Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 37: De dood en de opstanding begrijpen


Hoofdstuk 37

De dood en de opstanding begrijpen

Op 13 juli 1874 sprak president Brigham Young tijdens de begrafenisdienst van ouderling Thomas Williams over de dood: ‘Wat een duistere vallei en schaduw is dat wat wij de dood noemen! Hoe vreemd is het om van deze staat van bestaan, wat het sterfelijk lichaam betreft, in een staat van leegheid over te gaan! Hoe duister is die vallei niet! Hoe mysterieus is die weg niet, en wij moeten die alleen bereizen. Mijn vrienden en broeders, ik wil u zeggen: Als wij alles konden zien zoals het is, en zoals wij ze zullen zien en begrijpen, dan is die vallei en schaduw zo onbeduidend dat wij ernaar zullen omzien en, als we er doorheen zijn gegaan, zullen denken: Dat is het grootste voordeel van mijn hele bestaan, want ik ben van een staat van verdriet, zorg, rouw, narigheid, ellende, pijn, zielenleed en teleurstelling overgegaan naar een staat van het bestaan waarin ik het leven meer ten volle kan genieten, voor zover dat zonder een lichaam mogelijk is. Mijn geest is vrijgelaten, ik heb geen dorst meer, ik wil niet meer slapen, ik heb geen honger meer, ik word niet meer moe, ik ren, ik loop, ik werk, ik ga, ik kom, ik doe dit, ik doe dat, wat er ook van mij vereist wordt, ik voel geen pijn of vermoeidheid, ik. ben vol leven, vol kracht, en ik geniet, door de macht van zijn Geest, de aanwezigheid van mijn hemelse Vader. Ik wil mijn vrienden zeggen: als u uw godsdienst wilt naleven, leef dan zo dat u vol geloof in God bent, opdat het licht van de eeuwigheid op u moge schijnen, en u deze zaken voor uzelf kunt zien en begrijpen’ (DNSW, 28 juli 1874, 1).

Leringen van Brigham Young

Aards geluk is niet te vergelijken met ‘de heerlijkheid, vreugde, gemoedsrust en het geluk van de ziel die het sterfelijk leven in rechtschapen vrede verlaat’.

Het is een sterke reden tot vreugde en verheugenis en troost voor de vrienden van iemand als zij weten dat hij in vrede dit leven verlaten heeft en een heerlijke opstanding voor zichzelf verkregen heeft. De aarde en de volheid van de aarde en alles wat betrekking heeft op deze aarde in een aards opzicht, is niet te vergelijken met de heerlijkheid, vreugde, gemoedsrust en het geluk van de ziel die het sterfelijk leven in rechtschapen vrede verlaat (DBY, 370).

Rouw om de rechtschapen overledenen komt voort uit de onwetendheid en zwakheid die in de sterfelijke tabernakel geplant zijn, uit de organisatie van dit huis waarin onze geest woont. Ongeacht welke pijn wij lijden, ongeacht wat wij doormaken, wij houden ons vast aan moeder aarde en willen niet graag dat haar kinderen ons verlaten. Wij houden de sociale familierelatie die wij met elkaar hebben graag in stand, en nemen niet graag afscheid van elkaar (DBY, 370).

Het is waar dat het verschrikkelijk is om afscheid te nemen van onze vrienden. Wij zijn onderworpen aan onze emotie, sympathie en liefde, en het doet ons pijn om afscheid te nemen van onze vrienden. Wij zouden hen het liefst in het huis van het sterfelijk leven houden, ook al zouden zij daar pijn lijden. Zijn wij daarin niet zelfzuchtig? Zouden wij ons niet beter verheugen over het vertrek van diegenen wier leven gewijd was aan goed doen, aan een goede hoge leeftijd? (DBY, 371.)

Als we maar kennis konden hebben en in de eeuwigheid kijken, als wij volkomen vrij waren van de zwakheid, blindheid en sloomheid waarmee wij in het vlees bekleed zijn, dan zouden wij niet willen wenen en rouwen (DBY, 370).

Leef zo dat u bij het ontwaken in de geestenwereld naar waarheid kunt zeggen: ‘Ik zou mijn sterfelijk leven niet kunnen verbeteren, zelfs al zou ik het nog een keer leven.’ Ik spoor u aan, voor het welzijn van het huis van Israël dat wij moeten opbouwen, om van nu af aan en voor altijd en eeuwig zo te leven dat uw karakter door heilige personen met plezier kan worden onderzocht. Leid een goddelijk leven, wat onmogelijk is zonder een rein leven te leiden (DBY, 370).

Bij de dood wordt de geest van het lichaam gescheiden, keert het lichaam terug tot de aarde, en gaat de geest de geestenwereld binnen.

Iedereen die het beginsel van het eeuwige leven bezit, zou zijn lichaam als uit de aarde, als stoffelijk, moeten beschouwen. Ons lichaam moet terugkeren naar moeder aarde. Het is waar dat het voor de meeste mensen een nare gedachte is dat onze geest, voor een kortere of langere periode, gescheiden moet blijven van ons lichaam, en dat duizenden en miljoenen daaraan in hun leven onderworpen zijn. Als zij de bedoeling van deze proeftijd begrepen, en de ware beginselen van het eeuwig leven, dan wisten zij dat het slechts een kleinigheid is voor het lichaam om te lijden en dood te gaan (DBY, 368).

Het was de Heer een genoegen om hier tabernakels te organiseren en er een geest in te plaatsen, waardoor zij een intelligent wezen worden. Vroeg of laat keert dit lichaam, dat tastbaar is voor u, dat u kunt voelen, aanraken enz., terug naar het stof van moeder aarde. Is de geest dan dood? Nee. (…) De geest bestaat nog: wanneer dit lichaam in de aarde verkruimeld is, gaat de geest die God in de tabernakel plaatst naar de wereld van de geesten (DBY, 368).

Ons lichaam bestaat uit zichtbare, tastbare materie, zoals u allen begrijpt; u weet ook dat het in deze wereld geboren wordt. Dan begint het deel te nemen aan de elementen die aan zijn organisatie en groei zijn aangepast, het groeit op tot mannelijkheid [of vrouwelijkheid], wordt oud, degenereert, en vergaat tot stof. In de eerste plaats, hoewel ik dit vaak heb uitgelegd, is wat wij de dood noemen de werking van het leven, inherent aan de materie waaruit het lichaam is samengesteld, en wat de ontbinding na het vertrek van de geest uit het lichaam veroorzaakt. Als dat niet zo was, dan zou het lichaam waaruit de geest gevloden is in alle eeuwigheid blijven bestaan, net als het was toen de geest het verliet, en zou het niet vergaan (DBY, 368).

Jezus Christus is de eersteling van de ontslapenen.

Jezus is de Eersteling van de doden, zoals u zult begrijpen. Henoch, Elia, Mozes, noch enig ander mens die ooit op aarde heeft geleefd, ongeacht hoe streng zijn levenswijze, is herrezen voordat het lichaam van Jezus Christus door de engel uit het graf was geroepen. Hij was de Eersteling van de doden. Hij is de Meester van de opstanding – het eerste vlees dat hier weer leefde na de heerlijkheid van de opstanding ontvangen te hebben (DBY, 374).

Dat was voor Hem geen wonder. Hij had de macht om leven te geven en te nemen; Hij had de macht om zijn leven neer te leggen en het weer op te nemen. Dat is wat Hij zelf zegt, en we moeten het geloven als we de geschiedenis van de Heiland geloven, en de uitspraken van de apostelen die zijn opgetekend in het Nieuwe Testament. Jezus had die macht in en van zichzelf; de Vader had Hem die verstrekt; het was zijn erfdeel, Hij had de macht om zijn leven neer te leggen en het weer op te nemen (DBY, 340–341).

Het bloed dat Hij op de berg Golgota vergoot, ontving Hij niet terug in zijn aderen. Dat werd vergoten, en toen Hij herrees, nam een ander element de plaats in van het bloed. Zo zal het ook gaan met iedereen die de opstanding ontvangt; het bloed zal niet met het lichaam herrijzen, daar het slechts bedoeld was om het leven van de huidige organisatievorm in stand te houden. Is die er niet meer, en ontvangen wij door de macht van de opstanding weer een lichaam, dan wordt dat wat wij nu het leven van het lichaam noemen, en dat gevormd wordt door het voedsel dat wij eten en het water dat wij drinken, vervangen door een ander element; want vlees en bloed kan het koninkrijk van God niet beërven [zie 1 Korintiërs 15:50] (DBY, 374).

Onze getrouwheid kan ons voorbereiden op een heerlijke opstanding, de hereniging van ons lichaam en onze geest.

Het evangelie van leven en verlossing openbaart iedereen die het ontvangt dat deze wereld slechts een plek van tijdelijke aard is, en van tijdelijke beproevingen en een tijdelijk bestaan, enz. Haar huidige bestaansvorm en gebruik zijn er slechts voor korte tijd, terwijl wij geschapen zijn om voor eeuwig te bestaan. De goddelozen kunnen niet verder zien dan dat wat deze wereld aangaat. Wij begrijpen dat wanneer wij wat deze staat betreft ontkleed worden, wij klaar zijn om met onsterfelijkheid bekleed te worden – dat wij, als wij dit lichaam afleggen, onsterfelijkheid aandoen [zie Alma 11:43–44]. Dit lichaam zal tot stof wederkeren, maar onze hoop en geloof is dat wij dit lichaam zullen terugkrijgen van de elementen – dat wij dezelfde organisatievorm zullen terugkrijgen die wij hier hebben, en dat wij, als wij de beginselen van de [evangelie]vrijheid getrouw zijn, dan klaar zullen zijn om in de eeuwigheid te blijven bestaan (DBY, 372).

Als de geest het lichaam verlaat, verblijft het zonder tabernakel in de geestenwereld totdat de Heer, door de wet die Hij heeft uitgevaardigd, de opstanding van de dood tot stand brengt [zie LV 93:33–34]. Wanneer de engel die de sleutels van de opstanding bezit zijn bazuin zal laten schallen, dan zullen de fundamentele onderdelen die ons lichaam hier georganiseerd hadden, als wij ze respecteren, en ook al zijn zij in de diepten van de zee terecht gekomen, en ook al ligt een onderdeeltje in het noorden, een ander in het zuiden, een ander in het oosten, en een ander in het westen, in een oogwenk bij elkaar gebracht worden, en zal onze geest er bezit van nemen. Dan zullen wij klaar zijn om te wonen bij de Vader en de Zoon, en wij kunnen dan pas klaar zijn om bij hen te wonen. Een geest die het lichaam verlaat, woont niet bij de Vader en de Zoon, maar in de geestenwereld, waar er een plek voor bereid is. Zij die hun tabernakel respecteren, en de Heer Jezus Christus liefhebben en in Hem geloven, moeten dit sterfelijk leven afleggen omdat zij anders de onsterfelijkheid niet kunnen aannemen. Dit lichaam moet veranderd worden omdat het anders niet voorbereid kan worden om te wonen in de heerlijkheid van de Vader (DBY, 372).

Wat zullen wij wat deze aarde betreft het eerst ontvangen als het lichaam en de geest door de dood gescheiden zijn? Het lichaam; dat is het voornaamste voorwerp van een goddelijk verlangen na het graf. Wij krijgen allereerst het lichaam in ons bezit. De geest [van een rechtschapen man of vrouw] heeft het lichaam overwonnen, en het lichaam is in elk opzicht onderworpen aan het goddelijk beginsel dat God in die persoon geplant heeft. De geest daarin is rein en heilig, en gaat in reine en heilige staat naar God, verblijft in reine en heilige staat in de geestenwereld, en krijgt na enige tijd het voorrecht om het lichaam weer op te nemen. [Jezus Christus,] die de sleutels van de opstanding bezit, en die deze ervaring al eerder door heeft gemaakt, zal de opdracht krijgen om ons lichaam te laten herrijzen, en onze geest zal daar klaarstaan om [ons] lichaam in te gaan. Wanneer wij dan klaar zijn om ons lichaam te ontvangen, is dat het eerste aardse voorwerp dat de goddelijkheid toont die de mens kan bereiken. Uitsluitend het lichaam sterft; de geest blijft bestaan (DBY, 373).

Wij zijn hier in de omstandigheden om onze doden te begraven naar de orde van het priesterschap. Maar sommige van onze broeders sterven op zee; zij kunnen niet op een begraafplaats begraven worden, maar worden in canvas genaaid en in zee geworpen, en misschien zijn zij twee minuten later al in de ingewanden van een haai, en toch komen die personen voort in de opstanding en ontvangen zij alle heerlijkheid die zij waardig zijn, en worden zij bekleed met alle schoonheid van herrezen heiligen, net zo goed alsof zij in een gouden of zilveren doodskist waren weggelegd op een plek die bestemd is voor het begraven van doden (DBY, 373–374).

Geen mens kan het celestiale koninkrijk ingaan en gekroond worden met celestiale heerlijkheid tot hij zijn herrezen lichaam heeft (DBY, 375).

De enige ware rijkdom is voor u en mij om een heilige opstanding te verkrijgen (DBY, 372).

Studiesuggesties

Aards geluk is niet te vergelijken met ‘de heerlijkheid, vreugde, gemoedsrust en het geluk van de ziel die het sterfelijk leven in rechtschapen vrede verlaat’.

  • Ook al is het pijnlijk om afscheid te nemen van geliefden, in welk opzicht kunnen wij ons toch verheugen en troost vinden in hun dood?

  • Wat was de raad van president Young met betrekking tot onze proeftijd in het sterfelijk leven? Hij heeft ook gezegd dat wij zo moeten leven dat ons karakter ‘door heilige personen met plezier kan worden onderzocht’. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat de dag des oordeels voor ons een gelukkige tijd wordt?

Bij de dood wordt de geest van het lichaam gescheiden, keert het lichaam terug tot de aarde, en gaat de geest de geestenwereld binnen.

  • Waarom is de dood een onderdeel van de ‘werking van het leven’?

  • Wat heeft president Young gezegd over het lichaam wanneer de geest het heeft verlaten?

Jezus Christus is de eersteling van de ontslapenen.

  • Waardoor was Jezus in staat om te herrijzen?

  • Wat leren wij uit de opstanding van Christus aangaande herrezen personen? Hoe zal ons lichaam veranderen door de opstanding?

Onze getrouwheid kan ons voorbereiden op een heerlijke opstanding, de hereniging van ons lichaam en onze geest.

  • Hoe zal volgens president Young de opstanding plaatsvinden? (Zie ook Alma 11:43; Filippenzen 3:21.)

  • Wat houdt het in om onze tabernakel te respecteren?

  • Waarom is ‘een heilige opstanding’ ontvangen de ‘enige ware rijkdom’ voor ons?

Afbeelding
Christ appearing to Mary

Alvorens op te varen naar zijn Vader, verscheen de herrezen Jezus Christus aan Maria.

Afbeelding
pioneers burying dead

De dood was een immer aanwezige realiteit voor de heiligen die de vlakten overstaken, wat te zien is in dit schilderij.