Instituut
Hoofdstuk 8: 2 Nephi 4–8


Hoofdstuk 8

2 Nephi 4–8

Inleiding

Tegen het einde van zijn leven zegende Lehi zijn kinderen met de belofte dat ze bij gehoorzaamheid aan de geboden voorspoedig zouden zijn, maar dat ze bij ongehoorzaamheid van de tegenwoordigheid van de Heer afgesneden zouden worden (zie 2 Nephi 4:4). De Heer gaf dezelfde belofte al vroeg in Nephi’s bediening: dat als hij de geboden van God onderhield, hij voorspoedig zou zijn en ‘naar een land van belofte worden geleid; (…) dat verkieslijk is boven alle andere landen’ (1 Nephi 2:20). Daarnaast zei de Heer dat als Nephi’s broers tegen hem zouden opstaan, zij ‘van de tegenwoordigheid des Heren [zouden] worden afgesneden’ (1 Nephi 2:21). Die belofte ging in vervulling toen het volk van Nephi zich later van de opstandige volgelingen van Laman en Lemuël afscheidde.

We moeten allemaal tussen goed en kwaad kiezen. Het belang van goede keuzes komt in 2 Nephi 4–8 naar voren: (1) bij Lehi’s zegen aan zijn kleinkinderen, (2) bij Nephi’s overdenkingen en uitingen in zijn openhartige psalm, (3) bij de splitsing van de Nephieten en Lamanieten, en (4) bij Jakobs onderricht over de verstrooiing en vergadering van Israël.

Toelichting

2 Nephi 4:3–11. Lehi zegende zijn gezin

  • Tegen het einde van zijn leven onderwees Lehi zijn kinderen in het evangelie. Ook in deze tijd wijzen de dienstknechten van de Heer op de plicht van de ouders om hun kinderen te onderwijzen. Het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen hebben verklaard: ‘Wij waarschuwen degenen die (…) hun taken in het gezin niet nakomen, dat zij op een dag aan God rekenschap moeten afleggen.’ (‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, oktober 2004, p. 49; zie ook LV 68:25–29.)

    Net als Lehi vatten de meeste ouders die lid van de kerk zijn die taak serieus op. Ouderling M. Russell Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat onze nadruk op het gezin invloed moet hebben op ons ouderschap: ‘Ons gezinsperspectief zou van heiligen der laatste dagen de beste ouders in de wereld moeten maken. Dat perspectief voorziet ons van veel respect voor onze kinderen, die waarlijk onze geestelijke broers en zussen zijn, en daarom moeten we de nodige tijd besteden aan de versterking van ons gezin. Niets is nauwer met geluk verbonden — zowel ons eigen geluk als dat van onze kinderen — dan hoe goed we elkaar in het gezin liefhebben en steunen.’ (Liahona, november 2005, p. 42.)

2 Nephi 4:7–10. De nakomelingen van Laman en Lemuël

  • Lehi’s belofte van barmhartigheid aan Lamans en Lemuëls nakomelingen is en wordt door God vervuld. In het Boek van Mormon is Lehi’s belofte aan de nakomelingen van Laman en Lemuël diverse keren in vervulling gegaan (zie Alma 17–26; Helaman 5–6; 13–15). God komt Lehi’s belofte van barmhartigheid aan Lamans en Lemuëls nakomelingen in de laatste dagen nog steeds na. President Henry B. Eyring van het Eerste Presidium heeft gezegd:

    Afbeelding
    Lehi onderricht zijn familie

    Jerry Thompson, © IRI

    ‘Onze getrouwe inspanningen om ons gezin ons getuigenis van de waarheid te bieden, worden vermenigvuldigd in kracht en verlengd in de tijd.

    ‘Wij hebben daar allemaal bewijzen van gezien. Ik heb het gezien in Zuid-Amerika toen ik naar de zendelingen keek. Ik heb honderden van hen de hand geschud terwijl zij mij diep in de ogen keken. Ik werd welhaast overweldigd door het besef dat die nakomelingen van vader Lehi en moeder Sariah zich daar in de dienst van de Heer bevonden omdat onze hemelse Vader zijn beloften aan gezinnen nakomt. Tot welhaast zijn laatste snik onderwees Lehi zijn kinderen, getuigde hij tot hen en trachtte hij hen tot zegen te zijn. Zijn nakomelingen hebben verschrikkelijke dingen meegemaakt toen zij zijn getuigenis, alsmede dat van andere profeten en van de Schriften, verwierpen. Maar in de ogen en gezichten van die zendelingen vond ik de bevestiging dat God zijn beloften is nagekomen om Lehi’s verbondskinderen de hand te reiken, en dat Hij dat ook met de onze zal doen.’ (Zie De Ster, juli 1996, p. 60.)

2 Nephi 4:15–16. ‘Mijn ziel verlustigt zich in de Schriften’

  • Zuster Cheryl C. Lant, algemeen jeugdwerkpresidente, heeft op basis van 2 Nephi 4:15 drie manieren genoemd om de Schriften doeltreffender te lezen: Ten eerste: ons verlustigen in de Schriften; ten tweede: de Schriften overwegen; en ten derde: de Schriften in ons leven griffen:

    ‘Uit deze tekst kunnen we leren hoe we het Boek van Mormon moeten bestuderen. Ik wil graag drie belangrijke begrippen bespreken.

    ‘Ten eerste: “Mijn ziel verlustigt zich.” Ik houd van die zinsnede! Ik heb nagedacht over hongeren en dorsten naar kennis als ik de Schriften lees, maar verlustigen is iets anders. Ik merk dat wat ik uit de Schriften leer, afhankelijk is van wat ik meebreng. Iedere keer dat ik ze lees, neem ik in zekere zin een nieuwe persoon mee, met een nieuwe kijk op de belevenis. Waar ik me in dit leven bevind, de ervaringen die ik heb, en mijn instelling, hebben allemaal invloed op wat ik leer. Ik houd van de Schriften. Ik koester de waarheden die ik erin vind. Mijn hart wordt met vreugde vervuld als ik aanmoediging, leiding, troost, kracht en antwoord op mijn vragen ontvang. Iedere keer dat ik erin lees, ziet het leven er rooskleuriger uit, opent zich een deur voor mij en word ik verzekerd van de liefde en zorg van mijn hemelse Vader. En dat is zeker een grote verlustiging. Een jongetje uit de zonnestraaltjes heeft het als volgt onder woorden gebracht: “Ik voel me gelukkig over de Schriften!”

    ‘Ten tweede: “Mijn hart overweegt ze.” Ik wil de Schriften zo graag in mij meedragen! De geest van wat ik heb gelezen, geeft me vrede en troost in mijn hart. De kennis die ik heb opgedaan, geeft me leiding en steun. Dan heb ik het vertrouwen dat uit gehoorzaamheid voortkomt. (…)

    ‘[Ten derde:] Ik schrijf uiteraard geen Schriften zoals Nephi dat deed, maar als ik de Schriften lees en de beginselen erin naleef, worden die Schriften in mijn leven gegrift. Zij bepalen mijn gedrag en zijn daar geschreven zodat mijn kinderen ze kunnen zien en volgen. Ik kan bouwen aan een traditie van een rechtschapen leven, gebaseerd op de beginselen die ik in de Schriften lees.’ (Liahona, november 2005, pp. 76–77.)

2 Nephi 4:15–35. De psalm van Nephi

  • Een psalm is ‘een geïnspireerd gedicht of geïnspireerde lofzang’ (Gids bij de Schriften, ‘Psalm’). Zelfs wie geen verstand hebben van oude Hebreeuwse poëzie, kunnen zich in de oprechte smeekbeden van Nephi’s psalm in 2 Nephi 4 inleven. Psalmen dienen hardop gelezen te worden. Probeer Nephi’s psalm eens hardop te lezen om de geest waarmee die is geschreven beter aan te voelen.

2 Nephi 4:17–18. Onze zonden en zwakheden overwinnen

  • Door het hele Boek van Mormon heen zien we Nephi’s rechtschapenheid, zijn getrouwheid bij moeilijkheden en zijn toewijding aan God, maar toch roept hij uit: ‘O, ellendig mens die ik ben! (…) Ik ben omsingeld wegens de verzoekingen en zonden die mij zo gemakkelijk overvallen’ (2 Nephi 4:17–18). De profeet Joseph Smith (1805–1844) heeft gezegd dat ‘hoe dichter een mens de volmaking benadert, hoe duidelijker zijn inzicht wordt en hoe groter zijn vreugde, totdat hij het kwaad in zijn leven heeft overwonnen en geen enkel verlangen meer heeft om te zondigen.’ (History of the Church, deel 2, p 8.) Wellicht voelde Nephi de last van wat wij als onbeduidende zwakheden beschouwen, maar die hij betreurde en hem ertoe aanzette zich van alle sporen van zonde te ontdoen.

    Nephi’s oprechte smeekbede tot de Heer om hem te helpen zijn zwakheden te overwinnen, laat ons zien hoe wij met onze eigen zwakheden kunnen afrekenen. De ervaring leert dat wij dat allemaal nodig hebben. Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd waarom we ons moeten bekeren en heeft ons aangespoord de verlossende kracht van de Heiland aan te wenden:

    ‘Waarom hebben onze Vader en zijn Zoon ons geboden ons te bekeren? Omdat Zij van ons houden. Zij weten dat ieder van ons eeuwige wetten zal overtreden. De gerechtigheid eist dat er voor elke gebroken wet, klein of groot, geboet wordt, ter handhaving van de beloofde vreugde in dit leven en het voorrecht om bij onze Vader in de hemel terug te keren. Als aan die eis niet wordt voldaan, zullen we op de dag van het oordeel op grond van de gerechtigheid uit Gods tegenwoordigheid geworpen worden en zal Satan over ons heersen. [Zie 2 Nephi 9:8–10; 2:5.]

    ‘Door onze Meester en zijn verlossing kunnen we een dergelijke veroordeling vermijden. Dat doen we door geloof in Jezus Christus, gehoorzaamheid aan zijn geboden en door in rechtschapenheid tot het einde toe te volharden.

    ‘Maakt u in uw leven volledig gebruik van de verlossende macht van bekering om meer vrede en vreugde te kunnen hebben? Gevoelens van onrust en moedeloosheid zijn vaak een teken dat bekering nodig is. Ook het gemis aan de geestelijke koers die u in uw leven zoekt, kan het gevolg zijn van een gebroken wet (…). Zo nodig zal volledige bekering uw leven op orde brengen. Daarmee zal alle door overtreding veroorzaakte, gecompliceerde, geestelijke pijn verdwijnen. Maar in dit leven kan daarmee een aantal natuurlijke gevolgen van ernstige zonde niet worden verholpen. Wees verstandig, leef consequent en volkomen binnen de grenzen van rechtschapenheid die de Heer heeft aangegeven.’ (Liahona, januari 2001, p. 31.)

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat we, ongeacht onze vatbaarheid of neigingen, de plicht hebben onze keuzevrijheid aan te wenden om onze zwakheden te overwinnen:

    ‘Die mensen zijn wellicht, zoals dat heet, “zo geboren”. Maar wat houdt dat in? Houdt dat in dat mensen met een bepaalde vatbaarheid of sterke neigingen geen keuze hebben, geen keuzevrijheid in dergelijke kwesties? Onze leer verkondigt iets heel anders. Ongeacht iemands vatbaarheid of neiging is zijn wil intact. Hij beschikt volledig over zijn keuzevrijheid. Alleen zijn vrijheid is beperkt. (…) Wij zijn allemaal verantwoordelijk voor de uitoefening van onze keuzevrijheid.

    ‘(…) De meesten van ons worden geboren met doornen in het vlees, sommige zichtbaarder dan andere, sommige ernstiger dan andere. We lijken allemaal vatbaar te zijn voor de een of andere stoornis, maar wat onze vatbaarheid ook is, we hebben de wil en de macht om onze gedachten en daden te beheersen. En dat moet ook zo zijn. God heeft gezegd dat Hij ons verantwoordelijk stelt voor wat we doen en denken, dus onze gedachten en daden moeten door onze keuzevrijheid te beheersen zijn. Als we eenmaal de leeftijd of staat van verantwoordelijkheid hebben bereikt, zal de kreet “zo ben ik geboren” niet als excuus kunnen dienen voor gedrag of gedachten die niet in overeenstemming met de geboden van God zijn. We moeten zo leren leven dat een aardse zwakheid ons niet van het eeuwige doel zal afhouden.

    ‘God heeft beloofd dat Hij onze ellende voor ons welzijn zal heiligen (zie 2 Nephi 2:2). De moeite die we doen om een aangeboren zwakte te overwinnen, geeft ons een geestelijke kracht die ons de hele eeuwigheid van dienst zal zijn. Dus toen Paulus drie keer had gebeden dat zijn ‘doorn in het vlees’ zou worden weggenomen, antwoordde de Heer: “Mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid.” [2 Korintiërs 12:9]’ (‘Free Agency and Freedom’, in: Monte S. Nyman en Charles D. Tate jr., The Book of Mormon: Second Nephi, the Doctrinal Structure [1989], pp. 13–14.)

2 Nephi 5:5–9. Weggaan van goddeloosheid

  • Er zijn momenten waarop we letterlijk van het kwaad moeten vluchten, zoals Nephi en zijn volgelingen. Merk op dat ‘zij die geloofden in de waarschuwingen en openbaringen van God’ met Nephi meegingen (2 Nephi 5:6). Zo zijn in deze tijd ook degenen die naar de waarschuwingen en openbaringen van hedendaagse profeten luisteren, degenen die hen in geestelijke zin volgen. We zijn echter niet altijd in staat om ons fysiek aan het kwaad te onttrekken. Ouderling Richard G. Scott heeft gezegd hoe we onszelf toch kunnen beschermen:

    ‘God heeft ons een manier gegeven om in deze wereld te leven zonder besmet te worden door de vernederende pressie die de kwade machten uitoefenen. U kunt een deugdzaam, productief, rechtschapen leven leiden door het beschermende plan van onze hemelse Vader te volgen: zijn plan van geluk. Het wordt in de Schriften en in de geïnspireerde uitspraken van zijn profeten beschreven. (…)

    ‘Ga het kwade uit de weg. Weet dat God aan het roer staat. Uiteindelijk zal Satan volledig mislukken in zijn opzet en voor zijn slechtheid gestraft worden. God heeft een plan voor uw leven. Hij zal onderdelen van dat plan aan u onthullen als u er in geloof en voortdurende gehoorzaamheid naar op zoek gaat. Zijn Zoon heeft u vrijgemaakt — niet van de gevolgen van uw daden, maar vrij om te kiezen. Het eeuwige doel van God is dat u succes in dit sterfelijke leven hebt. Hoe goddeloos de wereld ook mag worden, u kunt die zegen verdienen. Streef naar en sta open voor de persoonlijke leiding van de Heilige Geest. Blijf die leiding waardig. Help anderen die struikelen en van streek zijn, en niet weten welk pad ze moeten volgen.’ (Liahona, mei 2004, pp. 100, 102.)

2 Nephi 5:11, 13. ‘Wij werden buitengewoon voorspoedig’

  • In 2 Nephi 5:11, 13 noemt Nephi het succes van zijn volk met het houden van kleinvee en runderen, en met hun oogst. We denken bij voorspoed vaak aan tastbare zegeningen, zoals rijkdom of materiële zaken. President Heber J. Grant (1856–1945) heeft gezegd wat echte voorspoed is: ‘Als ik voorspoed zeg, denk ik niet alleen aan geld. (…) Wat ik als echte voorspoed beschouw (…) is de toenemende kennis van God, een getuigenis en de kracht om het evangelie na te leven en onze familieleden aan te moedigen dat ook te doen. Dat is voorspoed in de zuiverste vorm.’ (Gospel Standards, samengesteld door G. Homer Durham [1941], p. 58; ook aangehaald door James E. Faust, zie De Ster, januari 1999, p. 68.)

  • President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft een ervaring van zuster Yaeko Seki aangehaald over ware voorspoed door het betalen van tiende:

    ‘Samen met mijn man en kinderen was ik een dagje naar een nationaal park in de Japanse Alpen gegaan. (…) Omdat ik ons vierde kind verwachtte en erg moe was, ging ik onder een boom liggen. (…) Ik begon over onze financiële problemen na te denken. Ik zag het niet meer zitten en barstte in tranen uit. “Heer, we betalen een volledige tiende. We hebben al zoveel opgeofferd. Wanneer gaan voor ons de vensters van de hemel open en worden onze lasten lichter?”

    ‘Ik bad met mijn gehele hart. Toen draaide ik me om en keek naar mijn man en kinderen, die lachend met elkaar aan het spelen waren. (…) Plotseling getuigde de Geest tot mij dat mijn zegeningen overvloedig waren en dat mijn gezin de grootste zegen was die mijn hemelse Vader mij kon geven.’ (Zie De Ster, januari 1999, pp. 68–69.)

2 Nephi 5:10–18, 26–27. ‘Een leven van geluk’

  • De profeet Joseph Smith heeft uiteengezet dat er een pad is dat naar geluk voert: ‘Geluk is het doel van ons bestaan, en zal uiteindelijk ons deel worden, als wij het pad volgen dat erheen leidt, het pad van deugd, oprechtheid, getrouwheid, heiligheid en het onderhouden van al Gods geboden.’ (History of the Church, pp. 134–135.)

  • President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft ook iets over geluk gezegd: ‘De Heer wil dat wij gelukkig zijn. Nephi zei iets geweldigs: “En (…) wij [leidden] een leven van geluk.” (2 Nephi 5:27.) Wat een prachtig iets. Ik wil graag dat mijn kinderen gelukkig zijn. Ik wil dat het ze goed gaat. Ik wil dat ze een goed en rechtschapen leven leiden; en, op dezelfde wijze, behalve dat de liefde van mijn Vader in de hemel veel verder reikt dan de liefde die ik kan geven. Hij wil volgens mij dat zijn zonen en dochters gelukkig zijn. Geluk komt door rechtschapenheid. “Goddeloosheid heeft nooit geluk betekend.” (Alma 41:10.) Zonde heeft nooit geluk betekend. Zelfzucht heeft nooit geluk betekend. Hebzucht heeft nooit geluk betekend. Geluk vloeit voort uit het naleven van de beginselen van het evangelie van Jezus Christus.’ (‘Fast-Paced Schedule for the Prophet’, Church News, 20 april 1996, p. 3.)

2 Nephi 5:20–25. De Lamanieten werden vervloekt

  • In vss. 20–25 van 2 Nephi 5 worden ten minste vier vragen beantwoord over de vervloeking die de Lamanieten trof:

    1. Wat was de vervloeking?

      De vervloeking is duidelijk omschreven in vers 20, namelijk dat zij ‘van de tegenwoordigheid des Heren worden afgesneden’.

    2. Wat veroorzaakte de vervloeking?

      Volgens vers 21 kwam de vervloeking ‘wegens hun ongerechtigheid’ en een ‘ verstokt’ hart. Sinds de val van Adam wordt de mens door zijn goddeloosheid van de tegenwoordigheid van de Heer afgesneden (zie 1 Nephi 2:21; 2 Nephi 4:4; 9:6; Alma 9:13; Ether 10:11).

    3. Wat was het teken dat op de Lamanieten kwam?

      In de tijd van Nephi hield de vloek op de Lamanieten in dat ze ‘wegens hun ongerechtigheid’ ‘van de tegenwoordigheid van de Heer […] afgesneden’ werden (2 Nephi 5:20–21). Dit hield in dat de Geest van de Heer Zich van hen terugtrok. Toen de Lamanieten zich bekeerden en het evangelie van Jezus Christus aannamen, volgde ‘de vervloeking van God […] hen niet meer’ (Alma 23:18).

      In het Boek van Mormon staat bovendien dat de Lamanieten na de afscheiding van de Nephieten als teken een donkere huid kregen. We weten niet precies wat dat teken inhield en wat de zichtbare gevolgen ervan waren. Maar aanvankelijk onderscheidde het de Lamanieten van de Nephieten. Doordat de Nephieten en de Lamanieten zich later vermengden en periodes van goddeloosheid en rechtschapenheid doormaakten, deed het teken niet meer ter zake.

      Profeten in onze tijd bevestigen dat een donkere huid geen teken van goddelijke afkeuring of een vloek is. De kerk staat achter de lering van Nephi dat de Heer ‘niemand [verwerpt] die tot Hem komt, zwarte en blanke, geknechte en vrije, man en vrouw’ (2 Nephi 26:33). President Russell M. Nelson heeft gezegd: ‘De Heer [heeft] zijn essentiële leerstelling van gelijke kansen voor zijn kinderen benadrukt. […] Verschillen in cultuur, taal, geslacht, ras en nationaliteit vallen uiteindelijk in het niet als de gelovigen zich op het verbondspad begeven en tot onze geliefde Verlosser komen.’ (‘President Nelson Remarks at Worldwide Priesthood Celebration’ [1 juni 2018], newsroom.ChurchofJesusChrist.org.)

    4. Wat was het gevolg van die vervloeking?

      Tot slot lezen wij in vers 24 dat het gevolg van de vervloeking — van de tegenwoordigheid van God afgesneden zijn — is dat zij ‘een lui volk, vol list en streken’ werden.

      Eén grote zegen is dat de vervloeking alleen geldt zolang de mensen goddeloos zijn. Als zij zich bekeren, zal ‘de vervloeking Gods (…) hen niet meer [volgen]’ (Alma 23:18). Er zijn veel voorbeelden van rechtvaardige Lamanieten die zich bekeerden en de Geest van de Heer bij zich hadden; een van hen werd zelfs profeet (zie Helaman 13:5).

2 Nephi 6:1–3. Jakob sprak met gezag

  • Jakob sprak met de macht en het gezag van God. Hij was ‘door God geroepen en geordend naar de wijze van zijn heilige orde’ (hij ontving het heilige priesterschap) en ‘gewijd’ (of aangesteld) door zijn broer Nephi (2 Nephi 6:2; zie ook 2 Nephi 5:26). Bovendien paste Jakob drie belangrijke elementen van doeltreffend onderwijs toe. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft dat toegelicht: ‘“Want ik heb u met alle ijver aangespoord; en ik heb u de woorden van mijn vader geleerd; en ik heb tot u gesproken over alle dingen die geschreven staan, vanaf de schepping der wereld” [2 Nephi 6:3; cursivering toegevoegd]. Evangelieonderricht vond en vindt altijd volgens die formule plaats — persoonlijk getuigenis, de leringen van de hedendaagse profeten en het verslag in de Schriften.’ (Christ and the New Covenant [1997], p. 65.)

  • President Joseph Fielding Smith heeft uitgelegd welke ‘orde’ van het priesterschap de Nephieten uitoefenden: ‘De Nephieten waren afstammelingen van Jozef. Lehi ontdekte dat bij het lezen van de platen van koper. (…) Er waren dus geen Levieten die met Lehi meegingen naar het westelijke halfrond. In de periode vanaf de tijd van Lehi tot aan de komst van de Heiland onder de Nephieten, officieerden zij met het gezag van het Melchizedeks priesterschap.’ (Answers to Gospel Questions, deel 1, p. 124.)

2 Nephi 6:4–18. Jakob verhaalde een deel van de Joodse geschiedenis

  • Jakob haalde Jesaja aan om te spreken ‘over dingen die nu zijn, en die zullen komen’ (2 Nephi 6:4). Hij paste Jesaja’s woorden toe op zijn volk, omdat zij tot het huis Israëls behoorden (zie vers 5). Sommige van die verzen paste Nephi ook al toe op de nakomelingen van Lehi in de laatste dagen (vergelijk vss. 6–7; 1 Nephi 21:22–23). De toepassingen van dezelfde profetie op verschillende situaties zijn voorbeelden van ‘de Schriften toepassen’ onder de invloed van de Geest (zie 1 Nephi 19:23 ; 2 Nephi 11:8).

2 Nephi 6:6–11. De verstrooiing en vergadering van Israël

2 Nephi 7:10–11. Wandelen in het licht van hun eigen vuur

  • Jesaja vroeg of iemand die de Heer vreest en gehoorzaamt, in duisternis wandelt. Het antwoord is uiteraard ‘nee’. Vervolgens verklaarde hij dat wie ‘wandel[en] in het licht van [hun eigen] vuur en onder de toortsen die [zij] ontstoken heb[ben] (…) in smart zul[len] (…) nederliggen’ (2 Nephi 7:11). Veel mensen in deze tijd vertrouwen meer op zichzelf of op andere mensen dan op de Heer; zij vertrouwen op de arm van hun eigen vlees en volgen hun eigen licht in plaats van op God te vertrouwen (zie LV 1:19–20; 133:70–74).

  • De Heiland is het Licht van de wereld. We doen er niet verstandig aan zijn licht door licht van ons eigen maaksel te vervangen (zie 3 Nephi 18:24). President Joseph F. Smith (1838–1918) heeft gewaarschuwd tegen wie valse leer prediken en op basis van hun eigen licht ‘valse leerstellingen onder het mom van evangeliewaarheden’ verkondigen. Hij heeft gezegd dat zij ‘de hoogmoedige snoevers [zijn], die lezen bij het licht van hun eigen ijdelheid; die interpreteren op basis van zelfgemaakte regels; die zichzelf tot wet zijn, en zich aldus opstellen als de enige rechter van hun eigen daden.’ (Gospel Doctrine 5de editie [1939], p. 373.)

2 Nephi 8. De vergadering in de laatste dagen

  • De aangehaalde profetieën van Jesaja in 2 Nephi 8 spreken over de vergadering van Israël in de laatste dagen. De Heer beloofde ‘Zion [te] troosten’ en ‘haar wildernis [te] maken als Eden’ (vers 3). Hij spoorde hen aan: ‘Vrees niet voor de smaad van stervelingen’ (vers 7). Hij beloofde dat ‘de verlosten des Heren [zullen] wederkeren en met gejubel tot Zion komen’ (vers 11). Hij zou ze ‘met de schaduw [z]ijner hand’ bedekken’ (vers 16). In de begindagen van de kerk vonden de heiligen troost in deze en andere profetieën van Jesaja.

    President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft uitgelegd dat onze [mormoonse] voorouders deel uitmaakten van de vervulling van die profetieën van Jesaja met betrekking tot de vergadering van Israël:

    ‘Onze voorouders (…) waren sterk en moedig in de Heer, en wisten dat Hij hun bescherming, hun toevlucht en hun heil was. Met de kracht van dat geloof gingen ze met hun gekoesterde onafhankelijkheid en zuinigheid aan de slag. Uit de geschiedenis blijkt dat zelfs het klimaat ten behoeve van hen milder werd, en ze met hun nederige volharding en inzet “de steppe [lieten] bloeien als een narcis”.

    ‘Hun geloof werd versterkt door twee opmerkelijke profetieën van Jesaja over de laatste dagen — de tijd waarin ze wisten dat ze leefden. In de eerste profetie verklaart Jesaja: “De woestijn en het dorre land zullen zich verblijden, de steppe zal juichen en bloeien als een narcis.” (Jesaja 35:1.) En: “Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des Heren; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang.” (Jesaja 51:3.)

    Afbeelding
    Gebied rondom Salt Laketempel in 1894

    ‘En terwijl ze met hun natuurlijke ogen alleen hun blokhutten en directe omgeving waarnamen, zagen ze de dag voor zich waarop deze woorden van Micha in vervulling zouden gaan: “En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des Heren vaststaan als de hoogste der bergen. (…)” (Micha 4:1–2.)

    ‘We zijn getuige geweest van de vervulling van die opmerkelijke profetieën.’ (This Nation Shall Endure [1977], p. 42.)

  • Over de vergadering van de Joden naar het land Israël heeft ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen gezegd dat er een geestelijke vergadering aan de fysieke vergadering voorafgaat: ‘Juda wordt te zijner tijd vergaderd naar het oude Jeruzalem; daarover bestaat geen twijfel. Maar die vergadering bestaat uit het aanvaarden van Christus, de toetreding tot de kerk en het opnieuw ontvangen van het verbond van Abraham dat in heilige plaatsen wordt bediend. De huidige vergadering van mensen van Joodse afkomst in het Palestijnse land Israël is niet de schriftuurlijke vergadering van Israël of van Juda. Die vergadering kan daarvoor een inleiding vormen, en sommigen die aldus vergaderd zijn, worden te zijner tijd mogelijk vergaderd in de ware kerk en het koninkrijk van God op aarde en ingeschakeld bij de bouw van de tempel die Jeruzalem zal sieren. Maar een politieke vergadering is niet een geestelijke vergadering, en het koninkrijk van de Heer is niet van deze wereld.’ (A New Witness for the Articles of Faith [1985], pp. 519–520; zie ook pp. 511, 564–565.)

Stof tot nadenken

  • In 2 Nephi 5:5–8 waarschuwde de Heer Nephi om ‘de wildernis in te vluchten’. Lijkt uw leven in sommige opzichten op Nephi’s situatie? Zijn er invloeden van vrienden, amusement, werk, school of media die u beter uit de weg kunt gaan?

  • In 2 Nephi 8:3–16 staan veel zegeningen opgesomd die leden van het huis Israëls ten deel vallen als zij zich ‘vergaderen’. Welke van die zegeningen hebt u ervaren? Naar welke ervan kunt u nog streven? Wat moet u doen om ze te ontvangen?

Voorgestelde opdrachten

  • Lees 2 Nephi 4:15–35 en let op wat Nephi deed om zijn zwakheden te overwinnen. Probeer beginselen te ontdekken die Nephi toepaste of die hem konden helpen zijn zwakheden te overwinnen. Schrijf uw gedachten en gevoelens op over de waarheden die u aantreft; sta open voor de indrukken van de Geest. Schrijf bijvoorbeeld op wat de Geest u tijdens het lezen aan voornemens ingeeft.

  • President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: ‘Zorg voor evenwicht in uw leven. Pas op voor obsessies. Pas op voor een nauwe blik. Laat uw belangstelling uitgaan naar allerlei goede gebieden terwijl u met toenemende kracht in uw eigen beroep werkzaam bent.’ (‘Four Imperatives for Religious Educators’ [toespraak voor CES-leerkrachten, 15 september 1978], p. 3.) Lees 2 Nephi 5:10–18, 26–27 en let op beginselen die u kunt leren of kunt leren toepassen waardoor u een betere bijdrage aan de samenleving kunt leveren.