Instituut
Hoofdstuk 23: Alma 1–4


Hoofdstuk 23

Alma 1–4

Inleiding

Alma de jonge kreeg met ernstige moeilijkheden te maken toen hij tegelijkertijd als hogepriester over de kerk en de eerste gekozen opperrechter over de Nephieten werkzaam was (zie Alma 4:18). Zowel de kerk als de regering werd bedreigd door mannen die godsdienst en politiek voor hun eigen gewin gebruikten. Nehor ondermijnde de kerk door priesterlisten en vestigde een religieuze beweging en leer waartoe velen zich aangetrokken voelden (zie Alma 1). Amlici, een man van de orde van Nehor, voerde oorlog tegen de pas gekozen regering van rechters nadat het koningschap aan zijn neus voorbijging (zie Alma 2–3). Let op hoe Alma bad, geloof in God oefende en vervolgens in actie kwam om elk van de problemen waarmee hij kampte aan te pakken. Denk na hoe u Alma’s voorbeeld kunt volgen bij de aanpak van uw eigen moeilijkheden.

Toelichting

Alma 1:3–4. Nehor verkondigde dat een ‘leraar zich gewild moest maken’

  • Nehor probeerde met vleierij en valse leer volgelingen voor zich te winnen en de kerk van God aan te vallen. Zijn leringen waren populair omdat ze de zonde onder het mom van godsdienst vergoelijkten. Hij moedigde goddeloosheid aan en hield de mensen voor dat uiteindelijk ‘alle mensen het eeuwige leven [zouden] hebben’, ongeacht hun levenswandel (Alma 1:4).

    Afbeelding
    Nehor verkondigt leugens

    Jerry Thompson, © IRI

    Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons aangespoord om de hedendaagse Nehors en hun populaire boodschappen moedig te verwerpen: ‘Nehors woorden spraken de mensen aan, maar zijn leer, hoewel die populair was bij velen, was niet juist. Wanneer we geconfronteerd worden met de vele beslissingen van het leven, zijn de makkelijke en populaire boodschappen van de wereld doorgaans niet de juiste keuze, en is er veel moed voor nodig om het goede te kiezen.’ (Zie De Ster, januari 1994, p. 63.)

  • In Alma 1:4 verkondigt Nehor dat ‘alle mensen het eeuwige leven [zullen] hebben’. In vers 16 staat dat priesterlist het prediken van valse leerstellingen inhoudt ter wille van rijkdom en eer. Een van de valse leerstellingen die vanwege priesterlist vaak gepredikt wordt, is dat ‘het gehele mensdom ten laatsten dage behouden z[al] worden, en dat zij niet behoe[v]en te vrezen of te sidderen’ (vers 4). Priesterlist heeft onder meer als groot probleem dat bekering geen rol speelt, ‘want zij hingen de belijdenis van Nehor aan en geloofden niet in bekering van hun zonden’ (Alma 15:15).

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft evangelieleerkrachten verteld dat zij naar de Heiland moeten opzien en hun leerlingen moeten helpen om dat ook te doen: ‘Een evangelieleerkracht zal de blik [van leerlingen] op de Meester nooit blokkeren door in de weg te staan of door de les te overschaduwen met zelfverheerlijking of eigenbelang. Dat betekent dat een evangelieleerkracht zich nooit moet inlaten met priesterlisten, wat inhoudt “dat mensen prediken en zichzelf opwerpen als een licht der wereld om gewin en de lof der wereld te verwerven” (2 Nephi 26:29). Een evangelieleerkracht predikt niet om “zich gewild [te] maken” (Alma 1:3) of “ter wille van rijkdom en eer” (Alma 1:16). Hij of zij volgt dat geweldige voorbeeld uit het Boek van Mormon waarin “de prediker (…) niet beter dan de toehoorder [was], evenmin was de leraar beter dan de leerling” (Alma 1:26). Beiden zullen altijd opzien naar de Meester.’ (Liahona, januari 2000, p. 96.)

Alma 1:5–6, 16. Priesterlisten

  • Nehor moedigde priesterlisten en zelfverheerlijking aan om rijdom en eer te verkrijgen. Uit Nehors voorbeeld blijkt dat we argwanend moeten zijn jegens hen die beroemdheid of rijkdom nastreven met hun prediking. Nephi heeft priesterlisten als volgt omschreven: ‘Priesterlisten houdt in dat mensen prediken en zichzelf opwerpen als een licht der wereld om gewin en de lof der wereld te verwerven; maar het welzijn van Zion zoeken zij niet. Zie, de Heer heeft dat verboden’ (2 Nephi 26:29–30).

  • Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft priesterlisten voor leerkrachten in de kerk ook omschreven: ‘Alles wat u en ik als leerkracht doen waarmee we willens en wetens de aandacht op onszelf vestigen — door de boodschap die we presenteren, door de methoden die we gebruiken, of in onze manier van doen — is een vorm van priesterlist die afdoet aan de doeltreffendheid van de Heilige Geest als leraar. “Predikt hij door de Geest der waarheid of op een andere wijze? En indien het op een andere wijze gebeurt, is het niet van God” (LV 50:17–18).’ (‘Seek Learning by Faith’ [een avond met ouderling David A. Bednar, 3 februari 2006], p. 4, www.ldsces.org.)

Alma 1:7–9. Gideon was ‘een werktuig in de handen Gods’

  • In de kroniek staat dat Gideon ‘een werktuig in de handen Gods was’ (Alma 1:8). Hij maakte deel uit van de groep die in het land Nephi woonde en weerstond het goddeloze leiderschap van koning Noach (zie Mosiah 19:4). Later werd Gideon ‘de bevelhebber van de koning’ tijdens de regering van Limhi en speelde hij een belangrijke rol bij het behouden van zijn volk en hun ontsnapping naar Zarahemla (zie Mosiah 20:17; 22:3–9). Eenmaal in Zarahemla, voldeed hij aan de hoge normen die aan een leraar in de kerk werden gesteld (zie Mosiah 23:14). Toen Gideon met de valse leringen van Nehor in aanraking kwam, wees hij Nehor terecht ‘met de woorden Gods’ (Alma 1:7). Als gevolg daarvan werd Gideon doodgeslagen omdat hij pal stond voor het geloof. Deze bevelhebber, leraar en martelaar genoot zo veel respect onder het volk, dat men zowel een dal als een stad naar hem noemde (zie Alma 2:20; 6:7).

Alma 1:13–15. Wat is een oneervolle dood?

  • Nehor werd ter dood gebracht vanwege de moord op Gideon. De Schriften zeggen dat hij ‘een oneervolle dood’ onderging (Alma 1:15), ofwel schandelijk aan zijn einde kwam.

Alma 1:17–18. De doodstraf

  • De wet van God is: ‘Wie des mensen bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden’ (Genesis 9:6). In 1889 hebben het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen een verklaring opgesteld met het standpunt van de kerk inzake de doodstraf:

    ‘Wij leggen plechtig de volgende verklaringen af:

    ‘Dat deze kerk het vergieten van het bloed van mensen met de grootste afschuw beschouwt. Dat wij het doden van menselijke wezens, behalve in overeenstemming met burgerlijke wetten, als een halsmisdaad beschouwen, die bestraft moet worden door het bloed van de misdadiger te vergieten, na een openbare rechtszitting voor een wettelijk ingesteld gerechtshof van het land. (…)

    ‘De openbaringen van God aan deze kerk maken duidelijk dat de dood de straf is voor een halsmisdaad en dat zij die de wetten met betrekking tot het leven en de eigendommen van anderen overtreden, volgens de wetten van het land berecht moeten worden.’ (‘Official Declaration’, Millennial Star, 20 januari 1890, pp. 33–34.)

Alma 1:19–20, 25. Vervolging verdragen

  • Wie de leringen van Jezus Christus volgen, hebben altijd met vervolging te maken gehad. President Harold B. Lee (1899–1973) heeft de mensen die vervolgd worden, aangespoord om hun beproevingen niet hun geestelijke vooruitgang of hun rechtschapen ijver te laten dwarsbomen:

    ‘Het is goddelijk om vervolging te doorstaan ten behoeve van een groot werk waarin waarheid, deugdzaamheid en integriteit op het spel staan. (…) De grote schade die door vervolging wordt aangericht, is niet afkomstig van de vervolging zelf, maar van de mogelijke consequenties als de vervolgden belemmerd worden in hun ijver voor het rechtschapen doel. Veel vervolgingen zijn het gevolg van onwetendheid, want de mensen zijn geneigd in opstand te komen tegen dingen die zij niet begrijpen. Soms is vervolging van kwaadaardige mensen afkomstig. Maar wat de oorzaak ook moge zijn, vervolging is blijkbaar zo algemeen ten opzichte van mensen die rechtschapen doelen nastreven. (…)

    ‘(…) Als u altijd eerlijk en trouw blijft, ondanks de hatelijke opmerkingen of zelfs het geweld van anderen, zult u met eeuwige vreugde worden gekroond. Wie weet of er in onze tijd, net als vroeger, opnieuw heiligen of zelfs apostelen hun leven voor de waarheid moeten opofferen? Als die tijd ooit komt, hoop ik dat zij niet zullen falen!’ (Decisions for Successful Living [1973], pp. 61–62.)

Alma 1:26. ‘Wanneer de priesters hun arbeid verlieten om het woord Gods (…) mee te delen’

  • In Alma 1 vergelijkt Mormon de hoogmoed van Nehor met de nederige priesters van de kerk van God. Nehor droeg ‘zeer kostbare kleding’, predikte ‘ter wille van rijkdom’ en verhief zich in de hoogmoed van zijn hart met het idee dat hij boven anderen verheven was (zie Alma 1:5–6, 16). De ware priesters, daarentegen, droegen geen kostbare kleding, predikten vanuit een verlangen om anderen vooruitgang te zien maken en niet uit winstbejag, werkten zelf voor hun eigen onderhoud en achtten zich niet boven hun toehoorders (zie Alma 1:26–27; zie ook Mosiah 18:24; 27:5). In het Boek van Mormon staat dat diverse afvallige groeperingen de leringen of orde van Nehor aanhingen (zie Alma 1:16; 16:1–12). Deze orde verhieven hun zogeheten geestelijke leiders tot een klasse van ‘elitepriesters’ in een sociale rangorde onder het volk. Die zelfbenoemde elites buitten de lekenbevolking vaak uit en vervolgden de armen (zie Mosiah 11:3–6; 23:39; 24:8–9; Alma 31:23–32:5). In Alma 1:26 staat juist dat de Heer onbetaalde geestelijken als priesterschapsleiders roept.

Alma 1:26–31. De aangelegenheden der kerk geregeld

  • President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft gezegd dat de kerk van de Heer vestigen meer inhoudt dan mensen dopen:

    ‘Wij onderkennen dat de kerk van de Heer vestigen veel meer omvat dan het dopen van mensen. In het eerste hoofdstuk van het boek Alma in het Boek van Mormon staat een leerzame reeks gebeurtenissen die aangeven hoe de aangelegenheden in de kerk van de Heer worden geregeld. (…)

    Laten we deze gang van zaken eens onder de loep nemen:

    ‘Ten eerste, er wordt in de leerstellingen onderwezen [zie Alma 1:26].

    ‘Ten tweede, de leden achten elkaar als zichzelf (zie vers 26).

    ‘Ten derde, zij arbeiden allemaal, zij werken voor en verdienen wat zij ontvangen (zie vers 26).

    ‘Ten vierde, zij geven van hun bezit aan de minderbedeelden, zij helpen elkaar (zie vers 27).

    ‘Ten vijfde, zij houden hun eigen begeerten onder controle en voorzien tegelijkertijd in hun eigen behoeften (zie vers 27). (…)

    ‘Deze machtige verandering vond plaats, niet omdat de mensen dingen kregen, maar omdat ze onderricht werden, verantwoordelijkheid voor zichzelf begonnen te nemen en te zorgen voor de minderbedeelden. Zodra zij van zichzelf gaven op de wijze van de Heer, begonnen zij voorspoedig te worden.

    ‘Dit proces van de kerk vestigen kan overal worden toegepast.’ (Ensign, november 1979, p. 91.)

Alma 1:27. Kleding en uiterlijk

  • Het Boek van Mormon waarschuwt ons herhaaldelijk tegen de zonden van hoogmoed en klassenonderscheid, zichtbaar in de ‘zeer kostbare kleding’ die mensen gaan dragen (Alma 1:6). De leden van de kerk krijgen de raad om uitersten in kleding en uiterlijk te mijden. Ook dienen zij niet voortdurend dure mode na te jagen (zie LV 42:40). Toch dienen discipelen van Christus ‘goed verzorgd en aantrekkelijk’ te zijn (Alma 1:27).

    In het boekje Voor de kracht van de jeugd staat: ‘Als je je goed verzorgt en fatsoenlijk kleedt, nodig je de Geest uit. (…) Wees altijd netjes en schoon, pas ervoor om er slordig of onverzorgd bij te lopen, en let ook op je manieren. Vraag jezelf af: “Zou ik mij, zoals ik er nu uitzie, op mijn gemak voelen in de tegenwoordigheid van de Heer?”’ ([2001], pp. 15–16.)

    Afbeelding
    Fatsoenlijk geklede jongvolwassenen

Alma 2:4–6. De stem van het volk

  • Amlici’s poging om de mensen hun religieuze rechten en voorrechten te ontnemen, werd door de stem van het volk verijdeld. Denk u eens in wat er was gebeurd als rechtschapen Nephieten in de tijd van Amlici hun stem niet hadden uitgebracht. In deze tijd heeft iedere heilige der laatste dagen die in een democratisch land woont de heilige plicht om te stemmen en zijn of haar gemeenschap ten goede te beïnvloeden door steun te geven aan leiders en wetten die eerlijk, goed, verstandig en eerbaar zijn (zie LV 98:10).

  • Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons aangespoord om onze stem te laten klinken tegen de goddeloze tendensen in deze tijd: ‘We moeten deze uitspraak van Edmund Burke in gedachten houden: “Het enige wat nodig is om het kwaad te laten triomferen, is dat goede mensen niets doen.” Wij moeten onze stem laten horen, samen met andere bezorgde burgers overal ter wereld, en ons keren tegen de huidige tendensen. Wij moeten de media die aanstootgevende programma’s brengen, vertellen dat we er schoon genoeg van hebben. We moeten programma’s en producten steunen die positief en verheffend zijn. Als we de handen ineenslaan met vrienden en omwonenden die onze bezorgdheid delen, dan kunnen we de verantwoordelijke personen een duidelijke boodschap geven. Hun internetsites en hun filialen vermelden een adres. Brieven en e-mailtjes hebben een sterkere uitwerking dan de meeste mensen denken.’ (Liahona, november 2003, p. 18.)

Alma 2:28–31. Alma en de Nephieten werden door de Heer versterkt

  • De Heer had de Nephieten eerder beloofd dat Hij ze tegen de Lamanieten zou beschermen als zij een rechtschapen leven leidden (zie 2 Nephi 5:25). Toen de Nephieten dan ook voor grote moeilijkheden stonden, riepen zij God aan en werden zij ‘door de hand des Heren versterkt’ (Alma 2:28). Bij diezelfde strijd werd Alma vanwege zijn geloof door God ‘versterkt’, zodat hij zijn vijanden kon verslaan (zie Alma 2:30–31).

Alma 3:4. De Amlicieten brachten een teken op hun lichaam aan

  • De Amlicieten ‘hadden met rood een teken op hun voorhoofd aangebracht’ om zich van de Nephieten te onderscheiden (Alma 3:4, 18). In deze tijd heeft president Gordon B. Hinckley (1910–2008) jongemannen en jongevrouwen aangespoord om hun lichaam heilig te houden en geen tatoeages aan te brengen:

    ‘Nu steekt de rage de kop op om je lichaam te tatoeëren. Ik kan niet begrijpen waarom een jongeman — of een jongevrouw — het pijnlijke proces wil ondergaan van huidverminking met diverse veelkleurige voorstellingen van mensen, dieren en uiteenlopende symbolen. Tatoeages zijn blijvend, tenzij je ze nog eens pijnlijk en duur laat verwijderen. Vaders, zeg uw zoons dat ze hun lichaam niet moeten laten tatoeëren. Misschien verzetten ze zich nu tegen uw preek, maar de tijd zal komen dat ze u bedanken. Een tatoeage is graffiti op de tempel van het lichaam.

    ‘Zo is het ook met het doorboren van het lichaam voor een veelvoud aan ringen in de oren, de neus en zelfs in de tong. Hoe ter wereld kunnen ze dat mooi vinden? (…) Het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf hebben verklaard dat we tatoeages afkeuren, en ook “het piercen van het lichaam voor andere dan medische doeleinden”. We nemen echter geen standpunt in “wat betreft een minimaal gebruik van één paar oorringen door vrouwen”.’ (Liahona, januari 2001, pp. 67–68.)

Alma 3:5. De Amlicieten deden de Lamanieten qua uiterlijk na

  • De Amlicieten gingen de Lamanieten qua uiterlijk nadoen. Veel heiligen der laatste dagen in deze tijd volgen onder druk de kledingtrends van de wereld. De ongehoorzamen zijn door uitersten in kleding en uiterlijk van de discipelen van Jezus Christus te onderscheiden. Wie deze wereldse trends volgen, ‘volgen niet de profeet, maar de modegrillen van de wereld’. (Zie ‘Questions and Answers’, New Era, maart 2006, p. 14; Voor de kracht van de jeugd, pp. 14–16.)

  • Ouderling M. Russell Ballard heeft jonge priesterschapsdragers geleerd dat wereldlijke trends in kleding en uiterlijk de Geest van de Heer verdrijven:

    ‘Er is een hele subcultuur die de moderne bendes en hun criminele gedrag aanprijzen in muziek, kleding, taalgebruik, houding en gedrag. Velen onder u hebben gezien hoe “snelle vrienden” zich een bepaalde stijl aanmeten die “modern” en “cool” is, en daardoor in de subcultuur worden opgenomen. (…)

    ‘(…) Ik vind dat jullie en ik niet voor waarheid en deugd kunnen staan als we kleding dragen die niet past bij een priesterschapsdrager van God.’ (Zie De Ster, januari 1998, pp. 39–40.)

Alma 3:26–27. ‘Iedereen ontvangt loon van hem die hij belieft te gehoorzamen’

  • De uitdrukking ‘iedereen ontvangt loon van hem die hij belieft te gehoorzamen’ nodigt de lezer in figuurlijke zin uit om zichzelf als werknemer te beschouwen die door zijn keuzen bepaalt of zijn uiteindelijke werkgever God of Satan is (zie Alma 3:27). In die context heeft het woord believen te maken met de voorkeur voor of neiging naar de ene of de andere kant. Iemand die dus neigt naar Satan, bevindt zich al snel bij hem in dienst en ontvangt ‘eeuwige ellende’ als beloning (Alma 3:26).

    Uit de som van iemands keuzes blijkt wie men als eeuwige werkgever heeft gekozen. President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft die waarheid als volgt verkondigd: ‘Ons leven bestaat uit duizenden keuzes die we dagelijks maken. Door de jaren heen geven die kleine keuzes samen duidelijk aan waar we waarde aan hechten.’ (Ensign, november 1980, p. 21.)

Alma 4:9–12. ‘Een groot struikelblok’

  • Toen kerkleden zich in hun hoogmoed begonnen te verheffen, werd hun negatieve voorbeeld een struikelblok voor wie niet tot de kerk behoorden (zie Alma 4:9–12; 39:11). President Gordon B. Hinckley heeft het verhaal verteld van een jonge man die uitermate weinig kans maakte om over het evangelie te leren vanwege de manier waarop hij door kerkleden behandeld was:

    ‘Hij was geen lid van de kerk. Zijn ouders en hij waren actief in een ander geloof.

    ‘Hij herinnert zich dat sommigen van zijn mormoonse leeftijdgenoten hem in zijn jeugd kleineerden, hem het gevoel gaven dat hij er niet bij hoorde, en hem uitlachten.

    ‘Hij ging deze kerk en haar leden letterlijk haten. Hij zag er totaal geen goeds in.

    ‘Toen raakte zijn vader zijn baan kwijt en moest hij verhuizen. In hun nieuwe woonplaats schreef hij zich als zeventienjarige in bij een hogeschool. Toen voelde hij voor het eerst in zijn leven de hartelijkheid van vrienden. Een van hen, Richard, vroeg hem of hij lid wilde worden van een club waar hij voorzitter van was. Hij schrijft:

    ‘“Voor het eerst in mijn leven wilde iemand mijn gezelschap. Ik wist niet wat ik moest doen, maar ik ging er dankbaar op in. (…) Het was een heerlijk gevoel om een vriend te hebben. Ik had mijn hele leven om een vriend gebeden. En nu, na zeventien jaar wachten, verhoorde God dat gebed.”

    ‘Toen hij negentien was, kwam hij met Richard voor hun vakantiewerk in een tent terecht. Hij merkte dat Richard elke avond een boek las. Hij vroeg wat hij las. Het antwoord luidde dat hij in het Boek van Mormon las. Hij voegt eraan toe:

    ‘“Ik veranderde snel van onderwerp en ging naar bed. Tenslotte was dat het boek dat mijn jeugd verpest had. Ik probeerde het te vergeten, maar na een week kon ik nog niet slapen. Waarom las hij daar elke avond in? Al gauw kon ik er niet meer tegen dat ik met al die onbeantwoorde vragen zat. Dus op een avond vroeg ik hem wat er zo belangrijk aan dat boek was. Wat stond erin? (…) Hij begon voor te lezen waar hij gebleven was. Hij las voor over Jezus en over een verschijning in Amerika. Ik was geschokt. Ik dacht niet dat de mormonen in Jezus geloofden.” (…)

    ‘Later waren deze jongeman en zijn vriend een keer op reis. Richard gaf hem een exemplaar van het Boek van Mormon en vroeg hem om er uit voor te lezen. Dat deed hij, en plotseling kreeg hij inspiratie van de Heilige Geest.

    ‘Er ging enige tijd voorbij en zijn geloof nam toe. Hij besloot zich te laten dopen. (…)

    ‘Dat is het einde van het verhaal, maar er schuilen belangrijke lessen in. Ten eerste de nare behandeling die hij kreeg van zijn jonge mormoonse vrienden.

    ‘Ten tweede de manier waarop zijn nieuwe vriend Richard hem behandelde. Die was volkomen tegengesteld aan zijn vroegere ervaring en leidde tot zijn bekering en zijn doop, ook al leek dat uiterst onwaarschijnlijk.’ (Liahona, mei 2006, pp. 59–60.)

Alma 4:14. Vergeving van zonden behouden

  • Uit het Boek van Mormon leren we niet alleen dat we dankzij de verzoening van Jezus Christus vergeving van onze zonden kunnen ontvangen, maar ook dat we vergeving van onze zonden moeten behouden (zie Alma 4:14; zie ook Mosiah 4:11). President Marion G. Romney (1897–1988) van het Eerste Presidium heeft gezegd dat we vergeving van onze zonden behouden als we onze verbonden nakomen en anderen helpen en liefhebben: ‘Bestaat er enige twijfel dat we alleen vergeving van onze zonden behouden als we voor elkaar zorgen? Als wij deze leringen geloven, als wij belijden de Heiland en zijn profeten te volgen, als wij onze verbonden trouw willen zijn en de Geest van de Heer in ons leven willen hebben, dan moeten wij doen wat de Heiland zei en deed.’ (Ensign, november 1980, p. 92.)

Alma 4:19. Onvervalst getuigenis geven

  • Alma wilde zijn volk terugwinnen en wist dat ‘de prediking van het woord het volk er dikwijls toe bewoog te doen wat rechtvaardig was — ja, het had een krachtiger uitwerking op het gemoed van het volk gehad dan het zwaard of iets anders’ (Alma 31:5 ). President Gordon B. Hinckley heeft de behoefte aan onvervalste getuigenissen aan de wereld beklemtoond:

    ‘U zult zich herinneren dat Alma de rechterstoel opgaf zodat hij zich beter kon wijden aan een groter werk: [Alma 4:19]

    ‘Om diezelfde reden heeft de hedendaagse wereld behoefte aan de kracht van een onvervalst getuigenis. Er is behoefte aan het evangelie van Jezus Christus, en de wereld hoort dat evangelie alleen als er boodschappers zijn om het te verkondigen.’ (‘There Must Be Messengers’, Ensign, oktober 1987, p. 2.)

  • Ouderling M. Russell Ballard heeft de heiligen der laatste dagen de raad gegeven om een onvervalst getuigenis te geven:

    ‘Kortom, een getuigenis — een echt getuigenis, ontstaan uit en bevestigd door de Heilige Geest — verandert uw leven. Het verandert hoe u denkt en wat u doet. Het verandert wat u zegt. Het heeft invloed op elke prioriteit die u stelt en elke keus die u maakt. (…)

    ‘Door wat ik in de kerk ervaar, maak ik mij zorgen dat het getuigenis van te veel leden blijft steken bij “ik ben dankbaar” en “ik houd van”, en dat te weinig leden ootmoedig maar onomwonden “ik weet dat” kunnen zeggen. Het resultaat is dat onze bijeenkomsten soms het geestelijke fundament, rijk aan getuigenis, ontberen, dat de ziel beroert en een betekenisvolle, positieve invloed heeft op wie het hoort.

    ‘Onze getuigenisdiensten moeten meer gericht zijn op Christus, de leerstellingen van het evangelie, de zegeningen van de herstelling en de leringen uit de Schriften. We moeten anekdotes, reisverhalen en lezingen vervangen door een onvervalst getuigenis. (…)

    ‘(…) Getuigenis geven is “getuigen door de macht van de Heilige Geest; een plechtige verklaring van waarheid gebaseerd op persoonlijke kennis of overtuiging afleggen” (Gids bij de Schriften, “Getuigen”). Een heldere verklaring van waarheid maakt het verschil uit. Dat is wat het hart verandert. Dat is wat de Heilige Geest in het hart van Gods kinderen kan bekrachtigen.

    ‘Ofschoon we van veel zaken een getuigenis kunnen hebben, zijn er voor de kerkleden fundamentele waarheden waarin we elkaar constant moeten onderwijzen en die we aan andersgezinden kunnen vertellen. Getuig dat God onze Vader is en dat Jezus de Christus is. De verzoening van de Heiland is de kern van het heilsplan. Joseph Smith heeft de volheid van het eeuwig evangelie van Jezus Christus hersteld, en het Boek van Mormon is het bewijs dat ons getuigenis waar is.’ (Liahona, november 2004, pp. 40–42.)

  • President Howard W. Hunter (1907–1995) heeft een kanttekening geplaatst bij emoties in getuigenissen:

    ‘Ik spreek een woord van waarschuwing uit over dit onderwerp. (…) Het vervult mij met zorg als ik het gevoel krijg dat sterke emoties of stromende tranen gelijk worden gesteld met de aanwezigheid van de Geest. Uiteraard kan de Geest van de Heer sterke emoties teweegbrengen, met de nodige tranen, maar die uiterlijke manifestatie mag niet met de tegenwoordigheid van de Geest verward worden.

    ‘Ik heb door de jaren heen zeer veel van mijn broeders gadegeslagen en wij hebben samen enkele uitzonderlijke en onuitsprekelijke geestelijke ervaringen gehad. Die ervaringen waren allemaal verschillend, elk op een unieke manier bijzonder, en dergelijke heilige momenten gaan soms wel en soms niet met tranen gepaard. Heel vaak is dat wel het geval, maar soms is er sprake van een volledige stilte.’ (‘Eternal Investments’ [een avond met president Howard W. Hunter, 10 februari, 1989], p. 3, www.ldsces.org.)

Stof tot nadenken

  • Waarom waarschuwt het Boek van Mormon volgens u herhaaldelijk tegen het dragen van ‘kostbare kleding’ (Alma 1:6, 27, 32) en de begeerte naar materiële bezittingen? Welke hedendaagse stijlen, modes of trends dienen heiligen der laatste dagen te vermijden?

  • Hoe kunt u uw stem laten klinken ter verdediging van de normen, rechten en voorrechten van de kerk in deze tijd?

Voorgestelde opdrachten

  • Lees Alma 1–4 en markeer alle verzen die gaan over rijkdom, kostbare kleding en de ijdelheden van de wereld. Let op de gevolgen die het pronken met hun rijkdom had op de rechtschapenheid van de leden van de kerk. Bereid een toespraakje van drie tot vijf minuten voor over de beginselen die kerkleden kunnen volgen om gevrijwaard te blijven van de negatieve geestelijke gevolgen van het materialisme.

  • Vergelijk Alma 1:3–6, 16–20 met Alma 31:12–29 en noteer de overeenkomsten. Waarom trokken de leringen van Nehor en de godsdienst van de afvallige Zoramieten zovelen aan?

  • In de hitte van de strijd riep Alma God aan om hulp (zie Alma 2:30). Alma werd vanwege zijn geloof door God ‘versterkt’, zodat hij zijn vijanden kon verslaan (zie Alma 2:31). Zoek ten minste nog twee ervaringen op in het Boek van Mormon waarbij God anderen versterkte. Denk aan een ervaring waarbij u zelf door de Heer bent versterkt, en schrijf erover in uw dagboek als u dat nog niet hebt gedaan.