2011
Fundamenteel voor ons geloof
Januari 2011


Fundamenteel voor ons geloof

Dit artikel is een samenvatting van een toespraak gegeven aan de Harvard Law School op 26 februari 2010.

Als apostel ben ik geroepen om in de hele wereld te getuigen van de leer, het werk en het gezag van Christus. In die hoedanigheid getuig ik van de waarheid van deze vooronderstellingen van ons geloof.

Afbeelding
Elder Dallin H. Oaks

Als heiligen der laatste dagen weten we dat onze leerstellingen en normen vaak niet goed begrepen worden door hen die geen lid van onze kerk zijn. Dat kwam tot uitdrukking in de nationale studie die Gary C. Lawrence gepubliceerd heeft in zijn recente boek How Americans View Mormonism [Hoe Amerikanen het mormonisme zien]. Driekwart van de ondervraagden associeerde onze kerk met hoge zedelijke normen, maar ongeveer de helft vond dat we geheimzinnig en mysterieus waren en dat we ‘vreemde geloofsovertuigingen’ hadden.1 Op de vraag wat voor woorden ze zouden kiezen om heiligen der laatste dagen in algemene zin te beschrijven, kruiste 87 procent ‘sterke familiewaarden’ aan, 78 procent ‘eerlijk’ en 45 procent ‘blinde volgelingen’.2

Toen de onderzoekers vroegen: ‘Wat is volgens u het belangrijkste beginsel van het mormonisme?’ kon slechts 14 procent iets beschrijven wat te maken had met de herstelling of reorganisatie van het oorspronkelijke christelijke geloof. En toen een andere nationale enquête aan ondervraagden vroeg welk woord het best hun indruk van de mormoonse godsdienst weergeeft, noemde niet één persoon een woord of beginsel dat te maken heeft met het oorspronkelijke christendom of de herstelling daarvan.3

Mijn teleurstelling over deze resultaten wordt nauwelijks getemperd door een andere bevinding van Lawrence, dat inzake godsdienst Amerikanen over het algemeen ‘erg godsdienstig’ zijn, maar ‘enorm onwetend’. 68 procent zei bijvoorbeeld dat ze minstens enkele malen per week baden, en 44 procent zei dat ze bijna iedere week naar de kerk gaan. Maar aan de andere kant kon slechts de helft een van de vier evangeliën noemen, de meesten wisten niet hoe het eerste boek van de Bijbel heet en tien procent dacht dat Jeanne d’Arc de vrouw van Noach was.4

Er zijn veel factoren die mede die overheersende oppervlakkigheid inzake godsdienst bepalen, maar een daarvan is zeker de algemene vijandigheid of onverschilligheid van het hoger onderwijs ten opzichte van godsdienst. Er bestaan enkele uitzonderingen, maar de meeste hogescholen en universiteiten zijn normloze instellingen geworden waar de houding ten opzichte van godsdienst op z’n best neutraal is. Studenten en andere mensen die in het bestaan van een levende God en in absolute morele waarden geloven, worden gemarginaliseerd.

Het lijkt onrealistisch om te verwachten dat het hoger onderwijs als geheel een belangrijke rol in het bijbrengen van ethische normen en waarden zal spelen. Die rol lijkt te zijn voorbehouden aan gezinnen, kerken en christelijke hogescholen en universiteiten. Iedereen zou op succes daarin moeten hopen. Een onderwijsinstelling mag dan beweren dat ze neutraal is inzake goed en kwaad, de samenleving kan zo’n neutraliteit niet overleven.

Ik heb drie groepen waarheden uitgekozen als premisen [basisuitgangspunten] van het geloof van de heiligen der laatste dagen:

  1. De aard van God, waaronder de rol van de drie leden van de Godheid en de daaruit voortvloeiende waarheid dat er absolute morele waarden bestaan.

  2. Het doel van het leven.

  3. De drie bronnen van waarheid aangaande de mens en het heelal: de wetenschap, de Schriften en voortdurende openbaring — en hoe we daar vertrouwd mee kunnen raken.

1. De aard van God

Mijn eerste fundamentele premise van ons geloof is dat God bestaat, evenals eeuwige waarheden en normen die door de huidige wetenschappelijke methoden niet te bewijzen zijn. Die beginselen zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Net als andere gelovigen verkondigen wij het bestaan van de ultieme wetgever, God de eeuwige Vader, en het bestaan van absolute morele waarden. Wij verwerpen het ethisch relativisme dat het onofficieel credo van de moderne cultuur is geworden.

Voor ons is de waarheid over de aard van God en onze relatie tot Hem de sleutel tot al het andere. Ons geloof in de aard van God is wat ons onderscheidt van de formele geloofsbelijdenissen van de meeste christelijke kerkgenootschappen. Onze geloofsartikelen beginnen als volgt: ‘Wij geloven in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest’ (vers 1).

Net als de rest van het christendom geloven wij in de Godheid, maar voor ons betekent dat geloof iets anders dan voor de meeste anderen. Wij beweren dat die drie leden van de Godheid drie afzonderlijke personen zijn, en dat God de Vader geen geest is maar een verheerlijkt wezen met een tastbaar lichaam, net als zijn herrezen Zoon, Jezus Christus. Hoewel Ze afzonderlijke personen zijn, zijn Ze één in doel en streven. Wij beweren dat Jezus het over deze soort relatie had toen Hij tot zijn Vader bad en vroeg of zijn discipelen ‘één’ mochten zijn zoals Jezus en zijn Vader één zijn (Johannes 17:11): één in doel, maar niet als persoon. Die unieke overtuiging is essentieel voor ons: ‘De Vader heeft een lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van de mens; de Zoon eveneens; maar de Heilige Geest heeft geen lichaam van vlees en beenderen, maar is een Persoon van Geest’ (LV 130:22). Maar, zoals uit de enquête van Gary Lawrence blijkt, hebben we die overtuiging niet aan anderen duidelijk gemaakt.5

Ons geloof in de aard van God is afkomstig van wat wij het eerste visioen noemen, waarmee de herstelling van de volheid van het evangelie van Jezus Christus begon. Joseph Smith, een ongeschoolde jongen van veertien die zich afvroeg bij welke kerk hij zich moest aansluiten, kreeg een visioen waarin hij ‘twee Personen’ zag die een onbeschrijfelijke ‘glans en heerlijkheid’ hadden. Een van Hen wees naar de ander en zei: ‘Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:17). God de Zoon zei tegen de jonge profeet dat alle ‘geloofsbelijdenissen’ van de kerken in die tijd ‘een gruwel in zijn ogen waren’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:19). Met deze goddelijke woorden werden de geloofbelijdenissen verworpen, niet de getrouwe volgelingen die erin geloofden.

Uit het eerste visioen van Joseph Smith bleek dat de toen heersende denkbeelden over de aard van God en de Godheid niet juist waren en dat ze de aanhangers niet naar de bestemming konden leiden die God voor hen in petto had. Door een daaropvolgende stroom hedendaagse schriftuur werd duidelijk hoe belangrijk deze fundamentele waarheid is. Daarnaast ontvingen we het Boek van Mormon. Deze nieuwe schriftuur is eveneens een getuigenis aangaande Jezus Christus. De profetieën en leringen uit de Bijbel over de aard en zending van Christus worden erin bevestigd. Ons begrip van zijn evangelie en de leringen die Hij tijdens zijn aardse bediening verkondigde worden erdoor vergroot. Er staan ook veel leringen en voorbeelden in van openbaringen die ons helpen om achter de waarheid van deze dingen te komen.

Deze leringen leggen ons getuigenis van Christus uit. Wij baseren ons niet op de wijsheid van de wereld of de levensbeschouwingen van de mens — hoe traditioneel of gerespecteerd die ook mogen zijn. Ons getuigenis van Jezus Christus is gebaseerd op de openbaringen van God aan zijn profeten en aan ons persoonlijk.

Wat bevestigen we door ons getuigenis van Jezus Christus? Jezus Christus is de eniggeboren Zoon van God de eeuwige Vader. Hij is de Schepper. Door zijn onvergelijkelijke aardse zending is Hij onze leraar. Door zijn opstanding zullen alle mensen die ooit geleefd hebben uit de dood herrijzen. Hij is de Heiland. Door zijn zoenoffer kunnen wij vergeving van onze zonden ontvangen en gereinigd worden om in de tegenwoordigheid van God, onze eeuwige Vader, terug te keren. Dat is de voornaamste boodschap van de profeten uit alle bedelingen. Joseph Smith bracht die grote waarheid in ons derde geloofsartikel onder woorden: ‘Wij geloven dat door de verzoening van Christus de gehele mensheid kan worden gered door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van het evangelie.’

Als leden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen getuigen we evenals de profeet koning Benjamin uit het Boek van Mormon ‘dat er geen andere naam, noch enige andere weg of middel, zal worden gegeven waardoor redding tot de mensenkinderen kan komen, dan alleen in en door de naam van Christus, de almachtige Heer’ (Mosiah 3:17).

Waarom is Christus de enige weg? Hoe heeft Hij de banden van de dood verbroken? Hoe kon Hij de zonden van de hele mensheid op Zich nemen? Hoe kunnen wij als bezoedelde en zondige mensen door zijn verzoening gereinigd worden en uit de dood herrijzen? Dat zijn verborgenheden die ik niet volledig begrijp. Voor mij is het wonder van de verzoening van Jezus Christus onbegrijpelijk, maar de Heilige Geest heeft tot me getuigd van de waarheid ervan, en ik verheug me dat ik die waarheid kan verkondigen.

2. Het doel van het sterfelijk leven

Mijn tweede fundamentele premise heeft met het doel van het leven te maken. Die komt voort uit ons begrip van de doeleinden van God de eeuwige Vader, en heeft te maken met onze bestemming als kinderen van Hem. Onze theologie begint met de verzekering dat we als geest bestonden voordat we op aarde kwamen. En bevestigt dat dit aardse bestaan een doel heeft. We leren ook dat het onze hoogste betrachting is om op onze hemelse Ouders te lijken; dat zal ons in staat stellen om onze familiebanden te vereeuwigen. We zijn op aarde gekomen om een lichaam te ontvangen en — door middel van de verzoening van Jezus Christus en door gehoorzaamheid aan de wetten en verordeningen van zijn evangelie — in aanmerking te komen voor de verheerlijkte, celestiale staat en relaties die we de verhoging of het eeuwige leven noemen.

Niet ten onrechte staan we bekend als een kerk die op het gezin is gericht. Maar wat niet goed begrepen wordt, is dat die gerichtheid op het gezin niet alleen op aardse relaties slaat, maar ook een zaak van fundamentele theologie is. Als onderdeel van het grote plan van onze liefdevolle Schepper is de zending van zijn kerk erop gericht om ons verhoging in het celestiale koninkrijk te bieden. Die kan alleen door een eeuwig huwelijk tussen man en vrouw bereikt worden (zie LV 131:1–3).

Mijn moeder twijfelde als getrouwe weduwe niet aan de eeuwige aard van de gezinsbanden. Ze had altijd respect voor de positie van onze getrouwe overleden vader. Ze zorgde ervoor dat hij altijd bij ons gezin betrokken bleef. Ze sprak over de eeuwige duur van hun tempelhuwelijk en dat we in het volgende leven als gezin bij elkaar zouden zijn. Ze herinnerde ons er vaak aan wat onze vader van ons zou verwachten, zodat we in aanmerking konden komen voor de belofte van de Heiland om een eeuwig gezin te zijn. Ze noemde zichzelf nooit een weduwe, en het drong nooit echt tot me door dat ze dat was. In de ogen van een opgroeiende jongen was ze geen weduwe. Zij had een man en wij hadden een vader. Hij was alleen een tijdje weg.

Wij bevestigen dat het huwelijk noodzakelijk is voor de vervulling van Gods plan, en dat het de goedgekeurde omgeving verschaft waarin kinderen geboren kunnen worden en gezinsleden zich op het eeuwige leven kunnen voorbereiden. Hun kennis van Gods plan geeft heiligen der laatste dagen een uniek perspectief op het huwelijk en het krijgen van kinderen. Wij beschouwen het krijgen en opvoeden van kinderen als een onderdeel van Gods plan en als een heilige plicht voor hen die het vermogen hebben om aan dat plan deel te nemen. Wij zijn van mening dat onze kinderen en onze nakomelingen de ultieme rijkdom op aarde en in de hemel zijn. En wij vinden dat we moeten strijden voor het soort gezin dat de beste omstandigheden biedt voor de ontwikkeling en het geluk van kinderen — alle kinderen.

Het vermogen om sterfelijk leven te scheppen is de meest verheven macht die God aan zijn kinderen heeft gegeven. Het juiste gebruik van dit scheppend vermogen werd al in het eerste gebod geformuleerd: ‘Weest vruchtbaar en wordt talrijk’ (Genesis 1:28). Een ander belangrijk gebod verbiedt het misbruik ervan: ‘Gij zult niet echtbreken’ (Exodus 20:14), en ‘dat gij u onthoudt van de hoererij’ (1 Tessalonicenzen 4:3). Wij leggen zoveel nadruk op de wet van kuisheid omdat wij begrijpen wat het doel van ons voortplantingsvermogen is ter vervulling van Gods plan.

Er wordt veel politieke, wettelijke en sociale druk uitgeoefend om veranderingen aan te brengen die geslachtsverwarring veroorzaken, het belang van het huwelijk bagatelliseren of de definitie ervan willen veranderen, of de verschillen tussen man en vrouw die zo belangrijk zijn om Gods grote plan van geluk te verwezenlijken, willen gelijktrekken. Ons eeuwige perspectief gaat lijnrecht in tegen zulke veranderingen.

Uiteindelijk omvat ons begrip van het doel van het aardse leven enkele unieke leerstellingen over wat er na het sterfelijk leven gebeurt. Net als andere christenen geloven we dat we na dit leven naar een hemel (paradijs) of een hel gaan. Maar volgens ons is deze tweedeling tussen rechtschapen en goddeloze mensen slechts tijdelijk zolang de geesten van de overledenen op de opstanding en het laatste oordeel wachten (zie Alma 40:11–14). De bestemmingen uitgesproken na het laatste oordeel lopen veel meer uiteen, en zijn een bewijs van de omvang van Gods liefde voor al zijn kinderen.

Gods liefde is zo groot dat Hij van zijn kinderen verwacht dat ze zijn wetten gehoorzamen, want alleen door gehoorzaamheid kunnen ze vooruitgang maken naar de eeuwige bestemming die Hij voor ze in petto heeft. Tijdens het laatste oordeel worden we allemaal toegewezen aan een koninkrijk van heerlijkheid dat overeenstemt met onze gehoorzaamheid aan zijn wet. In zijn tweede brief aan de Korintiërs vertelt de apostel Paulus over een visioen van een man die ‘weggevoerd werd tot in de derde hemel’ (2 Korintiërs 12:2). Wat betreft de opstanding van de doden beschrijft hij ‘lichamen’ van verschillende heerlijkheid, net als de heerlijkheid van de zon, de maan en de sterren. (Zie 1 Korintiërs 15:40–42.) Voor ons is het eeuwige leven in de celestiale, de hoogste, heerlijkheid niet slechts een symbolische vereniging met een onbegrijpelijke geestelijke god. Het eeuwige leven is het gezinsleven met een liefdevolle Vader in de hemel en met onze voorouders en onze nakomelingen.

De theologie van het herstelde evangelie van Jezus Christus is allesomvattend, universeel, barmhartig en waar. Na de nodige ervaring in het sterfelijk leven zullen uiteindelijk alle zoons en dochters van God worden opgewekt en naar een koninkrijk van heerlijkheid gaan dat geweldiger is dan een sterveling zich kan voorstellen. Enkele uitzonderingen daargelaten, zullen zelfs de slechtste mensen uiteindelijk naar een geweldig — maar lager — koninkrijk van heerlijkheid gaan. Dat zal allemaal plaatsvinden vanwege Gods grote liefde voor zijn kinderen, en wordt mogelijk gemaakt door de verzoening en opstanding van Jezus Christus ‘die de Vader verheerlijkt, en alle werken van zijn handen redt’ (LV 76:43).

3. Bronnen van waarheid

Heiligen der laatste dagen hebben stellen erg veel belang in het vergaren van kennis. Brigham Young (1801–1877) heeft dat duidelijk onder woorden gebracht: ‘[Onze] godsdienst (…) [zet ons ertoe aan om] ijverig naar kennis te zoeken. ‘Er bestaat geen ander volk dat gretiger is om waarheid te zien, horen, leren en begrijpen.’6

Een andere keer heeft hij uitgelegd dat we onze leden aanmoedigen ‘om toe te nemen in kennis (…) op elk gebied van [studie], want alle wijsheid, kunst en wetenschap in de wereld komen van God en zijn bedoeld voor het welzijn van zijn volk.’7

We zoeken naar kennis, maar dat doen we op een speciale manier omdat we geloven dat er twee soorten kennis zijn: stoffelijke en geestelijke kennis. We zoeken kennis in stoffelijke zaken door wetenschappelijk onderzoek en in geestelijke zaken door openbaring. Openbaring is Gods communicatie met de mens — aan profeten en aan een ieder van ons die daarnaar verlangt.

Openbaring is duidelijk een van de kenmerkende eigenschappen van ons geloof. De profeet Joseph Smith werd gedurende zijn hele leven geleid en opgebouwd door een voortdurende toevloed van openbaring. De enorme omvang van zijn gepubliceerde openbaringen, waaronder het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden, is een voortzetting van zijn unieke roeping als de profeet van deze laatste bedeling. In deze profetische openbaring — aan Joseph Smith en aan zijn opvolgers als president van de kerk — heeft God aan zijn profeten-leiders waarheden en geboden geopenbaard voor de verlichting van zijn volk en voor het bestuur en de leiding van zijn kerk.

Dat is zo’n openbaring die in het Oude Testament staat en ons leert: ‘de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten’ (Amos 3:7). Joseph Smith heeft gezegd: ‘De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste dagen is gefundeerd op rechtstreekse openbaring, zoals de ware Kerk van God altijd geweest is.’8 Hij vroeg: ‘Haal het Boek van Mormon en de openbaringen weg, en wat blijft er van onze godsdienst over?’ Zijn antwoord: ‘Niets.’9

Joseph Smith heeft ook gezegd dat openbaring niet volledig heeft opgehouden te bestaan na de vroegere apostelen, maar dat die in deze tijd wordt voortgezet. Iedereen kan persoonlijke openbaring voor zijn of haar bekering, begrip en besluitvorming ontvangen. ‘Kinderen van God hebben het voorrecht om God te benaderen en openbaring te ontvangen’, zei hij. ‘God is geen aanziener des persoons; wij hebben allen hetzelfde voorrecht.’10

In het Nieuwe Testament wordt die persoonlijke openbaring beschreven. Toen Petrus bijvoorbeeld bevestigde dat Jezus de Zoon van God was, zei de Heiland: ‘Vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is’ (Matteüs 16:17).

Persoonlijke openbaring — iets wat ‘inspiratie’ wordt genoemd — komt in veel verschillende vormen voor. Meestal zijn het woorden of ideeën die in onze gedachten komen door een geestelijk verlichting of door positieve of negatieve gevoelens over voorgenomen handelingen. We krijgen ze meestal na oprecht en gebedsvol onderzoek. Jezus heeft gezegd: ‘Bidt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en u zal opengedaan worden’ (Matteüs 7:7). We krijgen openbaring als we de geboden van God onderhouden en daardoor in aanmerking komen voor het gezelschap en de inspiratie van de Heilige Geest.

Sommige mensen vragen zich af waarom de leden van de kerk de leringen van een hedendaagse profeet accepteren om hen te leiden, iets wat in andere godsdiensten ongebruikelijk is. Ons antwoord op de beschuldiging dat heiligen der laatste dagen uit ‘blinde gehoorzaamheid’ hun leiders volgen, is persoonlijke openbaring. We respecteren onze leiders en gaan ervan uit dat ze in hun leiderschap en hun leringen geïnspireerd worden. Maar we hebben allemaal het voorrecht en worden ertoe aangemoedigd om hun leringen bevestigd te krijgen door met een gebed in ons hart God om een rechtstreekse bevestiging te vragen.

De meeste christenen geloven dat God vlak na de dood van Christus de canon der heilige Schrift gesloten heeft — de verzameling heilige boeken die als schriftuur gebruikt worden — en dat er sinds die tijd geen openbaringen meer zijn gegeven. Joseph Smith verkondigde en liet zien dat de canon der heilige Schrift open is.11 In feite is de canon der heilige Schrift op twee manieren open, en het beginsel van voortdurende openbaring is essentieel voor beide.

Ten eerste verkondigde Joseph Smith dat God zijn kinderen zal leiden door aanvullingen op de canon der heilige Schrift. Het Boek van Mormon is zo’n aanvulling. En dat geldt ook voor de openbaringen in de Leer en Verbonden en de Parel van grote waarde. Voortdurende openbaring is noodzakelijk zodat wij kunnen ontvangen wat we in onze eigen tijd en voor onze eigen omstandigheden van de Heer moeten begrijpen en doen.

Ten tweede opent voortdurende openbaring de canon wanneer lezers van de Schriften, onder invloed van de Heilige Geest, voor hun eigen omstandigheden nieuwe schriftuurlijke betekenis en richting vinden. De apostel Paulus heeft geschreven dat ‘al de Schrift is van God ingegeven’ (2 Timoteüs 3:16 in de Statenvertaling; zie ook 2 Petrus 1:21) en ‘alzo weet ook niemand, hetgeen Gods is, [tenzij hij] de Geest Gods [heeft]’ (1 Korintiërs 2:11 in de Statenvertaling). Dat houdt in dat als we de Schriften willen begrijpen, we persoonlijke inspiratie van de Geest van de Heer moeten ontvangen om ons verstand te verlichten. Daarom moedigen we onze leden aan om de Schriften te bestuderen en met een gebed in hun hart naar inspiratie te streven om zelf achter de betekenis ervan te komen. We ontvangen de ultieme kennis door persoonlijke openbaring van de Heilige Geest.

Jezus heeft gezegd: ‘Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen’ (Matteüs 7:20). Voor mij, voor veel andere gelovigen en voor veel waarnemers, zijn de vruchten goed — goed voor de leden, voor hun gezin, voor hun samenleving en voor hun land. De miljoenen dollars aan goederen en diensten die De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en de leden onopvallend en efficiënt leveren als er rampen plaatsvinden, zoals de aardbeving in Haïti in januari 2010, zijn daar een bewijs van.

Als apostel ben ik geroepen om in de hele wereld te getuigen van de leer, het werk en het gezag van Christus. In die hoedanigheid getuig ik van de waarheid van deze premisen van ons geloof.

De volledige tekst in het Engels is te vinden op www.lds.org/fundamental-premises-of-our-faith.

Noten

  1. Gary C. Lawrence, How Americans View Mormonism (2008), p. 32.

  2. How Americans View Mormonism, p. 34.

  3. Zie How Americans View Mormonism, p. 42.

  4. Zie How Americans View Mormonism, p. 40.

  5. Zie How Americans View Mormonism, p. 49.

  6. Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young (1997), p. 194.

  7. Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young, p. 194.

  8. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), p. 210.

  9. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith, p. 211.

  10. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith, p. 142.

  11. Zie Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith, pp. 223–232, 285–286.

Foto-illustratie Craig Dimond © IRI; Christus met jongen (detail), Carl Heinrich Bloch, kopiëren niet toegestaan

Het eerste visioen, Gary L. Kapp, kopiëren niet toegestaan

Foto-illustratie Laureni Fochetto

Foto-illustratie Ruth Sipus