Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 6: Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser


Hoofdstuk 6

Jezus Christus, onze Heiland en Verlosser

‘Wij verkondigen de goddelijkheid van Jezus Christus. Voor ons is Hij de enige bron van eeuwig heil.’

Uit het leven van Ezra Taft Benson

‘Ik kan me niet herinneren dat er een tijd is geweest dat ik niet in Jezus Christus geloofde’, zei president Ezra Taft Benson. ‘Het lijkt erop dat de realiteit van zijn leven, dood en opstanding altijd een deel van mij is geweest. Ik ben in een gezin met gelovige ouders grootgebracht, die oprecht in Christus geloofden en van Hem getuigden, waarvoor ik erg dankbaar ben.’1

Dat getuigenis van Jezus Christus was het fundament van president Bensons leven. Het bepaalde zijn prioriteiten, beïnvloedde zijn beslissingen en hielp hem bij beproevingen. Het bood hem perspectief op het doel van het sterfelijk leven en vertrouwen in de beloften en zegeningen van het eeuwige leven.

Tijdens zijn apostolische bediening als bijzondere getuige van Jezus Christus getuigde president Benson vaak van de Heiland. Op de vraag die soms gesteld wordt: ‘Zijn mormonen christenen?’ getuigde hij:

‘Wij verkondigen de goddelijkheid van Jezus Christus. Voor ons is Hij de enige bron van eeuwig heil. Wij trachten zijn leringen na te leven en wij kijken uit naar het moment waarop Hij op aarde zal terugkeren om als Koning der koningen en Heer der heren te regeren. Net als een profeet in het Boek van Mormon zeggen we […] “dat er geen andere naam, noch enige andere weg of middel, [is] gegeven waardoor redding tot de mensenkinderen kan komen, dan alleen in en door de naam van Christus, de almachtige Heer” (Mosiah 3:17).’2

President Bensons uitspraken over de goddelijkheid van Jezus Christus waren vaak gekoppeld aan het Boek van Mormon.3 ‘Door middel van het Boek van Mormon heeft God ons voor deze tijd van tastbaar bewijs voorzien dat Jezus de Christus is’, zei hij.4 Hij vertelde dat de ‘belangrijkste zending’ van het Boek van Mormon is mensen van die waarheid te overtuigen.5 ‘Meer dan de helft van alle verzen in het Boek van Mormon verwijst naar onze Heer’, zei hij. ‘In het Boek van Mormon komen meer dan honderd verschillende namen van Hem voor. Die namen hebben een bepaalde betekenis: zij beschrijven zijn goddelijke natuur.’6

Uit president Bensons getuigenis van de Heiland bleek de nauwe band die hij met Hem voelde:

‘Ik heb Hem met mijn hele ziel lief.

‘Ik getuig nederig dat Hij nu dezelfde liefdevolle, barmhartige Heer is als toen Hij de stoffige wegen van Palestina bewandelde. Hij is zijn dienstknechten op deze aarde nabij. Hij geeft ook nu om ieder van ons en heeft ons lief. Daar kunt u van op aan.

‘Hij leeft als onze Heer, onze Meester, onze Heiland, onze Verlosser en onze God.

‘God zegene ons allen dat we in Hem geloven, Hem aannemen, Hem aanbidden, Hem volledig vertrouwen en Hem volgen.’7

Afbeelding
The resurrected Jesus Christ appearing to Mary Magdalene by the Garden Tomb.

‘Er kan geen gebeurtenis belangrijker zijn voor personen of naties dan de opstanding van de Meester.’

Leringen van Ezra Taft Benson

1

Jezus Christus heeft ons wegens zijn oneindige liefde voor ons van de stoffelijke en geestelijke dood verlost.

Geen enkele invloed heeft zo veel voor deze aarde betekend als het leven van Jezus de Christus. Wij kunnen ons ons leven niet voorstellen zonder zijn leringen. Zonder Hem zouden we verdwalen in een doolhof van geloofsopvattingen en aanbiddingswijzen die op angst en duisternis gestoeld zijn en waarin het vleselijke en materialistische hoogtij vieren. Wij schieten schromelijk tekort ten opzichte van het doel dat Hij voor ons gesteld heeft, maar we moeten dat nooit uit het oog verliezen. We moeten evenmin vergeten dat onze grote klimtocht naar het licht, naar volmaaktheid, alleen mogelijk is dankzij zijn leringen, zijn leven, zijn dood en zijn opstanding.8

Onze waardering en dankbaarheid voor wat [Jezus Christus] voor ons heeft gedaan, is alleen mogelijk als we deze essentiële waarheden indachtig zijn:

Jezus kwam naar de aarde om de wil van onze Vader te doen.

Hij kwam met de voorkennis dat Hij de last van de zonden van ons allemaal zou dragen.

Hij wist dat Hij aan het kruis verhoogd zou worden.

Hij werd geboren om de Heiland en Verlosser van het gehele mensdom te zijn.

Hij kon zijn zending vervullen, omdat Hij de Zoon van God was en Hij Gods macht bezat.

Hij was bereid zijn zending te vervullen omdat Hij ons liefheeft.

Niet één sterfelijk wezen had de macht of het vermogen om alle andere stervelingen uit hun verloren en gevallen staat te verlossen, noch kon iemand anders zijn leven afstaan en daarmee een universele opstanding van alle andere stervelingen teweegbrengen.

Alleen Jezus Christus was in staat en bereid om een dergelijke verlossende liefdesdaad tot stand te brengen.9

Jezus Christus […] kwam op een voorbestemde tijd naar de aarde met een koninklijk geboorterecht dat zijn goddelijkheid zeker stelde. In zijn natuur en karakter waren de menselijke eigenschappen van zijn sterfelijke moeder en de goddelijke eigenschappen en vermogens van zijn eeuwige Vader verenigd.

Zijn unieke afkomst gaf Hem recht op de eretitel: de eniggeboren Zoon van God in het vlees. Als de Zoon van God erfde Hij vermogens en intelligentie die geen mens daarvoor of daarna ooit heeft gekend. Hij was letterlijk Immanuël, wat ‘God met ons’ betekent. (Zie Jesaja 7:14; Matteüs 1:23.)

Ook al was Hij als Gods Zoon naar de aarde gestuurd, het goddelijke plan van de Vader vereiste dat Jezus aan alle moeilijkheden en beproevingen van de sterfelijkheid onderworpen werd. Aldus onderging Hij ‘verzoekingen, […] honger, dorst en vermoeidheid’. (Mosiah 3:7.)

Om in aanmerking te komen als de Verlosser van alle kinderen van onze Vader moest Jezus volmaakt gehoorzaam zijn aan alle wetten van God. Daar Hij Zich aan de wil van de Vader onderwierp, vorderde Hij ‘van genade tot genade, totdat Hij een volheid ontving’ van de macht van de Vader. Aldus had Hij ‘alle macht, zowel in de hemel als op aarde’. (LV 93:13, 17.)10

Omdat [Jezus] God was — ja, de Zoon van God — kon Hij het gewicht en de last van de zonden van andere mensen zelf dragen. Jesaja heeft met deze woorden geprofeteerd van de bereidheid van de Heiland om dat te doen: ‘Onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; […] om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden.’ (Jesaja 53:4–5.)

Die heilige, onzelfzuchtige daad om vrijwillig de zonden van alle mensen op Zich te nemen, is de verzoening. Hoe één Persoon de zonden voor allen op zich kon nemen, is niet te bevatten voor de sterfelijke mens. Maar dit weet ik: Hij heeft de zonden van allen echt op Zich genomen en heeft dat gedaan vanwege zijn oneindige liefde voor ieder van ons. Hij heeft gezegd: ‘Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren; […] welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden — en Ik wilde dat Ik de bittere beker niet behoefde te drinken, en kon terugdeinzen.’ (LV 19:16, 18.)

Ondanks die ondraaglijke verschrikking nam Hij de beker en dronk die uit. Hij leed de pijnen van alle mensen zodat wij niet zouden hoeven lijden. Hij verdroeg de vernedering en beledigingen van zijn vervolgers zonder klacht of wraakgevoelens. Hij onderging de zweepslagen en daarna de smaad van de brute executie — het kruis.11

In Getsemane en op Golgota heeft [Jezus] de oneindige en eeuwige verzoening tot stand gebracht. Het was de grootste liefdesdaad in de geschiedenis. Daarna volgden zijn dood en opstanding.

Daardoor werd Hij onze Verlosser — Hij verloste ons allemaal van de lichamelijke dood, en degenen onder ons die aan de wetten en verordeningen van het evangelie gehoorzaam zijn, van de geestelijke dood.12

We zullen op aarde mogelijk nooit begrijpen hoe Hij heeft volbracht wat Hij gedaan heeft, maar we moeten wel begrijpen waarom Hij heeft gedaan wat Hij gedaan heeft.

Alles wat Hij gedaan heeft, werd door zijn onbaatzuchtige, oneindige liefde voor ons ingegeven.13

Afbeelding
Interior scene of the Last Supper. Central figure, Jesus, wears a white robe with a cloth covering His head. He holds a bowl in his right hand with is slightly raised. To His left is a man in a red cap head turned and his hand covering his mouth. In the shadows is a man in a dark robe and light head covering with his hand to his chin. Next to him is a man with a curly dark hair with his hand to his chest. Next to him is reclining man, older bearded with his hands to his chin. Next to this figure are two men is shadow. One with a dark beard sitting crossed legged with his hand in his lap; the other barely visible. Next is a man with a beard in a white robe, looking directly at Jesus. The next man is lying on his stomach, wearing a white tunic with a blue over-robe. He is bringing something to his mouth. The next man has his back to the viewer, he has dark hair, a brown robe and a red shawl, he also wears a brown yarmulke. Next is a man lying on his side in a green tunic with a blue sash. He also wears a blue turban and lies on a striped blanket. The next man has light hair and an off-white robe. He reclines on his side and has an arm slightly raised. The final man, is only visible in profile, wears a red robe. He has dark hair and a beard. Lower right corner reads, " Walter Rane '04" in red.

‘Geen enkele invloed heeft zo veel voor deze aarde betekend als het leven van Jezus de Christus.’

2

Jezus Christus is uit het graf opgestaan en Hij leeft heden ten dage als een herrezen Persoon.

De grootste gebeurtenissen uit de geschiedenis zijn die met de langdurigste invloed op het grootste aantal mensen. Volgens die maatstaf kan er geen gebeurtenis belangrijker zijn voor personen of naties dan de opstanding van de Meester.

De letterlijke opstanding van elke ziel die op aarde heeft geleefd en is gestorven staat vast, en men zou voor die gebeurtenis zeker zorgvuldig voorbereidingen moeten treffen. Een heerlijke opstanding zou het doel van iedere man en vrouw moeten zijn, want de opstanding zal eenmaal een feit zijn.

Niets is zekerder en universeler dan de opstanding. Elk levend wezen zal uit de dood opstaan. ‘Want evenals in Adam allen sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden.’ (1 Korintiërs 15:22.)

In de Schriften staat dat er op de derde dag na de kruisiging van Jezus een grote aardbeving was. De steen was van de ingang van het graf afgewenteld. Sommigen van de vrouwen, onder wie de meest toegewijde van zijn volgelingen, gingen naar de plek met specerijen en ‘vonden […] het lichaam van de Here Jezus niet’.

Engelen verschenen en zeiden simpelweg: ‘Wat zoekt gij de levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt.’ (Lucas 24:3–6.) Niets in de geschiedenis evenaart die ontzagwekkende aankondiging: ‘Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt.’

De feitelijkheid van de opstanding van onze Heer is op de getuigenissen van vele geloofwaardige getuigen gebaseerd. De herrezen Heer verscheen aan diverse vrouwen, aan de twee discipelen op de weg naar Emmaüs, aan Petrus, aan de apostelen, en ‘vervolgens’, zoals Paulus vermeldt, ‘is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, […] maar het allerlaatst is Hij ook aan [Paulus] verschenen.’ (1 Korintiërs 15:6, 8.) […]

Als een van zijn hedendaagse getuigen getuig ik dat Hij leeft. Hij is een herrezen Persoon. Hij is onze Heiland, onze Heer, ja, de Zoon van God. Ik getuig dat Hij weder zal komen als onze verheerlijkte, herrezen Heer. Die dag is niet ver weg. Voor allen die Hem als Heiland en Heer aannemen, betekent zijn letterlijke opstanding dat het leven niet bij de dood eindigt. Hij heeft immers beloofd: ‘Want Ik leef en gij zult leven.’ (Johannes 14:19.)14

Hij alleen had de macht om uit de dood op te staan. En aldus kwam Hij op de derde dag na zijn begrafenis levend uit het graf tevoorschijn en toonde Hij Zich aan velen. […] Als een van [zijn] bijzondere getuigen die daartoe in deze tijd geroepen zijn, getuig ik tot u dat Hij leeft. Hij leeft met een herrezen lichaam. Er is geen waarheid of feit waar ik zekerder van ben dan de waarheid van de letterlijke opstanding van onze Heer.15

3

Wij moeten kloekmoedig zijn in ons getuigenis van Jezus Christus.

Een zegen van onschatbare waarde binnen het bereik van ieder lid van de kerk is een getuigenis van de goddelijkheid van Jezus Christus en zijn kerk. Een getuigenis is een van de weinige bezittingen die we naar het volgende leven mee kunnen nemen.

Een getuigenis van Jezus hebben is door de Heilige Geest kennis bezitten van de goddelijke zending van Jezus Christus.

Een getuigenis van Jezus is de goddelijke aard van de geboorte van onze Heiland kennen — dat Hij werkelijk de eniggeboren Zoon in het vlees is.

Een getuigenis van Jezus is weten dat Hij de beloofde Messias was en dat Hij tijdens zijn verblijf onder de mensen vele grote wonderen verrichtte.

Een getuigenis van Jezus is weten dat de wetten die Hij als zijn leer voorschreef, waar zijn en die wetten en verordeningen vervolgens in acht nemen.

Een getuigenis van Jezus bezitten is weten dat Hij in de hof van Getsemane de zonden van de hele mensheid vrijwillig op Zich nam, wat Hem naar lichaam en geest deed lijden en uit elke porie bloeden. Dit alles heeft Hij gedaan zodat wij niet hoeven lijden als we ons bekeren. (Zie LV 19:16, 18.)

Een getuigenis van Jezus bezitten is weten dat Hij met een tastbaar, herrezen lichaam triomfaal uit het graf tevoorschijn is gekomen. En omdat Hij leeft, zal het hele mensdom leven.

Een getuigenis van Jezus bezitten is weten dat God de Vader en Jezus Christus werkelijk aan de profeet Joseph Smith zijn verschenen om een nieuwe bedeling van zijn evangelie in te luiden zodat aan alle naties voordat Hij wederkomt eeuwig heil kan worden verkondigd.

Een getuigenis van Jezus bezitten is weten dat de kerk, die Hij in het midden des tijds gevestigd en in de laatste dagen hersteld heeft, ‘de enige ware en levende kerk op het oppervlak der gehele aarde’ is, zoals de Heer zelf heeft verklaard. (LV 1:30.)

Een dergelijk getuigenis hebben is van essentieel belang. Maar van even groot belang is kloekmoedig zijn in ons getuigenis.

Een getuigenis van Jezus betekent dat wij de goddelijke zending van Jezus Christus aanvaarden, zijn evangelie aannemen en zijn werken doen. Het betekent ook dat wij de profetische zending van Joseph Smith en zijn opvolgers aanvaarden en hun raad opvolgen. Zoals Jezus heeft gezegd: ‘Hetzij door mijn eigen stem, hetzij door de stem van mijn dienstknechten, dat is hetzelfde.’ (LV 1:38.)

Doelend op wie uiteindelijk de zegeningen van het celestiale koninkrijk zullen ontvangen, sprak de Heer tot Joseph Smith:

‘Het zijn zij die het getuigenis van Jezus hebben ontvangen, en in zijn naam hebben geloofd, en zich hebben laten dopen naar de wijze van zijn begrafenis, doordat zij in het water zijn begraven in zijn naam, en wel volgens het gebod dat Hij heeft gegeven.’ (LV 76:51.)

Het zijn zij die kloekmoedig zijn in hun getuigenis van Jezus, en die naar de woorden van de Heer ‘overwinnen door geloof, en worden verzegeld door de Heilige Geest der belofte, die de Vader uitstort op allen die rechtvaardig en getrouw zijn.’ (LV 76:53.)16

4

Geloof in Jezus Christus betekent volledig op Hem vertrouwen en zijn leringen volgen.

Het grondbeginsel van onze godsdienst is geloof in de Heer Jezus Christus. Waarom is het raadzaam onze hoop en ons vertrouwen in één enkele figuur te stellen? Waarom is geloof in Hem zo onontbeerlijk voor gemoedsrust in dit leven en voor hoop in de toekomende wereld?

Onze antwoorden op die vragen bepalen of wij de toekomst met moed, hoop en optimisme, of met vrees, bezorgdheid en pessimisme tegemoet treden.

Mijn boodschap en getuigenis is: alleen Jezus Christus heeft het unieke vermogen om die benodigde hoop, dat vertrouwen en die kracht te verschaffen waarmee wij de wereld kunnen overwinnen en boven onze menselijke tekortkomingen kunnen uitstijgen. Daartoe moeten wij ons geloof in Hem stellen en naar zijn wetten en leringen leven. […]

Geloof in Hem is meer dan slechts erkennen dat Hij leeft. Het is meer dan een overtuiging te kennen geven.

Geloof in Jezus Christus betekent volledig op Hem vertrouwen. Als God bezit Hij onbegrensde macht, intelligentie en liefde. Er is geen enkel menselijk probleem dat Hij niet in staat is op te lossen. Daar Hij onder alles is afgedaald (zie LV 122:8), weet Hij hoe Hij ons boven onze dagelijkse problemen kan laten uitstijgen.

Geloof in Hem houdt in dat wij geloven dat hoewel wij niet alles begrijpen, Hij dat wel doet. Wij moeten dan ook vertrouwen op Hem ‘bij iedere gedachte; twijfel niet, vrees niet’. (LV 6:36.)

Geloof in Hem betekent vertrouwen dat Hij alle macht over alle mensen en alle naties heeft. Er is geen kwaad dat Hij niet kan bedwingen. Alle dingen liggen in zijn handen. Deze aarde valt onder zijn rechtmatige heerschappij. Toch laat Hij het kwaad toe zodat wij keuzes tussen goed en kwaad kunnen maken.

Zijn evangelie is het volmaakte redmiddel voor alle menselijke problemen en maatschappelijke kwalen.

Maar zijn evangelie is alleen werkzaam als we het in ons leven toepassen. Daarom moeten wij ons vergasten ‘aan de woorden van Christus; want zie, de woorden van Christus zullen u alle dingen zeggen die gij behoort te doen’. (2 Nephi 32:3.)

Tenzij we zijn leringen in praktijk brengen, tonen we geen geloof in Hem.

Stel u voor hoe anders deze wereld zou zijn als alle mensen deden wat Hij heeft gezegd: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. […] Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.’ (Matteüs 22:37, 39.)

Wat is dan het antwoord op de vraag: ‘Wat kan er aan de problemen en dilemma’s waarmee mensen, gemeenschappen en naties tegenwoordig kampen, gedaan worden?’ Hier is zijn eenvoudige voorschrift:

‘Gelooft in God; gelooft dat Hij bestaat, en dat Hij alle dingen heeft geschapen, zowel in de hemel als op aarde; gelooft dat Hij alle wijsheid en alle macht bezit, zowel in de hemel als op aarde; gelooft dat de mens niet alle dingen doorgrondt die de Heer kan doorgronden. […]

‘Gelooft dat gij u moet bekeren van uw zonden, en ze moet verzaken, en u voor het aangezicht van God moet verootmoedigen; en vraagt Hem in alle oprechtheid van hart u te willen vergeven; en nu, indien gij al die dingen gelooft, ziet toe dat gij ze doet.’ (Mosiah 4:9–10; cursivering toegevoegd.)17

Afbeelding
Christ (in white robes) walking along a seashore. He is beckoning to Peter and Andrew (who are on a fishing boat with other fishermen) to follow Him. The painting depicts Christ's calling of Peter and Andrew to follow Him as they would later be ordained as His Apostles.

‘Komt achter Mij’ (Marcus 1:17).

5

We worden uitermate gezegend en gelukkig wanneer we ernaar streven om meer op Jezus Christus te lijken.

Een van de doeleinden van dit leven is beproefd te worden om te zien of wij ‘alles zullen doen wat de Heer’, onze God, ons ook zal gebieden. (Abraham 3:25.) Kortom, wij moeten de wil van de Heer leren kennen en die doen. We moeten het voorbeeld van Jezus Christus volgen en op Hem lijken.

De essentiële levensvraag dient als die van Paulus te zijn: ‘Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’ (Handelingen 9:6, HSV.) […]

We hebben meer mannen en vrouwen van Christus nodig die Hem altijd indachtig zullen zijn, die de geboden die Hij hun heeft gegeven, zullen onderhouden. De beste maatstaf van succes is nagaan hoe nauwgezet we elk moment in zijn voetsporen kunnen treden.18

Sommigen […] willen wel voor hun geloof sterven, maar zij willen er niet ten volle voor leven. Christus heeft voor ons geleefd en is voor ons gestorven. Dankzij zijn verzoening en door in zijn voetsporen te treden, kunnen wij de grootste van alle gaven ontvangen — het eeuwige leven, ofwel het soort leven van de grote Eeuwige, onze Vader in de hemel.

Christus stelde de vraag wat voor mensen wij behoren te zijn. Hij beantwoordde die vraag daarna als volgt: ‘Voorwaar, Ik zeg u, zoals Ik ben.’ (3 Nephi 27:27.)

De [persoon] wiens leven het patroon van de Christus het dichtst benadert, is de grootste en het meest gezegend en vreugdevol. Dat heeft niets met rijkdom, macht of prestige te maken. De enige ware toets van grootheid, gelukzaligheid en vreugde is hoe dicht iemand de Meester, Jezus Christus, in zijn levenswijze kan naderen. Hij is de juiste weg, de volledige waarheid en het overvloedige leven.

De voortdurend terugkerende vraag in ons achterhoofd, die doorwerkt in alles wat we denken en doen, dient te zijn: ‘Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’ (Handelingen 9:6, HSV.) Het antwoord op die vraag komt alleen door het licht van Christus en de Heilige Geest. Gelukkig zijn zij die zo leven dat hun wezen met beide is vervuld. […]

Als we alles wat [Jezus Christus] voor ons heeft gedaan en nog doet in ogenschouw nemen, is er iets wat we Hem terug kunnen geven.

Christus’ grote gave aan ons waren zijn leven en offer. Zouden die dan niet onze kleine gave aan Hem moeten zijn — ons leven en onze offers, niet alleen nu maar ook in de toekomst?19

Mensen die door Christus worden geleid, zullen geheel in Christus opgaan. […] Hun wil wordt in zijn wil opgenomen. (Zie Johannes 5:30.) Zij doen altijd wat de Heer aangenaam is. (Zie Johannes 8:29.) Zij willen niet alleen voor de Heer sterven, maar, wat nog belangrijker is, zij willen voor Hem leven.

Ga hun huis binnen, en de schilderijen aan de muur, de boeken in hun kast, de muziek die zij beluisteren, en hun woorden en daden geven er blijk van dat zij ware christenen zijn. Zij treden te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen als getuige van God op. (Zie Mosiah 18:9.) Zij denken voortdurend aan Christus, omdat zij bij iedere gedachte op Hem vertrouwen. (Zie LV 6:36.) Zij dragen Christus in hun hart, omdat de gevoelens van hun hart voor eeuwig op Hem zijn gericht. (Zie Alma 37:36.)

Vrijwel elke week nemen zij van het avondmaal en betuigen zij opnieuw aan hun hemelse Vader dat zij gewillig zijn om de naam van zijn Zoon op zich te nemen, Hem altijd indachtig te zijn en zijn geboden te onderhouden. (Zie Moroni 4:3.)

Naar de woorden van het Boek van Mormon: zij ‘vergast[en zich] aan de woorden van Christus’ (2 Nephi 32:3), zij ‘spreken over Christus’ (2 Nephi 25:26), zij ‘verheugen [zich] in Christus’ (2 Nephi 25:26), zij zijn ‘levend gemaakt in Christus’ (2 Nephi 25:25) en zij ‘roem[en] in [hun] Jezus’ (2 Nephi 33:6). Kortom, zij verliezen zichzelf in de Heer en vinden het eeuwige leven. (Zie Lucas 17:33.)20

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • President Benson zegt dat hoewel we niet volledig kunnen begrijpen hoe de Heiland de verzoening tot stand gebracht heeft, we wel kunnen begrijpen waarom Hij dat gedaan heeft (zie paragraaf 1). In welke opzichten wordt uw leven door die kennis beïnvloed?

  • Denk bij het bestuderen van paragraaf 2 na over de gevolgen van de opstanding van de Heiland. Welke invloed heeft zijn opstanding op uw leven?

  • Waarom denkt u dat een getuigenis van Jezus Christus ‘een zegen van onschatbare waarde’ is? (Zie paragraaf 3.) Wat betekent het om kloekmoedig in uw getuigenis van de Heiland te zijn?

  • Denk na over president Bensons woorden over geloof in Jezus Christus (zie paragraaf 4). In welke opzichten gaat die beschrijving van geloof in Christus verder dan ‘slechts erkennen dat Hij leeft’?

  • President Benson zegt: ‘Mensen die door Christus worden geleid, […] willen niet alleen voor de Heer sterven, maar, wat nog belangrijker is, zij willen voor Hem leven’ (paragraaf 5). Wat betekent het voor u om voor de Heiland te leven?

Relevante Schriftteksten

Johannes 10:17–18; 2 Nephi 9:20–24; 31:20–21; Mosiah 16:6–11; 3 Nephi 27:20–22; Moroni 7:33; LV 19:1–3, 16–19; 76:22–24; Geloofsartikelen 1:3

Studietip

‘Een goed begrip van het evangelie brengt vreugdevolle gevoelens teweeg. Die zullen u ertoe aanzetten om uw kennis in praktijk te brengen. Probeer in overeenstemming met uw kennis te leven. Dan zullen uw geloof, kennis en getuigenis groter worden.’ (Predik mijn evangelie [2004], p. 19.)

Noten

  1. ‘The Meaning of Easter’, Ensign, april 1992, p. 2.

  2. The Teachings of Ezra Taft Benson (1988), p. 10.

  3. Zie ‘Come unto Christ’, Ensign, november 1987, pp. 83–85; ‘I Testify’, Ensign, november 1988, pp. 86–87.

  4. ‘I Testify’, p. 86.

  5. ‘Come unto Christ’, p. 83; zie ook ‘Born of God’, Ensign, juli 1989, p. 2.

  6. ‘Come unto Christ’, p. 83.

  7. ‘Jesus Christ: Our Savior and Redeemer’, Ensign, juni 1990, p. 6.

  8. ‘Life Is Eternal’, Ensign, augustus 1991, p. 4.

  9. ‘Jesus Christ: Our Savior and Redeemer’, p. 4.

  10. ‘Jesus Christ: Our Savior and Redeemer’, p. 2.

  11. ‘Jesus Christ: Our Savior, Our God’, Ensign, april 1991, pp. 2, 4.

  12. ‘Keeping Christ in Christmas’, Ensign, december 1993, p. 4.

  13. ‘Jesus Christ: Our Savior and Redeemer’, p. 4.

  14. ‘The Meaning of Easter’, pp. 2, 4.

  15. ‘Jesus Christ: Our Savior, Our God’, p. 4.

  16. ‘Valiant in the Testimony of Jesus’, Ensign, februari 1987, p. 2.

  17. ‘Jesus Christ: Our Savior and Redeemer’, pp. 2, 6.

  18. ‘In His Steps’, Ensign, september 1988, pp. 5, 6.

  19. ‘Jesus Christ—Gifts and Expectations’, Ensign, december 1988, pp. 2, 4.

  20. ‘Born of God’, pp. 4–5.