Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 19: Leiderschap


Hoofdstuk 19

Leiderschap

‘Als u toekomstige leiders voor de kerk, [uw] land en in uw gezin wilt opleiden, moet u standvastig in het geloof zijn en onwankelbaar in de aanwezigheid van het kwaad.’

Uit het leven van Ezra Taft Benson

Ezra Taft Benson leerde op jonge leeftijd al leiderskwaliteiten ontwikkelen. Toen hij bijna dertien was, werd zijn vader op zending geroepen. Als het oudste kind in het gezin nam Ezra in de afwezigheid van zijn vader veel leidinggevende taken op de familieboerderij op zich. Enkele jaren later, toen hij naar de Britse Zending was geroepen, diende hij als gemeentepresident en als president van de Newcastle Conference (vergelijkbaar met wat nu een district is). Later is hij in drie ringpresidiums werkzaam geweest — één keer als raadgever, één keer voor een korte periode als ringpresident en één keer voor een langere periode als ringpresident. Beroepsmatig heeft hij vele leidinggevende functies in de landbouwindustrie bekleed. Op grond van zijn leiderschap en deskundigheid op landbouwgebied vroeg president Dwight D. Eisenhower hem voor de hoogste landbouwpost in de Verenigde Staten. Acht jaar lang werkte hij onder president Eisenhower als minister van landbouw.

Voordat hij president van de kerk werd, was president Benson twaalf jaar president van het Quorum der Twaalf Apostelen. De quorumleden hadden groot respect voor hun leider. Ouderling Bruce R. McConkie ‘vertelde familieleden vaak dat volgens hem niemand in de kerk in bestuurlijk opzicht aan president Benson kon tippen’.1

President Benson stimuleerde de leden van het Quorum der Twaalf hun mening niet onder stoelen of banken te steken, ook al was hij zelf een andere mening toegedaan. Toen ouderling Russell M. Nelson pas tot het quorum was toegetreden, leek het hem gepast zich eerst op de vlakte te houden. ‘Maar [president Benson] wilde daar niets van weten’, zei hij. ‘Het was zelfs zo dat als ik mijn mond ergens over hield, hij de woorden uit me trok.’2

Hoewel president Benson naar ieders mening vroeg, liet hij een bespreking niet alle kanten opgaan. President Howard W. Hunter zei dat hij ‘wist hoe hij [de] apostelen een openhartige bespreking kon laten voeren en in staat [was] die te sturen en te leiden, en tot een unaniem en eensgezind besluit te komen’.3 Wanneer ‘hij vond dat er genoeg gediscussieerd was, zei hij gewoonlijk: “Ik denk dat we genoeg hooi verzameld hebben. Laten we er balen van maken”, waarna er een besluit werd genomen.’4

President Benson gaf om wie hij leidde en onderwees door zijn voorbeeld. ‘Hij houdt als geen ander rekening met zijn collega’s en met hun welzijn’, zei president Gordon B. Hinckley. ‘Hij vraagt anderen niets te doen waartoe hij zelf niet bereid is, maar stelt een voorbeeld van hulpvaardigheid dat wij kunnen volgen.’5 President Benson kon werkzaamheden ook doeltreffend delegeren, want hij zorgde er wel voor dat anderen ervan leerden en groeiden.

In de algemene conferentie waarin president Benson als president van de kerk gesteund werd, sprak president Gordon B. Hinckley zijn overtuiging uit dat de Heer president Benson gekozen en voorbereid had om de kerk te leiden:

‘Ik geef u mijn getuigenis dat het de Heer was die bijna drieënveertig jaar geleden Ezra Taft Benson als lid van het Raad der Twaalf Apostelen koos. Het is de Heer die hem al die jaren beproefd en getraind, geleid en voorbereid heeft. […]

‘Als iemand die hem kent en aan zijn zijde staat, getuig ik dat hij een man vol geloof is, een ervaren leider met liefde voor de Heer en zijn werk, met liefde voor de zoons en dochters van God waar ook ter wereld. Hij is een man die zijn bekwaamheid bewezen heeft.’6

Afbeelding
President Ezra Taft Benson with his counselors Gordon B. Hinckely and Thomas S. Monson.

President Ezra Taft Benson en zijn raadgevers in het Eerste Presidium: president Gordon B. Hinckley (links) en president Thomas S. Monson (rechts)

Leringen van Ezra Taft Benson

1

Effectieve leiders zijn standvastig in het geloof en geven het goede voorbeeld.

Christus’ leiderschap won aan kracht door het voorbeeld dat Hij gaf. Zijn oproep luidde: ‘Kom hier, volg Mij!’ […] Hij wist mensen zover te krijgen dat zij loyaal en toegewijd aan de beginselen van rechtschapenheid waren, omdat hun liefde voor Hem de grote motiverende factor was. Hij heeft ons doen inzien dat de goddelijke eigenschappen in ieder van ons tot volle bloei kunnen komen. Zijn voorbeeld blijft het mensdom de meeste hoop en kracht geven.7

Als u toekomstige leiders voor de kerk, [uw] land en in uw gezin wilt opleiden, moet u standvastig in het geloof zijn en onwankelbaar in de aanwezigheid van het kwaad. Ook moet u de aansporing van Paulus volgen: ‘Doet de wapenrusting Gods aan, om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels; want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.’ (Efeziërs 6:11–12.)8

Onze jeugd heeft minder critici en meer goede voorbeelden nodig. U bent het voorbeeld naar wie ze kijken voor een patroon in hun leven dat ze kunnen volgen en aanhouden. Ze zullen de inspiratie nodig hebben die van u kan komen als u de leringen van het evangelie volledig naleeft.9

2

Mensen reageren op doeltreffend leiderschap.

Nederigheid

Een van de kenmerken van groot leiderschap is altijd nederigheid van geest geweest en zal dat ook altijd zijn.10

Geestelijke kracht

Geestelijke kracht bevordert positieve gedachten, positieve idealen, positieve gewoonten, een positieve houding en positieve daden. Die kwaliteiten bevorderen weer wijsheid, lichamelijk en mentaal welzijn, en enthousiaste acceptatie en reacties bij anderen.11

Alleen wie positief in het leven staan, kunnen elkaar opbeuren en aanmoedigen tot meer liefdadigheid, tot meer succes, tot meer kracht.12

Inspiratie is onmisbaar om goed leiding te geven. […] We moeten de geest van inspiratie bezitten, of we nu onderwijzen (LV 50:13–14) of de aangelegenheden van het koninkrijk besturen (LV 46:2).13

Er is geen goed vervangmiddel voor de Geest.14

Kennis

Een echte leider probeert goed op de hoogte te blijven. Hij is iemand die handelt op basis van beginselen en niet uit opportunisme. Hij probeert op allerlei manieren te leren en beoordeelt die kennis op basis van geopenbaarde beginselen van hemelse wijsheid.15

Een van de beste manieren voor leiders om de juiste beginselen te begrijpen, is om veel kennis en begrip van de Schriften en het desbetreffende handboek te hebben. De meeste situaties zijn al eens eerder voorgekomen, misschien zelfs wel vaak, en dan zijn het beleid en de werkwijze om het probleem op te lossen al bepaald. Het is daarom altijd verstandig om op de hoogte te zijn van instructies en richtlijnen van de kerk op het gebied van bepaalde problemen die zich voordoen.16

Leiders doen er goed aan de leer van de kerk te bestuderen zodat ze onze leer goed aan anderen kunnen overbrengen. Om met de apostel Paulus te spreken: wij zien u graag als ‘een arbeider, die zich niet behoeft te schamen’ (2 Timoteüs 2:15).17

Loyaliteit

Een goed leider verwacht loyaliteit. Hij geeft op zijn beurt blijk van zijn loyaliteit. Hij steunt degenen aan wie hij een taak heeft toebedeeld. Die loyaliteit is verre van plichtmatig. Hij is loyaal wanneer mensen met wie hij samenwerkt eer te beurt vallen. Hij is trots op hun succes. Hij walst niet over iemand heen zonder eerst te overleggen met degene wiens beslissing hij ter discussie stelt. Hij brengt iemand met wie hij werkt niet in het bijzijn van anderen in verlegenheid. Hij is open en eerlijk tegen hem.18

Eenheid

Er moet sprake zijn van een ‘eenheid die de wet van het celestiale koninkrijk vereist; en Zion kan niet worden opgebouwd, anders dan door de beginselen van de wet van het celestiale koninkrijk’. (LV 105:4–5.) De vereiste beginselen en eigenschappen zijn onder meer eenheid van geest en hart. ‘Ik zeg u: Zijt één; en indien gij niet één zijt, zijt gij de mijnen niet’, draagt de Heiland zijn hedendaagse kerk op (LV 38:27; zie ook Johannes 17:20–23). Nergens is deze vereiste van groter belang dan onder hen die Hij overal in zijn koninkrijk geroepen heeft om te presideren.19

Afbeelding
Two women welcoming another woman to Relief Society.

‘Liefde voor mensen is essentieel voor doeltreffend leiderschap.’

Liefde en uitingen van vertrouwen

Liefde voor mensen is essentieel voor doeltreffend leiderschap. Houdt u van de mensen met wie u werkt? Beseft u dat de waarde van zielen groot is in de ogen van God (zie LV 18:10)? Stelt u vertrouwen in de jongeren? Prijst u hun deugden, complimenteert u ze met hun prestaties? Of neemt u wegens hun fouten een kritische houding jegens hen aan?20

Kritiek krijgen kan moeilijk zijn, maar nog moeilijker is het als onze leider niets zegt over de werkzaamheden die we hebben verricht. Welgemeende en specifieke opmerkingen of berichtjes werken uitermate motiverend.21

We weten […] dat de tijd die een leider aan persoonlijk contact met leden besteedt productiever is dan de tijd die aan vergaderingen en bestuurlijke taken opgaat. Persoonlijk contact is de sleutel tot de bekering van het inactieve lid.22

Vooral in de kerk levert vragen betere resultaten op dan bevelen — en betere gevoelens ook. Vergeet niet te vertellen waarom. Houd de vinger aan de pols hoe een en ander verloopt. Toon uw waardering wanneer mensen instructies goed uitvoeren. Uit uw oprechte vertrouwen wanneer dat gepast is. Wanneer er iets misgaat, doet u er goed aan na te gaan waar u een steekje hebt laten vallen — en wees niet bang om dat ook toe te geven. Bedenk dat uw mensen vrijwilligers zijn die uit vrije wil dienen. Zij hebben de Heer en zijn werk ook lief. Heb hen lief. Waardeer hen. Wanneer u in de verleiding komt een medewerker de wind van voren te geven, doe dat dan niet. Geef hem in plaats daarvan een interessante uitdaging en een klopje op de schouder. In de hele wereld zijn de kinderen van onze Vader in wezen goed. Hij houdt van hen. Dat behoren wij ook te doen.23

Mensen houden er niet van om ergens toe gedwongen te worden, ook niet als het voor hun bestwil is. Maar mensen reageren wel op doeltreffend leiderschap.24

3

Goede leiders delegeren verstandig.

Het voorbeeld van de Heiland in delegeren

De fundamenten van de wereld zelf zijn met gedelegeerd gezag gevormd. Jezus vertelde mensen vaak dat Hij zijn zending op aarde op basis van gedelegeerd gezag uitvoerde. De herstelling van zijn kerk begon met gedelegeerd gezag.

Jezus sprak de Joden in de synagoge toe en zei dat Hij als gedelegeerde van zijn Vader gezonden was: ‘Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft’ (Johannes 6:38).25

Jezus heeft ons het ultieme voorbeeld gegeven van goed besturen door verstandig delegeren. […] Veel van zijn gedelegeerde zendelingen reisden zonder buidel of male. Mensen hebben grote ontberingen doorstaan bij de uitvoering van zijn instructies. Sommigen van hen stierven in zijn dienst een wrede dood. Maar de door Hem afgevaardigde discipelen trokken in zijn naam als onverschrokken leeuwen de wereld in. Zij brachten onvoorstelbare dingen tot stand. Geen leider heeft mannen en vrouwen ooit zo gemotiveerd als Hij dat heeft gedaan.26

De Kerk van Jezus Christus vormt leiders door mensen gedelegeerd gezag te geven. Toen [Jezus] op aarde was, riep Hij twaalf apostelen om Hem in het besturen van de kerk bij te staan. Ook riep Hij zeventigers. Hij delegeerde [aan] anderen. Er zouden in zijn kerk geen toeschouwers zijn. Het was de bedoeling dat allen het koninkrijk van God hielpen opbouwen. En door het koninkrijk op te bouwen bouwden zij aan zichzelf.

Jezus had de verhoging van het individu voor ogen. […]

Jezus zag in elke man een koning, in wie Hij eeuwige leiderschapskwaliteiten wilde ontwikkelen. Op die gedenkwaardige avond na het laatste avondmaal zei Hij tegen de elf […]: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie in Mij gelooft, de werken, die Ik doe, zal hij ook doen, en grotere nog dan deze, want Ik ga tot de Vader.’ (Johannes 14:12.) Jezus wilde het individu door te delegeren verheffen en niet onderdrukken. En in de huidige kerk nemen mannen en vrouwen in vooruitgang toe door de taken die ze gedelegeerd krijgen.27

Afbeelding
One oil painting on wooden panel. Depicts Jesus instructing the Twelve in a rocky landscape beneath a tree. The light suggests early evening. Rmenamts of a small campfire are evident. Jesus extends his right arm while the standing and sitting apostles look at him with a variety of expressions and assumed poses. The subject and title are taken form Matthew Chapter 10.

Tijdens zijn aardse bediening delegeerde Jezus Christus gezag aan zijn twaalf apostelen.

Delegeren in onze organisatie

Goed besturen betekent gezag delegeren. Een deel van de werklast delegeren komt u en uw organisatie ten goede. Effectief besturen is de kunst van het uzelf vermenigvuldigen door anderen in te schakelen.28

Verstandig delegeren houdt, net als effectief onderwijzen of prediken, in dat men zich onder gebed moet voorbereiden. De Heer maakt dat in de volgende woorden duidelijk: ‘En de Geest zal u gegeven worden door het gelovige gebed; en indien gij de Geest niet ontvangt, zult gij niet onderwijzen’ (LV 42:14). En daar kunnen wij aan toevoegen: gij zult zonder de Geest niet delegeren.29

Een verstandig bestuurder in de huidige kerk zal niet proberen het werk zelf te doen en daarmee de suggestie wekken dat niemand anders daartoe echt geschikt is. En als hij delegeert, geeft hij de gedelegeerde de verzekering dat hij volledig achter hem staat.30

Wanneer een taak is toebedeeld, vergeet de leider de desbetreffende persoon en de toebedeelde taak niet. Hij volgt het verloop met belangstelling maar kijkt niet ‘over de schouder’ mee. Hij geeft concrete lof wanneer die verdiend is. Hij geeft nuttige aanmoediging wanneer die nodig is. Als hij merkt dat de taak niet uitgevoerd wordt en een verandering nodig is, handelt hij moedig en vastberaden, maar wel vriendelijk. Wanneer de taak erop zit, geeft hij blijk van zijn erkenning en dank.31

Een verstandig leider is nooit van mening dat alle goede ideeën alleen bij hem vandaan komen. Hij staat open voor suggesties van wie hij leiding geeft. Hij laat ze voelen dat hun inbreng belangrijk is bij de besluitvorming. Hij laat ze voelen dat ze hun beleid uitvoeren, niet alleen het zijne.32

4

Kerkleiders zijn een werktuig in Gods handen en behoren de Geest te zoeken om anderen te leiden en op te bouwen.

In de huidige kerk krijgt een leider doorgaans de prestaties die hij werkelijk verwacht. Hij moet groots denken. Hij moet de mensen die hij een taak geeft, verzekeren dat zij in dienst van de Heer meer macht tot hun beschikking hebben dat bij gewone taken. Het werk van de Heer kan niet mislukken wanneer [we ons] best doen. Wij zijn slechts een werktuig, dit is het werk van de Heer. Dit is zijn kerk, zijn evangelieplan. Wij werken met zíjn kinderen. Als wij ons best doen, zal Hij niet toelaten dat we falen. Hij zal ons grootmaken en zo nodig zelfs boven onze eigen talenten en mogelijkheden laten uitstijgen. Dat weet ik zeker.33

We moeten bedenken dat […] de kerk […] niet de zakenwereld is. Het succes ervan wordt in termen van behouden zielen en niet in winst- en verliescijfers gemeten. We moeten uiteraard efficiënt en productief zijn, maar we moeten ons oog ook op eeuwige doelen gericht houden. Hoed u ervoor seculiere methoden en terminologie op heilige priesterschapszaken toe te passen. Bedenk dat rationele procedures om problemen op te lossen weliswaar nuttig zijn, maar op zichzelf niet voldoende voor het werk in het koninkrijk. Gods werk moet met geloof, gebed en met de Geest worden gedaan, ‘en indien het op een andere wijze gebeurt, is het niet van God’ (LV 50:18).34

De hele bedoeling van de kerk is mannen en vrouwen te vormen die goddelijk in hun opvattingen, eigenschappen en idealen zijn.35

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • President Benson zegt dat leiders een rechtschapen voorbeeld dienen te geven (zie paragraaf 1). Waarom heeft ons voorbeeld zo’n krachtige invloed? Hoe bent u door het rechtschapen voorbeeld van leiders beïnvloed?

  • Bestudeer de kenmerken van goede leiders in paragraaf 2. Waarom zullen mensen volgens u ‘reageren op [dergelijk] leiderschap’? Bedenk wat u kunt doen om die eigenschappen te ontwikkelen.

  • President Benson zegt dat kerkleiders het voorbeeld van de Heiland in delegeren dienen te volgen (zie paragraaf 3). In welke opzichten komt delegeren de opbouw van het koninkrijk van God ten goede? Op welke manieren hebt u profijt gehad van taken die u gedelegeerd hebt gekregen?

  • Hoe zal het karakter van ons kerkwerk veranderen als we inzien dat dit ‘het werk van de Heer’ is en dat ‘wij werken met zíjn kinderen’? (Zie paragraaf 4.) Wat waren uw ervaringen toen u anderen als werktuig in de handen van de Heer hielp?

Relevante Schriftteksten

Exodus 18:13–26; Matteüs 5:13–16; Lucas 22:31–32; Alma 17:1–11; LV 38:23–27

Onderwijstip

‘Mensen stellen het op prijs als hun bijdrage wordt erkend. U kunt ervoor zorgen dat u alle opmerkingen van de leerlingen erkent, en ze zo mogelijk in de les verwerkt.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 35.)

Noten

  1. In: Sheri L. Dew, Ezra Taft Benson: A Biography (1987), p. 429.

  2. In: Ezra Taft Benson: A Biography, p. 430.

  3. In: Ezra Taft Benson: A Biography, p. 430.

  4. In: Ezra Taft Benson: A Biography, p. 429.

  5. In: Ezra Taft Benson: A Biography, pp. 474–475.

  6. Gordon B. Hinckley, ‘Come and Partake’, Ensign, mei 1986, p. 47.

  7. The Teachings of Ezra Taft Benson (1988), p. 345.

  8. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 372.

  9. The Teachings of Ezra Taft Benson, pp. 375–376.

  10. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 371.

  11. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 371.

  12. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 455.

  13. God, Family, Country: Our Three Great Loyalties (1974), p. 126.

  14. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 375.

  15. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 377.

  16. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 375.

  17. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 375.

  18. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 371.

  19. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 372.

  20. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 370.

  21. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 371.

  22. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 147.

  23. The Teachings of Ezra Taft Benson, pp. 376–377.

  24. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 345.

  25. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 378.

  26. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 378.

  27. God, Family, Country, pp. 135–136.

  28. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 379.

  29. The Teachings of Ezra Taft Benson, pp. 379–380.

  30. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 379.

  31. God, Family, Country, p. 140.

  32. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 371.

  33. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 372.

  34. The Teachings of Ezra Taft Benson, pp. 372–373.

  35. The Teachings of Ezra Taft Benson, p. 373.