Verhalen uit de Schriften
Hoofdstuk 18:{1><1} Jezus kiest zijn apostelen


Hoofdstuk 18

Jezus kiest zijn apostelen

Afbeelding
Jesus teaches people from a boat on the shore of the Sea of Galilee - ch.18-1

Op een dag sprak Jezus tot de mensen vanaf een boot bij de oever van het meer van Galilea. De boot was van een man die Petrus heette.

Afbeelding
Jesus tells Peter to take his boat into deep water - ch.18-2

Petrus en zijn vrienden hadden de hele nacht gevist en niets gevangen. Nadat Jezus tot de mensen had gesproken, liet Hij Petrus met de boot naar diep water varen. Toen zei Hij dat Petrus en zijn vrienden hun netten in het water moesten gooien.

Afbeelding
Peter catches so many fish that the net breaks - ch.18-3

Ze vingen zoveel vis dat hun netten bijna scheurden.

Afbeelding
Peter calls to men in another boat to help carry all the fish - ch.18-4

Petrus riep zijn vrienden in een andere boot om te komen helpen. Ze vulden beide boten met vis totdat ze bijna zonken.

Afbeelding
Peter is amazed at the number of fish he has caught - ch.18-5

Petrus en zijn vrienden waren verbaasd. Ze wisten dat Jezus Christus daarvoor gezorgd had.

Afbeelding
Peter kneels at the Savior's feet - ch.18-6

Petrus knielde bij de voeten van de Heiland. Hij zei dat hij niet goed genoeg was om bij Jezus te vertoeven. Jezus zei dat Petrus niet bang hoefde te zijn.

Afbeelding
Jesus tells Peter, James and John to follow Him - ch.18-7

Twee vrienden van Petrus, Jakobus en Johannes, waren broers. Jezus zei tegen Petrus, Jakobus en Johannes dat zij Hem moesten volgen en ‘vissers van mensen’ moesten worden. De mannen lieten alles achter en gingen met Jezus mee. De Heiland vroeg ook andere mensen om Hem te volgen.

Afbeelding
Jesus ordains the Apostles - ch.18-8

Jezus koos twaalf apostelen om zijn kerk te leiden. Hij bad de hele nacht dat Hij de juiste mannen zou kiezen. De volgende ochtend koos en ordende Hij twaalf mannen. Hij gaf ze het priesterschap en het gezag om apostel te zijn.

Afbeelding
The Apostles go forth to preach - ch.18-9

De apostelen reisden naar veel steden. Zij verkondigden het evangelie en genazen zieke mensen. Ze kwamen terug om aan Jezus te vertellen wat ze hadden gedaan.