Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 40: Heil door Jezus Christus


Hoofdstuk 40

Heil door Jezus Christus

President Brigham Young vroeg: ‘Zal er niemand verloren gaan? Zal niemand de toorn van de Almachtige moeten ondergaan? In de eerste plaats kan ik u zeggen, zoals ik mijn hele leven al heb gezegd, dat ik, waar ik ook heb gepredikt, nooit de neiging heb gehad om aan de mensen hel en verdoemenis te prediken. Ik heb het een groot aantal keren geprobeerd – ik heb het de afgelopen sabbatdag geprobeerd, en ik heb vandaag geprobeerd om zover te komen – het lijden van de goddelozen. Zij zullen lijden, naar het schijnt; maar ik kan mijn hart op niets anders zetten dan het heil van de mensen’ (DBY, 388). President Young leerde de leden dat ‘allen zullen opstaan’ (DBY, 391). Hij sprak over een heil dat ‘de hele mensheid zou bereiken’ (DBY, 389). En hij sprak over het eeuwige leven voor hen die ‘de vereisten van Gods [wetten] gehoorzamen en volharden in getrouwheid’ (DBY, 387).

Leringen van Brigham Young

Het heil dat Jezus Christus aanbiedt, bereikt de hele mensheid.

Aanschouw de goedheid, de lankmoedigheid, de goedgunstigheid en de sterke ouderlijke gevoelens van onze Vader en God, dat Hij de weg bereidt en de middelen verschaft om de kinderen der mensen te redden – niet alleen de heiligen der laatste dagen – niet alleen hen die het voorrecht hebben van de eerste beginselen van de celestiale wet, maar om allen te redden. Het is een universele redding – een universele verlossing (DBY, 388).

Hoe velen zullen worden behouden? Allen die de macht en de aard van Gods Zoon niet verloochenen en trotseren – allen die niet tegen de Heilige Geest zondigen (DBY, 387).

Alle volken zullen deze zegeningen deelachtig worden; allen hebben deel aan de verlossing door de Heiland. Hij heeft de dood gesmaakt ter wille van ieder mens; zij zijn allen in zijn macht, en Hij redt hen allen, zoals Hij zegt, behalve de zonen des verderfs; en de Vader heeft alle schepselen op deze aarde in zijn macht gegeven. De aarde zelf, en de mensheid erop, de redeloze dieren, de vissen der zee en het gevogelte des hemels, de insecten en al het kruipende gedierte, met alles wat tot deze aardbol behoort – allen zijn in handen van de Heiland, en Hij heeft hen allen verlost (DBY, 388).

De naam van iedere zoon en dochter van Adam is reeds in het Boek des Levens van het Lam geschreven. Komt er ooit een tijd dat ze eruit zullen worden genomen? Ja, als ze een zoon des verderfs worden, en niet eerder. Iedere persoon heeft het voorrecht om zijn naam erin te laten staan. Als hij dat voorrecht verwaarloost, zal zijn naam worden uitgewist, en niet eerder dan op dat moment. Alle namen van de hele mensheid staan erin, en de Heer zal ze daarin houden totdat zij tot een kennis van de waarheid komen, zodat zij tegen Hem kunnen opstaan, en tegen de Heilige Geest kunnen zondigen; dan zullen zij in de hel worden neergeworpen, en hun naam zal uit het Boek des Levens van het Lam worden gewist (DBY, 387–388).

Het zal een vreugde zijn te weten dat wij allen hebben gered die de Vader in onze macht [onder ons rentmeesterschap] heeft geplaatst. Jezus heeft gezegd dat Hij niemand heeft verloren, behalve de zonen des verderfs. Hij zal geen van zijn broeders kwijtraken, behalve zonen des verderfs. Laten wij allen redden die de Vader in onze macht heeft gegeven (DBY, 388).

Onze godsdienst is aangepast aan de gesteldheid van de hele mensheid. Hij stuurt niet een deel van de mensen weg om voor altijd en eeuwig in kwelling te jammeren, maar strekt zich uit tot aan de laatste zoon en dochter van Adam en Eva, en zal hen uit de gevangenis trekken, de deuren opendoen, de boeien slaken en iedere ziel die eeuwig heil zal ontvangen, het leven geven (DBY, 389).

Heel de hemel wil graag dat de mensen zullen worden behouden. De hemelen wenen om de mensen, wegens hun hardnekkigheid, ongeloof en traagheid om te geloven en te handelen (DBY, 388–389).

Toen God aan Joseph Smith en Sidney Rigdon openbaarde dat er voor allen een plaats was bereid, overeenkomstig het licht dat zij hadden ontvangen en de mate waarin zij het kwaad hadden verworpen en het goede bedreven, was dat voor velen een grote beproeving, en sommigen werden afvallig omdat God de heidenen en kinderen geen eeuwigdurende straf zou opleggen, maar voor allen, op de juiste tijd, een plaats van heil zou hebben, en de oprechten en deugdzamen en waarheidlievenden zou zegenen, of ze ooit tot een kerk hadden behoord of niet. Het was voor deze generatie een nieuwe leerstelling, en velen struikelden erover (DBY, 390–391).

Is het niet een heerlijke gedachte dat er koninkrijken, woningen van heerlijkheid en aangename woonplaatsen zijn bereid voor alle zoons en dochters van Adam, behalve de zonen des verderfs? Niet allen zullen deelnemen aan de eerste opstanding, en misschien zullen velen ook niet in de tweede voorkomen; maar allen zullen worden opgewekt (DBY, 39).

Door de verzoening van Christus zullen allen die getrouw zijn aan de wetten en verordeningen van het evangelie, worden behouden in het celestiale koninkrijk.

Er is uitzicht [op verhoging] voor hen die hebben geleefd en voor hen die nu leven. Het evangelie is gekomen. Waarheid, licht en gerechtigheid zijn de wereld in gezonden, en zij, die deze ontvangen, zullen worden behouden in het celestiale koninkrijk van God. En velen van hen die deze niet ontvangen ten gevolge van onwetendheid, traditie en de onjuiste leringen van hun voorvaders, zullen toch een goed en heerlijk koninkrijk beërven, en zullen meer genieten en meer ontvangen dan ooit in iemands hart is opgekomen, tenzij hij een openbaring heeft ontvangen (DBY, 389).

Deze woorden [zie LV 88:21–24] geven weer wat Jezus bedoelde toen hij zei: ‘In het huis mijns Vaders zijn vele woningen’ [Johannes 14:2; LV 98:18]. Hoeveel, zou ik niet kunnen zeggen; maar er zijn er drie die afzonderlijk worden genoemd: het celestiale, het hoogste; het terrestriale, dat daarop volgt; en het telestiale, het derde. Als we de moeite zouden doen om te lezen wat de Heer tot zijn volk in de laatste dagen heeft gezegd, zouden we erachter komen dat Hij voor alle inwoners der aarde heeft gezorgd; ieder schepsel dat wenst, en er ten minste naar streeft, het kwaad te overwinnen en de ongerechtigheid binnen zichzelf te onderwerpen, en zo te leven dat hij of zij een heerlijkheid waardig is, zal er een bezitten. Wij, die de volheid van het evangelie van Gods Zoon hebben ontvangen, ofwel het koninkrijk des hemels dat op aarde is gekomen, zijn in het bezit van die wetten, verordeningen, geboden en openbaringen die ons er, door strikte gehoorzaamheid, op zullen voorbereiden om het celestiale koninkrijk te beërven en in de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon te komen (DBY, 391).

Hoe het ook naar buiten toe moge schijnen – als ik werkelijk kan weten dat het hart van de mensen er volledig op is gericht om de wil van hun Vader in de hemel te doen, dan zullen zij, al zouden ze falen en vele dingen doen ten gevolge van de zwakheid van de menselijke aard, toch worden verlost (DBY, 389).

En als wij zaligmaking aanvaarden op de voorwaarden waarop die ons wordt aangeboden, moeten wij eerlijk zijn in iedere gedachte, in onze overwegingen, in onze bespiegelingen, in ons privé- leven, in onze zaken, in onze beweringen en bij elke daad in ons leven, onbevreesd en ongeacht elk beginsel van dwaling, en elk beginsel van onwaarheid dat men voor zou kunnen leggen (DBY, 389).

Hoewel wij als volk hetzelfde belang hebben – bedenk dat zaligmaking een individueel werk is; het is: iedere persoon voor zichzelf. Ik heb nu niet genoeg tijd om u alles te vertellen wat ik daarmee bedoel, maar ik zal u een aanwijzing geven. Er zijn mensen in deze kerk die erop rekenen dat ze door de rechtschapenheid van anderen zalig zullen worden. Zij zullen hun doel niet bereiken. Er zijn er die aan zullen komen wanneer de poort juist gesloten is, dus in dat geval kunt u worden buitengesloten; dan zult u iemand die, door zijn eigen getrouwheid en door de genade van Jezus Christus, de celestiale poort is binnengegaan verzoeken te komen en de poort voor u te openen; maar dat te doen ligt niet op zijn terrein. Dat zal het lot zijn van die personen die tevergeefs hopen dat ze zullen worden behouden dankzij de rechtschapenheid en de invloed van broeder [of zuster] Iemand. Daarom waarschuw ik u dat u rechtschapenheid en getrouwheid in uzelf moet aankweken, want dat is het enige paspoort naar celestiaal geluk (DBY, 390).

Als broeder Brigham op het verkeerde spoor zou raken, en worden buitengesloten van het koninkrijk des hemels, zou dat aan niemand anders te wijten zijn dan aan broeder Brigham. Ik ben het enige wezen in de hemel, op aarde of in de hel wie dat te verwijten is (DBY, 390).

Dit zal in gelijke mate van toepassing zijn op iedere heilige der laatste dagen. Zalig worden is een individuele activiteit. Ik ben de enige persoon die wellicht mijzelf kan behouden. Wanneer de zaligheid mij wordt gezonden, kan ik die verwerpen of aannemen. Wanneer ik hem aanneem, geef ik mijn leven lang onvoorwaardelijke gehoorzaamheid en onderwerping aan de grote Bron ervan, en aan hen die Hij zal aanwijzen om mij te onderrichten; als ik hem verwerp, volg ik eerder de inspraken van mijn eigen wil na dan de wil van mijn Schepper (DBY, 390).

Er is nog nooit iemand meer dan zalig geworden; allen die zalig zijn geworden en die dat ooit in de toekomst zullen worden, zijn alleen nog maar net zalig geworden, en dan is dat niet zonder strijd om te overwinnen, die alle energie van de ziel vereist (DBY, 387).

Waar God en Christus verblijven, is een koninkrijk op zich – het celestiale koninkrijk (DBY, 388).

De mensen die een zetel in het celestiale koninkrijk wensen te verkrijgen, zullen bemerken dat ze iedere dag strijd moeten leveren (DBY, 392).

Het is volkomen onzin en belachelijk dat iemand zalig zou kunnen worden in het celestiale koninkrijk van God zonder erop te zijn voorbereid om op een reine en heilige plek te verblijven; en als er ook maar iemand is die denkt dat hij de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon kan verwerven door voor zijn godsdienst te vechten in plaats van deze na te leven, vergist hij zich. Hoe sneller we dus besluiten om onze godsdienst na te leven, des te beter het voor ons zal zijn (DBY, 392).

De organisatie van de hemel is erop gericht om allen daarin bijeen te brengen, en iedereen te behouden die kan worden behouden (DBY, 387).

De mensen zouden moeten begrijpen dat er niemand op aarde is geboren die niet in het koninkrijk van God kan worden behouden, als hij daartoe bereid is (DBY, 387).

Allen die op deze aarde hebben geleefd of zullen leven, zullen het voorrecht hebben om het evangelie te ontvangen. Ze zullen daar apostelen, profeten en predikers hebben, zoals wij hier hebben, om hen te leiden op de wegen van waarheid en rechtschapenheid, en hen terug naar God te leiden. Allen zullen de kans hebben op zaligheid en het eeuwige leven (DBY, 387).

Als wij hetzelfde geloof hebben, en wij verenigd zijn om één groot doel te bereiken, en ik als individu de mogelijkheid heb om in het celestiale koninkrijk te komen, kunt u en kan ieder ander, volgens dezelfde regel, daar ook komen (DBY, 387).

Onze hemelse Vader zal zijn dappere kinderen verhogen om voor eeuwig in macht en heerlijkheid bij Hem te wonen.

Hebben alle geesten dezelfde gaven ontvangen? Nee, beslist niet. Zullen allen in het celestiale koninkrijk aan elkaar gelijk zijn? Nee. [Zie LV 131:1–4]. Sommige geesten zijn edeler dan andere; sommige zijn in staat om meer te ontvangen dan anderen. In de geestenwereld bestaat dezelfde verscheidenheid die u hier ziet, en toch hebben allen dezelfde afstamming, en zijn zij kinderen van één Vader, één God (DBY, 391).

Het is het plan, de wens, de wil en bedoeling van de Heer dat de inwoners der aarde worden verhoogd tot tronen, koninkrijken, vorstendommen en machten, al naar gelang hun bekwaamheid. (…) Ze moeten eerst allen worden onderworpen aan zonde en aan de ellende van het sterfelijk vlees, om te bewijzen dat ze het waardig zijn; dan is het evangelie gereed om vat op hen te krijgen en hen op te voeden, hen te verenigen, hun verstand te verlichten en hen één te maken in de Heer Jezus – dat hun geloof, gebeden, hoop, liefde en al hun verlangens altijd op één doel mogen zijn gericht (DBY, 391–392).

Het verschil tussen de rechtschapen mens en de zondaar, tussen eeuwig leven en dood, tussen geluk en ellende, is dit: voor hen die daar verhoogd zijn bestaan er geen grenzen of beperkingen in hun voorrechten, hun zegeningen blijven voortduren, en er is geen einde aan hun koninkrijken, tronen, heerschappijen, vorstendommen en macht, maar ze nemen toe in alle eeuwigheid (DBY, 63).

Wie kan de goddelijkheid van de mens omschrijven? Alleen zij die de ware beginselen van de eeuwigheid begrijpen – de beginselen die betrekking hebben op leven en zaligheid. De mens raakt, door te worden verhoogd, niet de macht en de mogelijkheden kwijt die hem van nature zijn gegeven; maar integendeel, door de weg in te slaan die naar het leven leidt, verkrijgt hij meer macht, meer invloed en mogelijkheden bij iedere stap die hij daarop voorwaarts gaat (DBY, 392).

Het koninkrijk waarin deze mensen zich bevinden, is verbonden met het celestiale koninkrijk; het is een koninkrijk waarin wij ons kunnen voorbereiden om de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon binnen te gaan. Laten wij dan zo leven dat we die heerlijkheid kunnen beërven. God heeft u beloofd, Jezus heeft u beloofd en de apostelen en profeten van oudsher en van onze tijd hebben u beloofd dat u zult worden beloond in overeenstemming met alles wat u in gerechtigheid voor de Heer kunt wensen, als u voor die beloning leeft (DNW, 31 okt. 1860, 1).

Zaligheid is het volledige bestaan van de mens, van de engelen en de goden; het is het eeuwige leven – het leven dat was, dat is en dat zal komen. En wij als mensen zijn erfgenamen van heel dat leven, indien wij ons erop toeleggen de vereisten van Gods wet te gehoorzamen en voort te gaan in getrouwheid (DBY, 387).

Als u goud en zilver bezit, laat het dan niet tussen u en uw plicht komen. Ik zal u zeggen wat u moet doen om uw verhoging te verwerven, die u niet kunt verkrijgen tenzij u deze koers volgt. Als u uw hart heeft gezet op iets dat u er ook maar in het minst vanaf houdt het aan de Heer toe te wijden, wijd dan dat ding in de eerste plaats aan Hem toe, zodat uw toewijding van het geheel volledig kan zijn. (…) Als ik mijn hart niet volledig aan dit werk wijd, zal ik er mijn tijd, mijn talenten, mijn handen en mijn bezittingen aan geven, totdat mijn hart toegeeft dat het ondergeschikt is. Ik zal mijn handen voor de zaak van God laten werken, totdat mijn hart zich buigt in onderwerping hieraan. (…) Ik heb u nu verteld welke weg u moet inslaan om de verhoging te verwerven. De Heer moet te allen tijde op de eerste plaats komen. De opbouw van zijn werk en koninkrijk behoort het allerbelangrijkste te zijn (DNW, 5 jan. 1854, 2).

Niemand zal behouden worden en in de tegenwoordigheid van de Vader komen, behalve door het evangelie van Jezus Christus – wat voor de een geldt, geldt ook voor de ander. De Heer heeft zijn zaak, zijn wegen, zijn werk; Hij zal het voltooien. Jezus werkt er met zijn macht aan om de aarde te heiligen en te redden, en om zijn broers en zusters terug te brengen in de tegenwoordigheid van de Vader. Wij werken met Hem samen voor de verlossing van de hele mensheid, zodat wij en zij erop voorbereid mogen zijn om bij God in zijn koninkrijk te verblijven (DBY, 389).

Studiesuggesties

Het heil dat Jezus Christus aanbiedt, bereikt de hele mensheid.

  • In welke betekenis is het heil dat Jezus Christus aanbiedt ‘een universele redding – een universele verlossing’? Hoe laat deze universele redding zien wat voor ‘sterke ouderlijke gevoelens’ onze hemelse Vader voor zijn kinderen heeft? Hoe brengt deze kennis u vreugde?

  • President Young heeft gezegd dat veel mensen afvallig werden toen God aan Joseph Smith en Sidney Rigdon openbaarde dat alle mensen het eeuwige heil konden ontvangen. Waarom denkt u dat deze leer voor sommige leden moeilijk te aanvaarden was? Hoe kunnen we soortgelijke problemen met de leringen van de profeten en apostelen in onze tijd voorkomen?

Door de verzoening van Christus zullen allen die getrouw zijn aan de wetten en verordeningen van het evangelie, worden behouden in het celestiale koninkrijk.

  • Wat denkt u dat president Young bedoelde toen hij zei ‘dat zaligmaking een individueel werk is’? Waarom vereist zaligmaking ‘alle energie van de ziel’? (Zie ook 2 Nephi 25:23.)

  • Vergelijk de beschrijving die president Young heeft gegeven van hen ‘die erop rekenen dat ze door de rechtschapenheid van anderen zalig zullen worden’ met de gelijkenis die de Heiland gaf van de wijze en de dwaze maagden (zie ook: Matteüs 25:1–13; LV 33:17; 45:56–57). President Young heeft ook gezegd: ‘Wij werken met Hem [Jezus] samen voor de verlossing van de hele mensheid’. Als we inzien ‘dat zaligmaking een individueel werk is’, hoe kunnen we anderen dan helpen bij hun pogingen om tot Jezus Christus te komen en het eeuwige leven te ontvangen?

  • Waarom hebben zelfs de getrouwste heiligen de genade van Jezus Christus nodig om het celestiale koninkrijk binnen te gaan?

  • Wat betekent het, volgens president Young, om het eeuwig heil te aanvaarden dat ons wordt aangeboden? Wat betekent het om het eeuwige heil te verwerpen? Door welke ervaringen hebt u ingezien hoe belangrijk het is om zich aan Gods wil te onderwerpen?

  • Waarom is het ‘onzin en belachelijk’ te denken dat we in Gods tegenwoordigheid zouden kunnen verblijven zonder daarop voorbereid te zijn? (Zie ook Mormon 9:4.) Wat hebben wij er bij onze voorbereiding om het celestiale koninkrijk binnen te gaan aan om getrouw te dienen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen? Waarom vraagt deze voorbereiding ons ‘iedere dag strijd [te] leveren’?

Onze hemelse Vader zal zijn dappere kinderen verhogen om voor eeuwig in macht en heerlijkheid bij Hem te wonen.

  • Wat bedoelde president Young toen hij zei dat het evangelie ons ‘één [kan] maken in de Heer Jezus? (Zie ook: Johannes 17; 4 Nephi 1:15–17; LV 38:27.)

  • President Young heeft gezegd: ‘Jezus werkt er met zijn macht aan (…) om zijn broers en zusters terug te brengen in de tegenwoordigheid van de Vader. Wij werken met Hem samen.’ Op wat voor manieren kunnen wij met Hem samenwerken ‘voor de verlossing van de hele mensheid’?