aan de engel die ze hadden gezien. Hij vertelde hun ook dat God de macht heeft om alle dingen te doen.
Maar Laman en Lemuel waren kwaad op Nephi en ze wilden hem in de zee gooien.
Ze kwamen op Nephi af. Maar hij verbood ze om hem aan te raken, omdat hij de macht van God had. Dagen later waren Laman en Lemuel nog steeds bang.
Toen zei de Heer tegen Nephi dat hij Laman en Lemuel moest aanraken. Op het moment dat Nephi dat deed, gaf de Heer ze een schok. Zo wisten Laman en Lemuel dat Nephi de macht van God had.
Nephi zei dat Laman en Lemuel hun ouders en God moesten gehoorzamen. Hij zei dat ze zouden worden gezegend als ze dat deden.
Laman en Lemuel bekeerden zich en hielpen Nephi met de bouw van het schip.
Nephi ging vaak de berg op. Daar bad hij om hulp. De Heer liet hem zien hoe hij het schip moest bouwen.
Toen het schip af was, wisten Nephi en zijn broers dat het een goed schip was. Ze dankten God omdat Hij hen had geholpen.