Instituut
Hoofdstuk 47: 4 Nephi


Hoofdstuk 47

4 Nephi

Inleiding

In 4 Nephi worden de bijna tweehonderd jaar van eendracht en harmonie beschreven na het bezoek van Jezus Christus aan Amerika. Het gehele volk was tot de Heer bekeerd (zie 4 Nephi 1:2), wat resulteerde in een samenleving waarvan mensen in alle tijden gedroomd hebben. Ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat na het bezoek van Christus ‘zijn meesterlijke leringen en veredelende geest tot de gelukkigste aller tijden voerden, een tijd waarin gold: “Er was geen twist of woordenstrijd onder hen, en eenieder behandelde de ander rechtvaardig. En zij hadden alle dingen gemeenschappelijk onder zich; zodoende waren er geen armen en rijken, dienstknechten en vrijen; maar allen waren vrijgemaakt en deelgenoot van de hemelse gave” [4 Nephi 1:2–3]. Die gezegende toestand werd vermoedelijk slechts bij één andere gelegenheid bereikt — toen de mensen in de stad van Henoch “één van hart en één van zin waren en in rechtvaardigheid leefden; en er waren geen armen onder hen” [Mozes 7:18].’ (Zie De Ster, juli 1996, p. 29.)

Helaas blijkt uit de tweede helft van 4 Nephi dat een rechtvaardig en gelukkig volk hoogmoed en afvalligheid in hun leven toeliet, waardoor hun samenleving uiteindelijk ten val kwam. Let bij uw studie van dit boek met Schriftuur op de factoren die bijdroegen aan het geluk in de Nephitische samenleving en op de factoren die tot ellende en de ondergang van hun samenleving voerden.

Toelichting

4 Nephi 1:2. Het gehele volk was tot de Heer bekeerd

  • President Marion G. Romney (1897{–}1988) van het Eerste Presidium heeft uitgelegd wat ware bekering betekent:

    ‘“Bekering” betekent zich afkeren van de ene overtuiging of gedragslijn en zich wenden tot een andere. Die “bekering” is een geestelijke en morele verandering. (…) In de Schriften impliceert “bekeerd zijn” doorgaans niet uitsluitend dat men Jezus Christus en zijn leringen verstandelijk aanvaardt, maar tevens een motiverend geloof in Hem en zijn evangelie. Een geloof dat een verandering teweegbrengt, een echte ommekeer in iemands kijk op de zin van het leven en in zijn relatie met God wat zijn belangstelling, gedachten en gedrag betreft. (…)

    ‘In iemand die volledig tot bekering is gekomen, is het verlangen naar zaken die lijnrecht tegenover het evangelie van Jezus Christus staan, in feite afgestorven, en daarvoor in de plaats is liefde voor God gekomen, met een vaste en stuwende vastberadenheid om zijn geboden te onderhouden. (…)

    ‘(…) Het lijkt erop dat lidmaatschap in de kerk en bekering niet noodzakelijkerwijs synoniem zijn. Tot bekering komen (…) en een getuigenis hebben, zijn ook niet noodzakelijkerwijs hetzelfde. De oprechte zoeker krijgt een getuigenis als de Heilige Geest van de waarheid getuigt. Een sterk getuigenis verlevendigt ons geloof. Het zet aan tot bekering en gehoorzaamheid aan de geboden. Aan de andere kant is bekering de vrucht, ofwel het resultaat van bekering en gehoorzaamheid.’ (Conference Report, oktober 1963, pp. 23–24.)

4 Nephi 1:2. ‘Er was geen twist of woordenstrijd onder hen’

  • Over de gewenste omgang van de kerkleden met anderen heeft de Heer geopenbaard dat daarbij ‘eenieder het welzijn van zijn naaste nastreeft en alle dingen doet met het oog alleen gericht op de eer van God’ (LV 82:19).

  • Wat komt er tegenwoordig bij kijken om een gemeenschap te vestigen waarin geen twist of woordenstrijd voorkomt? President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft gezegd hoe we dat kunnen verwezenlijken:

    ‘Ten eerste moeten wij ons ontdoen van de neiging tot zelfzucht, die de ziel verstrikt, het hart doet krimpen en de geest verduistert. (…)

    ‘Ten tweede moeten wij volledig en in harmonie met elkaar samenwerken. (…)

    ‘Ten derde moeten we alles op het altaar offeren wat de Heer van ons verwacht. We beginnen met “een gebroken hart en een verslagen geest” als offer te brengen [3 Nephi 9:20].’ (Ensign, mei 1978, p. 81.)

4 Nephi 1:2. ‘Eenieder behandelde de ander rechtvaardig’

  • Ouderling Sheldon F. Child van de Zeventig heeft de betekenis van elkaar rechtvaardig behandelen uitgelegd toen hij over eerlijkheid en integriteit sprak:

    ‘Als we zeggen dat we iets doen, doen we het.

    ‘Als we een toezegging doen, komen we die na.

    ‘Als we een roeping krijgen, vervullen we die.

    ‘Als we iets lenen, geven we het terug.

    ‘Als we een financiële verplichting hebben, voldoen we die.

    ‘Als we een overeenkomst aangaan, houden we ons eraan.’ (Zie De Ster, juli 1997, p. 28.)

  • President N. Eldon Tanner (1898–1982) van het Eerste Presidium heeft het belang van anderen rechtvaardig behandelen geïllustreerd:

    ‘Nog niet zo lang geleden kwam er een jonge man bij me die zei: “Ik heb met iemand een overeenkomst gesloten waarbij ik elk jaar bepaalde afbetalingen moet doen. Ik loop achter [wat de betalingen betreft] en kan het niet betalen, want als ik dat doe, raak ik mijn huis kwijt. Wat moet ik doen?”

    ‘Ik keek hem aan en zei: “Houd je aan de overeenkomst.”

    ‘“Zelfs als me dat mijn huis kost?”

    ‘Ik zei: “Ik heb het niet over je huis. Ik heb het over je overeenkomst; en ik denk dat je vrouw liever een man heeft die zich aan zijn woord houdt (…) en dat ze liever een huis huurt dan dat ze een huis te bezit samen met een echtgenoot die zijn verbonden en beloften niet nakomt.’ (Conference Report, oktober 1966, p. 99.)

4 Nephi 1:3. ‘Zij hadden alle dingen gemeenschappelijk onder zich’

  • Een van de onderscheidende kenmerken van het Nephitische volk was dat zij ‘alle dingen gemeenschappelijk onder zich’ hadden (4 Nephi 1:3). President Marion G. Romney heeft die woorden nader toegelicht:

    ‘Door deze gang van zaken [de verenigde orde] behield ieder mens het recht op privébezit en beheer van zijn eigendom. (…) Ieder mens bezat zijn eigen deel, dat men naar believen kon vervreemden, zelf houden en benutten, of op andere wijze als zijn eigendom behandelen. (…)

    ‘(…) Hij stond de producten die het gezin te veel had af aan de kerk. Dat overschot ging naar een voorraadhuis, van waaruit anderen rentmeesterschappen ontvingen en in de noden van de armen werd voorzien.’ (Ensign, mei 1977, p. 93.)

    President Romney heeft ook uitgelegd wat mensen ertoe beweegt op die manier te leven: ‘Als we zo ver zijn dat we “de reine liefde van Christus” bezitten, zal ons verlangen om elkaar te dienen gegroeid zijn tot het punt waarop we de wet van toewijding volledig naleven. Het naleven van de wet van toewijding verheft de armen en verootmoedigt de rijken. Daardoor worden beiden geheiligd. De armen, die uit slavernij en van de vernederende beperkingen van armoede worden verlost, krijgen de kans om als vrije mensen hun volledige potentieel te bereiken, zowel in materieel als in geestelijk opzicht. De rijken geven, door toewijding en het schenken van hun overvloed ten behoeve van de armen, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, blijk van de naastenliefde die Mormon “de reine liefde van Christus” noemt. (Moroni 7:47.) Daarmee bereiken zowel gever als ontvanger hetzelfde niveau, waarop de Geest Gods hen kan bereiken.’ (Ensign, november 1981, p. 93.)

  • Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd hoe we ons op de naleving van de wet van toewijding voorbereiden: ‘De wet van tiende bereidt ons voor op de hogere wet van toewijding — om al onze tijd, talenten en middelen op te dragen aan het werk van de Heer. Tot de dag waarop er van ons verlangd wordt dat we deze hoge wet naleven, is ons geboden de wet van tiende na te leven, wat inhoudt dat we jaarlijks vrijelijk een tiende van ons inkomen geven.’ (Liahona, november 2002, p. 27.)

4 Nephi 1:5. Wonderen ‘in de naam van Jezus’

  • President Spencer W. Kimball heeft gezegd dat wonderen ook deel uitmaken van de kerk in deze tijd, net zoals dat vanouds het geval was:

    ‘We maken tegenwoordig ook wonderen mee — onvoorstelbare wonderen! Als alle wonderen in de tijd waarin u leeft werden opgeschreven, zou u er heel wat boekenkasten mee kunnen vullen.

    ‘Welke wonderen kennen wij zoal? Allerlei wonderen — openbaringen, visioenen, tongen, genezingen, bijzondere leiding en aanwijzingen, uitgeworpen boze geesten. Waar zijn ze opgetekend? In de verslagen van de kerk, in dagboeken, in nieuws- en tijdschriftartikelen en in de gedachten en het geheugen van vele mensen.’ (The Teachings of Spencer W. Kimball, onder redactie van Edward L. Kimball [1982], p. 499.)

4 Nephi 1:13, 15–16. ‘Onder het gehele volk [was er] geen twist’

  • Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de oorzaak beschreven van de grote vrede die in 4 Nephi wordt genoemd:

    ‘Innerlijke vrede verkrijgt men als men God werkelijk in nederige ootmoed liefheeft. Denk eens goed na over deze tekst:

    ‘“En het geschiedde dat er geen twist in het land was wegens de liefde voor God die de mensen in hun hart koesterden” (4 Nephi 1:15; cursivering toegevoegd; zie ook 1:2).

    ‘We moeten God dus liefhebben. Dat is het eerste gebod — het fundament van geloof. Naarmate we liefde voor God en Christus ontwikkelen, vloeit daar als vanzelf liefde voor onze familieleden en naasten uit voort. Dan volgen wij Jezus vol overgave na. Hij genas mensen. Hij troostte mensen. Hij leerde: “Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods genoemd worden” (Matteüs 5:9; zie ook 3 Nephi 12:9).

    ‘Door God lief te hebben, wordt de pijn die de kanker van de twist veroorzaakt, uit de ziel gebannen. Dat genezingsproces begint met een persoonlijke gelofte: “Laat er vrede op aarde zijn en laat die bij mij beginnen.” (Sy Miller en Jill Jackson, ‘Let There Be Peace on Earth’ [Beverly Hills, Californië: Jan-Lee Music, 1972].) Deze gelofte zal zijn invloed hebben op familieleden en vrienden en zal gemeenschappen en naties vrede brengen.

    ‘Mijd twist en onenigheid. Streef naar godsvrucht. Laat u verlichten door eeuwige waarheid. Wees één van zin met de Heer en één in liefde en geloof met Hem. Dan zal “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat” (Filippenzen 4:7) u toebehoren, en u en uw nageslacht generaties lang tot zegen zijn.’ (Ensign, mei 1989, p. 71.)

4 Nephi 1:15–17. Een Zionmaatschappij

  • Ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de omstandigheden in 4 Nephi 1:15–17 een Zionmaatschappij genoemd. Daar moeten wij nu ook naar streven: ‘In het bloeiende tijdperk dat volgde op de verschijning van de herrezen Christus in de Nieuwe Wereld “was [er] geen twist of woordenstrijd onder [het volk], en eenieder behandelde de ander rechtvaardig” (4 Nephi 1:2). In 4 Nephi staat: “Er kon stellig geen gelukkiger volk zijn onder alle volken die door de hand Gods waren geschapen” (1:16). We moeten opnieuw naar die omstandigheden streven. In een hedendaagse openbaring staat: “Zion moet in schoonheid en in heiligheid toenemen” (LV 82:14).’ (Ensign, november 1986, p. 23.) (Zie de toelichting bij 3 Nephi 20:21–22; 21:23–29 op pagina 342 voor meer informatie over Zion in de laatste dagen.)

    Afbeelding
    Chart of Three Zion Societies

    Drie Ziongemeenschappen

    1 Zion vóór de zondvloed
    (stad van Henoch)
    Mozes 7:16–19

    Adam

    (Periode vóór de zondvloed) Bediening van Henoch

    Noach

    Abraham

    Mozes

    Twaalf apostelen

    (Midden des tijds) Persoonlijke bediening van Jezus Christus onder de Joden

    2 Nephitische Zion
    (bloeiperiode van de Nephieten)
    4 Nephi 1:1–3

    Lehi

    Twaalf Nephitische discipelen

    Moroni

    Persoonlijke bediening van Jezus Christus onder de Nephieten

    Nephitisch-Lamanitische geschiedenis

    Joseph Smith

    (Periode van de herstelling) Voorbereiding op de wederkomst van Christus

    3 Zion in de laatste dagen
    (het nieuwe Jeruzalem)
    Mozes 7:60–65

    Millennium

    Duizendjarig vrederijk van de Heiland

4 Nephi 1:16–17. Er waren geen ‘wat voor -ieten dan ook’

  • Vanwege de eendracht en vrede in het land zetten de voorheen onderscheiden groepen in het Boek van Mormon, zoals de Lamanieten en de Nephieten, hun wereldse tradities opzij en schaarden zich als hoogste prioriteit achter de leer dat zij één waren, ‘kinderen van Christus en erfgenamen van het koninkrijk Gods’ (4 Nephi 1:17). Nu het evangelie zich naar ‘alle natie, geslacht, taal en volk’ verspreid (Mosiah 16:1), staan we als kerk onder meer voor de uitdaging om ‘één’ te zijn, ofwel eenheid onder onze leden te bewerkstelligen. Dat kan moeilijk zijn als zoveel bevolkingsgroepen, culturen en tradities samenkomen.

  • President James E. Faust (1920–2007) van het Eerste Presidium heeft gezegd dat eenheid ondanks de uiteenlopende culturen, bevolkingsgroepen of tradities mogelijk is:

    ‘Ik heb geleerd om bewondering, respect en liefde op te brengen voor de goede mensen uit iedere bevolkingsgroep, cultuur en natie die ik heb mogen ontmoeten. Volgens mij is er geen ras of klasse in geestelijk of gelovig opzicht superieur. Wie geestelijk minder geïnteresseerd lijken, zijn mensen die — ongeacht hun ras, cultuur of nationaliteit — de Heiland in zijn gelijkenis van de zaaier noemt: “Zij [worden] door zorgen en rijkdom en lusten des levens verstikt en zij brengen het niet tot vrucht” [Lucas 8:14]. (…)

    ‘Hoe meer landen in de wereld wij binnengaan, hoe rijker de culturele verscheidenheid in de kerk. Maar overal kan er een “eenheid des geloofs” zijn [Efeziërs 4:13]. Iedere etnische groep draagt met haar eigen gaven en talenten bij aan het koninkrijk van de Heer. Wij kunnen allemaal veel waardevols van elkaar leren. Maar ieder van ons dient ook zelf te streven naar alle verlossende verbonden, verordeningen en leringen van het evangelie van de Heer Jezus Christus die ons samenbinden.

    ‘In de grote verscheidenheid van volken, culturen en omstandigheden moeten we onthouden dat allen gelijk zijn voor de Heer.’ (Zie De Ster, mei 1995, pp. 55–56.)

  • Ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft kerkleden aangespoord om alle culturele, raciale of andere tradities overboord te zetten die botsen met de leringen van Jezus Christus, omdat die tradities het grote plan van geluk ondergraven:

    ‘Uw hemelse Vader heeft u in een bepaalde afstammingslijn geboren laten worden, waaruit u uw ras, cultuur en tradities overgeleverd hebt gekregen. Die afstamming kan u een rijk erfgoed en grote reden tot vreugde verschaffen. Maar u hebt wel de plicht om na te gaan of u zich van iets in dat erfgoed moet ontdoen als het indruist tegen het plan van geluk van de Heer. (…)

    ‘Ik getuig dat u hindernissen voor uw geluk zult verwijderen en meer gemoedsrust krijgt als u uw lidmaatschap in de Kerk van Jezus Christus vooropstelt en zijn leringen het fundament van uw leven maakt. Als familie- of volkstradities, gewoonten of sociale trends in strijd zijn met de leringen van God, zet ze dan opzij. Zijn tradities en gewoonten in overeenstemming met zijn leringen, dan moet u ze koesteren en volgen om uw cultuur en erfgoed te behouden. Er is één erfgoed dat u nooit hoeft te veranderen. Dat is het erfgoed dat wij bezitten doordat wij een dochter of zoon van onze Vader in de hemel zijn. Wilt u gelukkig zijn, schoei uw leven dan op de leest van dát erfgoed.’ (Zie De Ster, juli 1998, pp. 96–97.)

4 Nephi 1:20. Er ‘ontstonden’ weer Lamanieten

  • Verdeeldheid is een gevolg van ongerechtigheid. De volgende toelichting suggereert dat hoogmoed het begin vormt van alle verdeeldheid en de reden is dat een groep ‘van de kerk was afgevallen’ en de naam Lamanieten op zich nam (4 Nephi 1:20). ‘Wat maakt het uit hoe een groep mensen zich noemt? Waarom wilden ze zo graag Lamanieten heten? Waarom zou een groep de geweldige voorrechten van eenheid opgeven om de een of andere naam te gaan dragen? Het antwoord is eenvoudig: hoogmoed. Anders willen zijn. Erkenning zoeken. Angst om buiten de boot te vallen. Snakken naar wereldse aandacht. De rechtvaardigen hebben geen behoefte aan wereldse aandacht, geen zucht naar erkenning, geen verlangen naar eerbetoon. De hoogmoedigen eisen hun rechten op, ook als die verkeerd zijn. De hoogmoedigen vinden dat ze dingen op hun manier moeten doen, ook al deugen ze niet. De hoogmoedigen staan erop dat ze hun eigen weg volgen, ook al is de weg die ze inslaan breed en leidt die tot de ondergang.’ (Joseph Fielding McConkie, Robert L. Millet en Brent L. Top, Doctrinal Commentary on the Book of Mormon, 4 delen [1987–1992], deel 4, pp. 204–205.)

    Afbeelding
    Samenzwerende Lamanieten

    Jerry Thompson, © IRI

4 Nephi 1:24. In hoogmoed verheven

4 Nephi 1:36. Ware gelovigen in Christus

  • Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gesproken over de kenmerken van mensen die waarlijk in de Heiland geloven:

    Ware gelovigen blikken standvastig tot Christus op. Ondanks hun zwakheden zijn ze geestelijk ingesteld op de Heiland, waardoor hun kijk op al het andere in dat kostbare perspectief komt te staan.

    Ware gelovigen komen hun plichten in het koninkrijk blijmoedig na. Die plichten zijn doorgaans meetbaar en zonneklaar. Daartoe behoren waardig deelnemen aan het avondmaal, christelijk dienstbetoon verrichten, de Schriften bestuderen, bidden, vasten, verordeningen ondergaan, gezinstaken vervullen, tiende en andere gaven betalen. (…)

    Ware gelovigen zijn ootmoedig. Zij zijn “zachtmoedig en nederig van hart” [Moroni 7:43]. (…) Zij zijn niet lichtgeraakt. Zij luisteren naar goede raad. (…)

    Ware gelovigen doen bereidwillig wat Christus van hun vraagt. (…) Laten we de Heer ons gewillig naar verdere leerervaringen voeren? Of deinzen we terug? Onze ziel wordt alleen verruimd als er aan ons getrokken wordt.

    Ware gelovigen zijn gelijkmoedig. Zij vinden een balans tussen zelfgenoegzaamheid en het streven naar een belangrijkere rol. (…)

    Ware gelovigen bidden oprecht. Hun gebeden zijn gemeend. (…) De gebeden van een ware gelovige zijn, in elk geval bij tijd en wijle, geïnspireerd.

    Ware gelovigen gedragen zich goed om de juiste redenen. Hun relatie met de Heer is zo sterk, dat hun goedheid niet stopt als niemand in de buurt is. (…)

    Ware gelovigen verheugen zich in het succes van anderen: (…) Zij beschouwen hun collega’s niet als concurrenten.

    Ware gelovigen beseffen dat vergeten deel uitmaakt van vergeven. Zij volgen het voorbeeld van de Heer: “Ik (…) denk er [hun zonden] niet meer aan” (LV 58:42). (…)

    Ware gelovigen zijn onschuldig wat zonde betreft, maar niet naïef. Zij zijn vriendelijk, maar openhartig. Zij hebben hun naasten lief. (…)

    Ware gelovigen zijn gelukkig. In plaats van een droevig gezicht hebben ware gelovigen in Christus een gedisciplineerde geestdrift om rechtschapenheid te bewerkstelligen. Zij nemen hun levenswandel serieus, maar zijn tegelijkertijd goedsmoeds.’ (‘True Believers’, New Era, april 1994, pp. 20–24.)

4 Nephi 1:38–39. ‘Zij leerden hun kinderen om niet te geloven”

  • Ouderling Russell M. Nelson heeft ouders aangespoord om geen etiketten op mensen te plakken die verdeeldheid zaaien of het hart van hun kinderen aanzetten tot vooroordelen:

    ‘Toen de Nephieten waarlijk rechtschapen waren, was hun eerdere houding, die verdeeldheid zaaide, volledig verdwenen. “Het geschiedde dat er geen twist in het land was wegens de liefde voor God die de mensen in hun hart koesterden.” (…)

    ‘Het vervolg van dat verhaal verloopt helaas minder gelukkig. Die voorspoedige toestand duurde tot “een klein deel van het volk (…) was afgevallen en de naam Lamanieten op zich had genomen” [4 Nephi 1:20], waarbij zij oude vooroordelen nieuw leven inbliezen en hun kinderen wederom haat bijbrachten, “zoals de Lamanieten vanaf het begin was geleerd de kinderen van Nephi te haten” [4 Nephi 1:39]. En zo begon het hele proces van verdeeldheid zaaien weer helemaal opnieuw.

    ‘Ik hoop dat we deze belangrijke les zullen leren en segregerende namen uit onze woordenschat schrappen. De apostel Paulus heeft gezegd: “Hierbij is geen sprake van Jood of Griek, van slaaf of vrije, van mannelijk en vrouwelijk: gij allen zijt immers één in Christus Jezus” [Galaten 3:28; zie ook Kolossenzen 3:11].

    ‘Onze Heiland nodigt ons uit “om tot Hem te komen en deel te hebben aan zijn goedheid; en Hij verwerpt niemand die tot Hem komt, zwarte en blanke, slaaf en vrije, man en vrouw; (…) en allen zijn voor God gelijk” [2 Nephi 26:33].’ (‘A More Excellent Hope’, Ensign, februari 1997, p. 63.)

4 Nephi 1:42–46. Geheime eden en verenigingen

4 Nephi 1:46. Op de discipelen van Jezus na waren er geen rechtvaardigen

  • Na het lezen van 4 Nephi 1:46 kan men de indruk krijgen dat de twaalf discipelen van Jezus en de drie Nephieten nog de enige rechtvaardige mensen onder de Nephieten waren. Mormon gaf echter een belangrijke verklaring over dat punt in Alma 45:13–14. Volgens die verzen werden de ‘vredige volgelingen van Christus’ (Moroni 7:3) aan het eind van het Boek van Mormon ook discipelen van Jezus genoemd.

Stof tot nadenken

  • In welke opzicht zou uw leven anders zijn als u in een maatschappij leefde zoals die in de eerste helft van 4 Nephi is beschreven? Hoe kunt u diezelfde eensgezindheid en vrede bij u thuis en in uw familie bewerkstelligen?

  • In de tweede helft van 4 Nephi verviel het volk tot een tweeledig patroon dat hun ondergang zou betekenen. Ten eerste hoogmoed (4 Nephi 1:24–43; zie ook 3 Nephi 6:28–29) en ten tweede geheime verenigingen (4 Nephi 1:42–46; zie ook 3 Nephi 6:28–29). Dat patroon herhaalt zich in het boek Ether (hoogmoed in Ether 11:12–14 en geheime verenigingen in Ether 13:15). Hoe kunt u dezelfde fouten vermijden die de Nephieten aan het einde van de tweehonderd jaar vrede en voorspoed maakten?

Voorgestelde opdrachten

  • Twist en de noodzaak om die te vermijden worden in 4 Nephi behandeld. Ga bij uzelf de oorzaken van twist in uw leven na en stel een plan op om twist uit te bannen of tot een minimum te beperken.