2011
Het gezin sterken door materiële zelfredzaamheid
Juni 2011


Huisbezoekboodschap

Het gezin sterken door materiële zelfredzaamheid

Bestudeer dit materiaal en bespreek het met de zusters die u bezoekt, als u dat gepast vindt. Gebruik de vragen om de zusters te sterken, en om de ZHV actief deel uit te laten maken van uw eigen leven.

geloof • gezin • hulp

Iedere zuster heeft tot taak om zelfredzaam te worden: het vermogen te ontwikkelen om voor zichzelf en haar gezin te zorgen. We worden zelfredzaam als we leren om met plezier te werken, als we streven naar inspiratie over hoe we het beste in ons onderhoud kunnen voorzien, en als we er met onze gezinsleden aan werken om in onze fundamentele behoeften te voorzien.

Zijn we zelfredzaam, dan gebruiken we onze zegens en middelen ter voorbereiding en vermijding van problemen. Maar onze zelfredzaamheid wordt vergroot als we bidden om de moed waarmee we de moeilijkheden tegemoet kunnen treden die beslist zullen komen. Als we zelfredzaam zijn, kunnen we ons verbond om voor anderen te zorgen nakomen.

In de ZHV leren we de beginselen en vaardigheden van zelfredzaamheid. Zusters kunnen de volgende onderwerpen leren: budgetteren, schulden afbetalen, beroepsvaardigheden ontwikkelen, de Schriften en het evangelie, anderen leren lezen en studeren, techniek, lichamelijke gezondheid, fitness, verslavingspreventie en -herstel, sociale en emotionele gezondheid, ziektepreventie, tuinieren, voedselproductie en -opslag; voorbereiding op noodsituaties, en nog veel andere onderwerpen waarmee ze zelfredzaam kunnen worden.1

Julie B. Beck, algemeen ZHV-presidente, legt uit dat ‘voor onszelf en voor anderen zorgen een bewijs is dat we discipelen van de Heer Jezus Christus zijn. (…) Toen [mijn schoonmoeder] vorig jaar plotseling overleed, liet ze tekens na dat ze zelfredzaam was geweest. Ze had een geldige tempelaanbeveling, veel gebruikte Schriften en evangelielesboeken. We verdeelden liefdevol de potten, pannen en schotels waarmee ze duizenden maaltijden had bereid. Ze liet ons quilts na die ze van oude kleding had gemaakt. Ze geloofde in het oude gezegde ‘Eet het, verslijt het, doe het ermee, of doe het zonder.’ We zagen de voedselvoorraad die ze had gekweekt, ingemaakt en opgeslagen. We vonden het vooral ontroerend om de boekjes te vinden waarin ze vele jaren trouw haar uitgaven had bijgehouden. Omdat ze verstandig leefde, liet ze wat geld na dat ze voor noodgevallen had gespaard, en ze liet geen schulden na! Maar wat belangrijker was, ze had veel andere mensen de vaardigheden geleerd die ze had opgedaan in haar getrouwe leven, en had anderen daarmee geïnspireerd.’2

Uit de Schriften

Johannes 13:34–35; Jakobus 1:27; Mosiah 4:26; Leer en Verbonden 29:34–35; 38:30; 44:6

Onze geschiedenis

De ZHV-zusters hebben zich altijd ingezet voor de stoffelijke en geestelijke redding van zielen. Bij de vergaderingen van de Female Relief Society of Nauvoo brachten de zusters wekelijks verslag uit over mensen in nood. Bijdragen van geld, goederen, talenten en tijd werden verdeeld om het lot van de behoeftigen te verlichten. Dit fundamentele werk van lijden verlichten is in de loop van de generaties het werk van de zustershulpvereniging gebleven.

Toen de heiligen in de Salt Lake Valley waren aangekomen, zei president Brigham Young (1801–1877) de zusters dat ze mensen in nood moesten helpen en vaardigheden moesten leren die hen in staat zouden stellen om voor zichzelf te zorgen. Hij zei: ‘Leer om in uw onderhoud te voorzien; sla graan en meel op, en bewaar het voor een tijd van schaarste.’3 Op aanwijzing van de priesterschap blijft de zustershulpvereniging de zusters leren om zelfredzaam te zijn en het gezin te beschermen, en blijft zij rechtschapenheid en goede daden, de reine liefde van Christus, aanmoedigen.

Noten

  1. Zie Handboek 2: de kerk besturen (2010), 9.4.2.

  2. Julie B. Beck, ‘The Welfare Responsibilities of the Relief Society President’, Basic Principles of Welfare and Self-Reliance (2009), p. 6.

  3. Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young (1997), p. 232.

Foto-illustratie Welden C. Andersen