Instituut
Hoofdstuk 28: Alma 23–29


Hoofdstuk 28

Alma 23–29

Inleiding

De Anti-Nephi-Lehieten gaven duidelijk blijk van de grote verandering die mensen ondergaan die het evangelie aanvaarden en verbonden sluiten om Jezus Christus te volgen. Zij toonden een voorbeeld van diepgaande, volledige bekering die voortkomt uit oprechte inspanningen om de Heiland in ieder aspect van het leven na te volgen. Samen met de bekeerde Lamanieten toonden de zonen van Mosiah en Alma ook de geestelijke kracht die voortspruit uit een constant verlangen tot bekering, tot naleving van verbonden en tot het dienen van de Heer door middel van zendingswerk en een rechtschapen levenswandel. Let bij uw studie van Alma 23–29 op specifieke daden en opvattingen waarmee u uw eigen bekering kracht kunt bijzetten. Let ook op de talloze keren waarop sprake is van de vreugde die mensen smaken door anderen deelgenoot te maken van het evangelie.

Toelichting

Alma 23:1–5. ‘Opdat het woord Gods geen belemmering zou ondervinden’

  • De koning der Lamanieten hief de restricties op die het onderricht van het evangelie onder zijn volk hadden belemmerd, en de zendelingen predikten door het hele land. President Thomas S. Monson heeft over een soortgelijk voorval verteld toen hij de omstandigheden beschreef rondom het besluit van de regering van de toenmalige Duitse Democratische Republiek om zendelingen toe te staan in dat land te prediken na jarenlange restricties op kerkelijke activiteiten:

    ‘Ons doel was toestemming te krijgen om in dat land zendingswerk te doen. Ouderling Russell M. Nelson, ouderling Hans B. Ringger en ik, samen met onze plaatselijke kerkleiders in de DDR, geleid door president Henry Burkhardt, president Frank Apel en president Manfred Schutze, werden eerst ontvangen door de staatssecretaris voor godsdienstige aangelegenheden, Kurt Löffler, die een heerlijke lunch voor ons verzorgd had. Hij richtte zich tot onze groep en zei: “We willen u ter wille zijn. We hebben u en uw mensen twintig jaar lang gadegeslagen. We weten dat u bent wat u beweert te zijn: eerlijke mannen en vrouwen.”

    ‘Overheidsfunctionarissen woonden met hun respectieve echtgenotes de inwijding van een ringcentrum in Dresden en een kerkgebouw in Zwickau bij. Toen de heiligen zongen “God zij met u tot w’u wederzien” — “Auf Wiedersehen, Auf Wiedersehen” — dachten we aan Hem, de Vredevorst, die gestorven was aan het kruis op Golgota. Voor mijn geestesoog zag ik hoe onze Heer en Heiland het pijnlijke pad door het tranendal, ja, de weg der gerechtigheid bewandelde. Ik moest denken aan zijn indringende uitspraak: “Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd” (Johannes 14:27).

    ‘Daarna gingen we terug naar Berlijn voor een cruciale vergadering met de voorzitter van de staatsraad, Erich Honecker.

    ‘(…) We werden naar de regeringsgebouwen gereden.

    ‘Bij de fraaie ingang werden we opgewacht door voorzitter Honecker. Wij overhandigden hem het beeldje De eerste stap: een moeder die haar kind helpt bij het eerste stapje naar de vader. Hij nam het geschenk met groot genoegen in ontvangst en ging ons toen voor naar zijn vergaderkamer. Daar namen wij aan een grote ronde tafel plaats. Naast voorzitter Honecker en ons waren ook leden van het Oost-Duitse kabinet aanwezig.

    ‘Voorzitter Honecker begon: “We weten dat de leden van uw kerk van aanpakken weten; dat hebben ze bewezen. We weten dat u grote waarde hecht aan het gezin; dat is duidelijk gebleken. We weten dat u goede burgers bent in welk land u ook woont; dat hebben we gezien. Het woord is aan u. Zeg maar wat u wilt.”

    Afbeelding
    Rij wachtenden bij Freibergtempel (Duitsland)

    ‘Ik zei: “Voorzitter Honecker, bij de open dagen en de inwijding van de tempel in Freiberg hebben 89.890 Oost-Duitse burgers in de rij gestaan, soms vier uur lang, vaak in de regen, om een huis van God te zien. Bij de inwijding van een ringcentrum in Leipzig bezochten 12.000 mensen de open dag. In Dresden waren er 29.000 bezoekers; in Zwickau 5.300. En iedere week brengen 1.500 tot 1.800 mensen uit nieuwsgierigheid een bezoek aan de tempel in Freiberg. Ze willen graag weten wat we geloven. We zouden ze graag vertellen dat we geloven in het gehoorzamen, eerbiedigen en hooghouden van de wetten van het land. We willen ze graag vertellen hoeveel waarde we hechten aan sterke gezinnen. Dat zijn nog maar twee van onze geloofspunten. Maar we kunnen hun vragen niet beantwoorden en onze gevoelens niet overbrengen, want we hebben hier geen zendelingen zoals in andere landen. De jonge mannen en jonge vrouwen die we graag op zending willen sturen naar uw land, zullen van uw land en van uw volk houden. Sterker nog, ze zullen een verheffende invloed op uw volk uitoefenen. Ook zien we graag dat jonge mannen en jonge vrouwen uit uw land die lid zijn van onze kerk een zending mogen vervullen in andere landen, zoals Amerika, Canada en vele andere. Als ze terug zijn, zullen ze beter in staat zijn om verantwoordelijke posities in uw land te bekleden.”

    ‘Toen nam voorzitter Honecker het woord en sprak ongeveer dertig minuten over zijn doeleinden en visie, en de vooruitgang die zijn land had gemaakt. Uiteindelijk zei hij glimlachend tot mij en de groep: “Wij kennen u. Wij vertrouwen u. Wij hebben ervaring met u. Uw verzoek aangaande zendingswerk is goedgekeurd.”

    ‘Mijn geest zweefde letterlijk de kamer uit. De bijeenkomst was afgelopen. Terwijl we de prachtige vertrekken uitliepen, zei ouderling Russell Nelson tegen me: “Kijk eens hoe de zon naar binnen schijnt. Het lijkt wel of onze hemelse Vader zegt: ‘Ik ben tevreden.’”

    ‘De duisternis was opgeklaard. Er gloorde een nieuwe dag. Het evangelie van Jezus Christus zal aan de miljoenen in dat land verkondigd worden. Hun vragen over de kerk zullen beantwoord worden, en het koninkrijk van God zal zich verbreiden.

    ‘Als ik aan die gebeurtenissen terugdenk, moet ik ook denken aan deze woorden van de Meester: “In niets geeft de mens God aanstoot, ofwel tegen niemand is zijn verbolgenheid ontbrand, dan alleen tegen hen die niet in alle dingen zijn hand belijden” (LV 59:21). Ik belijd de hand van God in de wonderbaarlijke ontwikkelingen met betrekking tot de kerk in de Duitse Democratische Republiek.’ (Ensign, mei 1989, pp. 52–53.)

Alma 23:6. Tot de Heer bekeerd en nooit afvallig geworden

  • Het is opmerkelijk dat niet één van de Anti-Nephi-Lehieten ooit de kerk verliet of minderactief werd (zie Alma 27:27). President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft meerdere keren gewezen op het belang van het behoud van nieuwe bekeerlingen. Hij heeft gezegd dat zendingswerk weinig zin heeft, tenzij de bekeerlingen actief blijven:

    Afbeelding
    Anti-Nephi-Lehieten begraven hun zwaarden

    Del Parson, © 1982 IRI

    ‘Met de toename van het zendingswerk over de hele wereld moet er een evenredige toename zijn van onze inzet om te zorgen dat elke bekeerling zich in zijn of haar wijk of gemeente thuis voelt. Er zullen dit jaar genoeg mensen lid worden om meer dan honderd middelgrote ringen te organiseren. Jammer genoeg verwaarlozen we door de toename van het aantal bekeerlingen sommige van deze nieuwe leden. Ik hoop dat iedereen in de kerk, over de hele wereld, zich zal inspannen om iedere nieuwe bekeerling in de kerk te houden.

    ‘Dit is een ernstige aangelegenheid. Zendingswerk heeft geen zin als we de vruchten van ons werk niet vasthouden. Die twee zaken moeten hand in hand gaan.’ (Zie De Ster, januari 1998, p. 55.)

Alma 23:17. Wat betekent de naam Anti-Nephi-Lehi?

  • De naam Anti-Nephi-Lehi kan duiden op het samengaan van de nakomelingen en volgelingen van Nephi met de andere nakomelingen van Lehi: ‘De naam “Anti” in “Anti-Nephi-Lehi” houdt mogelijk verband met het Egyptische woord nty, dat “hij van, degene van” betekent. “Anti” heeft hier dus niet de betekenis van “tegen”, maar duidt veeleer op “degene van Nephi en Lehi”.’ (Stephen D. Ricks, ‘Anti-Nephi-Lehi’, in Book of Mormon Reference Companion , onder redactie van Dennis L. Largey, [2003], p. 67.)

Alma 24:10. Schuld weggenomen door de verzoening

  • President Boyd K. Packer, president van het Quorum der Twaalf Apostelen, heeft getuigd dat toepassing van de verzoening van Jezus Christus onze schuld kan wegnemen:

    ‘Om de een of andere reden denken we dat de verzoening van Christus alleen aan het eind van het aardse leven van toepassing is om ons van de val, de geestelijke dood, te verlossen. Maar de verzoening is meer. De verzoening is een altijd aanwezige macht in het dagelijks leven. Als we gefolterd, gekweld of gemarteld worden door gewetenswroeging of verdriet, kan Hij ons genezen. Hoewel we niet precies begrijpen hoe de verzoening van Christus tot stand is gekomen, kunnen we “de vrede Gods” ervaren “die alle verstand te boven gaat” [Filippenzen 4:7]. (…)

    ‘We maken allemaal fouten. Soms schaden we onszelf en anderen op een manier die we zelf niet meer kunnen herstellen. We breken soms iets dat we zelf niet kunnen repareren. Dan ligt het in onze aard om schuld, vernedering en pijn te voelen. En die kunnen we zelf niet wegnemen. Dan kan de genezende macht van de verzoening ons helpen.

    ‘De Heer heeft gezegd: “Want zie, Ik, God, heb deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren” [LV 19:16]. (…)

    De verzoening heeft praktische, persoonlijke, alledaagse waarde, die in het dagelijks leven moet worden toegepast. De verzoening kan al door een eenvoudig gebed geactiveerd worden. Daarna bent u niet verlost van problemen of fouten, maar de gewetenswroeging kan door bekering worden uitgewist, waarna u gemoedsrust zult vinden.’ (Liahona, juli 2001, pp. 26–27.)

Alma 24:11. ‘Alles wat wij konden doen’ om ons te bekeren

  • De Anti-Nephi-Lehieten deden ‘alles wat [zij] konden doen’ om zich te bekeren (Alma 24:11). In 2 Nephi 25:23 heeft Nephi uitgelegd ‘dat wij, na alles wat wij kunnen doen, door de genade worden gered’. Van de koning van de Anti-Nephi-Lehieten leren we dat ‘alles wat wij kunnen doen’ deels bestaat uit ‘ons (…) bekeren van al onze zonden’.

Alma 24:17–19. Onze wapens diep begraven

  • Doordat zij hun wapens diep in de grond begroeven, beloofden de Anti-Nephi-Lehieten de Heer dat zij die wapens nooit meer zouden gebruiken. In de Schriften staat dat ‘zij onwrikbaar waren en liever tot de dood toe wilden lijden dan zonde begaan’ (Alma 24:19). Uit hun daden bleek dat ze hun zonden na hun oprechte bekering volledig verzaakten.

    President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft gezegd dat de verzaking van zonden vaak een veranderde levensstijl vereist: ‘De zonde verzaken is meer dan alleen betere omstandigheden wensen. Men moet zelf voor die omstandigheden zorgen. Het kan nodig zijn dat iemand een hekel krijgt aan de vuile kleren en afschuw krijgt voor de zonde. Hij moet zich ervan vergewissen dat hij niet alleen de zonde heeft verzaakt maar dat hij ook de omstandigheden die leidden tot de zonde heeft veranderd. Hij moet de plekken en omstandigheden mijden die met de zonde te maken hebben, want daar zou hij het makkelijkste weer over de schreef gaan. Hij moet de mensen mijden met wie hij de zonde begaan heeft. Hij hoeft geen hekel te hebben aan de betrokkenen, maar moet wel hen en alles wat met de zonde te maken heeft mijden. (…) Hij moet alles wegdoen dat de oude herinneringen nieuw leven in zou kunnen blazen.’ (The Miracle of Forgiveness [1969], pp. 171–172.)

Alma 24:22–27. Het voorbeeld van de rechtvaardigen resulteerde in de bekering van velen

  • Ouderling L. Tom Perry van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat ons vaste voornemen om onze verbonden na te komen anderen tot bekering kan aanzetten:

    ‘De koning van de Anti-Nephi-Lehieten droeg zijn volk op om hun wapens diep in de grond te begraven, zodat men niet in de verleiding zou komen de wapens tegen hun Lamanitische broeders te gebruiken als die tegen hen ten strijde zouden trekken. Het volk voerde de opdracht van hun koning uit, een daad die in hun ogen “een getuigenis voor God was — en eveneens voor de mensen — dat zij nooit meer wapens zouden gebruiken voor het vergieten van mensenbloed” (Alma 24:18). Toen de Lamanieten oprukten, gingen de Anti-Nephi-Lehieten “hen tegemoet en wierpen zich voor [hun aanvallers] ter aarde neer” (Alma 24:21). De Lamanieten doodden duizend en vijf van de Anti-Nephi-Lehieten voordat ze hun slachtpartij staakten. Waarom stopte de slachtpartij en wat waren de gevolgen daarvan? Het verslag in Alma geeft antwoord op die vragen: (…)

    ‘“Welnu, toen de Lamanieten dat zagen, hielden zij ermee op hen te doden; en er waren er velen wier hart in hen was gezwollen (…) want het berouwde hun wat zij hadden gedaan. (…)

    ‘“(…) Die dag [sloot zich] een groter aantal bij het volk Gods [aan] dan zij die waren gedood; en zij die waren gedood waren rechtvaardige mensen, daarom hebben wij geen reden eraan te twijfelen dat zij behouden werden.” (Alma 24:24–26) (…)

    ‘Hoewel de moraal van het verhaal niet op universeel pacifisme is gericht, zien we dat we door niet agressief op de agressie van anderen te reageren veel invloed op hen kunnen uitoefenen. Als we het voorbeeld van Christus volgen en de andere wang toekeren, kunnen we letterlijk een verandering in hun hart teweegbrengen. Als vreedzame volgelingen van Christus inspireren wij anderen om Hem te volgen.’ (Living with Enthusiasm [1996], pp. 127–128.)

Alma 24:30. Neutraal terrein verlaten

  • De toestand van iemand die van de kerk wegvalt nadat hij of zij lid is geweest, is doorgaans ‘erger dan wanneer [hij of zij] die dingen nooit had geweten’ (Alma 24:30). De profeet Joseph Smith heeft die realiteit in een gesprek met een ander lid toegelicht. Ene broeder Isaac Behunin zei eens tegen de profeet Joseph Smith: ‘“Als ik deze kerk zou verlaten, zou ik niet doen wat die mensen hebben gedaan: ik zou naar de een of andere afgelegen plek gaan waar men nog nooit van het mormonisme had gehoord, daar zou ik me vestigen, en niemand zou ooit vernemen dat ik er enige weet van had.”

    ‘De grote ziener antwoordde onmiddellijk: “Broeder Behunin, u weet niet wat u zou doen. Deze mensen dachten ongetwijfeld ooit ook zoals u. Maar voordat u lid werd van deze kerk, bevond u zich op neutraal terrein. Toen het evangelie aan u werd verkondigd, werden goed en kwaad voor u geplaatst. U kon een van beide of geen van beide kiezen. Twee tegenpolen van meesters nodigden u uit om hen te dienen. Toen u lid werd van deze kerk, ging u in dienst bij God. Toen u dat deed, verliet u het neutrale terrein, en u kunt daar nooit meer terugkeren. Als u de Meester in de steek laat bij wie u in dienst ging, dan is dat op aanstichting van de boze, en dan volgt u zijn bevelen op en bent u zijn dienstknecht.”’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], pp. 349–350.)

Alma 25:1–12. Profetie vervuld

  • Alma 25:1–12 beschrijft de vervulling van Abinadi’s profetie aangaande de goddeloze priesters van koning Noach (zie Mosiah 17:15–20). Let op hoe Mormon de lezer attendeert op de vervulling van Abinadi’s profetieën. Denk na over de gevolgen voor wie de profeten, zoals Abinadi, verwerpen en beweren dat de profeet heeft gezondigd. In een hedendaagse openbaring worden ‘allen die de hiel opheffen tegen [z]ijn gezalfden” eveneens gewaarschuwd (zie LV 121:16–22).

Alma 25:17. De Heer had ‘zijn woord op ieder punt aan hen (…) waargemaakt’

  • Een van de grootste lessen in dit gedeelte van het boek Alma is dat God zijn beloften altijd nakomt. De Heer had koning Mosiah verteld dat velen in de leringen van zijn zonen zouden geloven en dat Hij hen ‘uit de handen der Lamanieten’ zou bevrijden (Mosiah 28:7). Zie Alma 17:4, 35–39; 19:22–23; 26:1–4 voor de vervulling van die beloften. Zo zijn er talloze voorbeelden in de Schriften van de leerstellige waarheid dat God gebonden is wanneer wij doen wat Hij zegt (zie LV 82:10 ).

Alma 26:5–7. Wat zijn schoven?

  • Het woord schoven betekent een bundel bijeengebonden graanhalmen. Ammon verwijst in Alma 26:5 met schoven naar de bekeerlingen die in de kerk gebracht zijn door getrouwe zendelingen die hun sikkel hebben ingeslagen.

Alma 26:15–16. ‘Wie kan te veel roemen in de Heer?’

  • Wij dienen net als Ammon te roemen in de Heer en Hem te loven. Zuster Sheri L. Dew, voormalig raadgeefster in het algemeen ZHV-presidium, heeft over de rol van Jezus Christus in ons dagelijks leven gezegd:

    Is het mogelijk om gelukkig te zijn als het leven moeilijk is? Om gemoedsrust te vinden te midden van onzekerheid en hoop te midden van cynisme? Is het mogelijk om te veranderen, om oude gewoonten af te schudden en nieuw te worden? Is het mogelijk om een integer en zuiver leven te leiden in een wereld die niet langer prijs stelt op de deugden die kenmerkend zijn voor de volgelingen van Christus?

    ‘Jazeker. Het antwoord is ja, dankzij Jezus Christus, wiens verzoening garandeert dat we de lasten van de sterfelijkheid niet alleen hoeven dragen. (…)

    ‘In de loop der jaren heb ik, net als u, moeilijkheden en teleurstellingen ondergaan die me verpletterd zouden hebben als ik niet had kunnen putten uit een bron van veel meer wijsheid en kracht dan die ik zelf bezit. Hij is me nooit vergeten en heeft me nooit in de steek gelaten. Ik weet nu zelf dat Jezus werkelijk de Christus is en dat dit zijn kerk is. Met Ammon verklaar ik: “[Want] wie kan te veel roemen in de Heer? Ja, wie kan te veel zeggen over zijn grote kracht, en over zijn barmhartigheid (…) ? Zie, (…) ik kan nog niet het kleinste deel van wat ik voel, verwoorden” (Alma 26:16). Ik getuig dat op deze avond van de bedeling van de volheid der tijden, waarop Lucifer overuren maakt om onze thuisreis in gevaar te brengen en ons weg te trekken van de verzoenende macht van de Heiland, het enige antwoord voorieder van ons Jezus Christus is.’ (Zie De Ster, juli 1999, pp. 78–79.)

Alma 26:27. Volharding leidt tot succes

  • De zonen van Mosiah hadden veel meer succes onder de Lamanieten dan ze aanvankelijk hadden verwacht (zie Alma 26:30–31). Aan het begin van hun zending gaf de Heer hun de volgende belofte: ‘Ik zal u tot een werktuig in mijn handen maken tot behoud van vele zielen’ (Alma 17:11). Met die belofte vatten zij moed ‘om zich onder de Lamanieten te begeven en hun het woord Gods te verkondigen’ (Alma 17:12). Het succes kwam hun ondanks de belofte van de Heer echter niet aanwaaien. Gedurende hun zending van veertien jaar doorstonden ze ‘allerlei ellende’ (Alma 26:30). Er staat verder dat hun hart ‘bedrukt was en [z]ij wilden terugkeren’ (Alma 26:27). Toch vertrouwden ze op de beloften van de Heer en gingen ze voort. Zoals Hij dat altijd doet, liet de Heer zijn beloften in vervulling gaan en beloonde hij hun inspanningen.

    Afbeelding
    Aäron onderwijst mensen

    Jerry Thompson, © IRI

Alma 26:27–30. De realiteit van zendingswerk

  • Ouderling F. Burton Howard van de Zeventig heeft verteld dat hij door het lezen van Alma 26 als jonge zendeling een sterker getuigenis van de waarheid van het Boek van Mormon heeft gekregen:

    ‘Ik las in hoofdstuk 26 van Alma het verhaal van Ammons zending nog eens door. Ik las hardop en probeerde me voor te stellen dat ik er bij was, dat ik de woorden zelf zei of hoorde. Dat deed ik wel vaker. Toen ik het verslag nogmaals doornam, merkte ik dat de Geest duidelijk tot mijn ziel sprak, iets wat niet goed is uit te leggen en wat moeilijk te begrijpen is door iemand die dat niet zelf heeft meegemaakt. De Geest zei: Valt je niets op? Alles wat Ammon overkwam, is jou ook overkomen.

    ‘Die zienswijze kwam totaal onverwacht. De implicaties ervan waren verstrekkend; ik had er nog nooit op die manier naar gekeken. Ik las het verhaal snel nog een keer. Inderdaad, mijn hart was bij tijd en wijle bedrukt geweest en ik wilde toen naar huis terugkeren. Ook ik was naar een vreemd land gegaan om het evangelie aan de Lamanieten te verkondigen. Ik had me onder hen begeven, ontbering doorstaan, op de grond geslapen, kou en honger geleden. Ook ik was van huis tot huis gegaan, had maanden op deuren geklopt zonder binnengelaten te worden, vertrouwende op de barmhartigheden Gods.

    ‘Op andere momenten waren wij hun huizen binnengegaan en hadden wij met mensen gepraat. Wij hadden hun op straat en op hun heuvels onderwezen. Wij hadden zelfs in andere kerken gepredikt. Ik moest denken aan de keer waarop ik bespuwd was. Ik moest ook denken aan de keer waarop ik als jonge districtsleider de opdracht van de zendingspresident had gekregen om een nieuwe stad te openen en samen met drie andere zendelingen het hoofdplein van de stad had betreden waarop geen zendeling nog een voetstap had gezet. We liepen het plein op, zongen een lofzang en zagen een aanzwellende groep mensen om ons heen.

    ‘Toen moest ik, als districtsleider, het woord prediken. Ik stond op een stenen bank en sprak tot de menigte. Ik vertelde het verhaal van de herstelling van het evangelie, van de jonge Joseph die naar het bos ging en van de verschijning van de Vader en de Zoon aan hem. Het groepje tienerjongens dat ons in de avondschemer met stenen had bekogeld, stond me nog helder voor de geest. Ik voelde nog de angst die ik had gehad om geraakt te worden door mensen die de boodschap niet wilden horen.

    ‘Ik moest denken aan de tijd die ik in een cel had doorgebracht toen de politie moest uitzoeken of ik wettelijk gerechtigd was om in een bepaald land als zendeling op te treden. Ik was te kort in de gevangenis om mijzelf met Ammon te vergelijken, maar ik herinner me nog steeds het gevoel dat ik had toen de deur op slot ging en ik ver van huis was, alleen, en slechts op de barmhartigheden van de Heer kon vertrouwen om mij te bevrijden. Ik dacht eraan dat we die dingen doorstonden in de hoop “het middel te kunnen zijn om de een of andere ziel te redden” (Alma 26:30).

    ‘En toen ik die dag aan het lezen was, getuigde de Geest opnieuw tot mij, en de woorden weet ik me tot op de dag van vandaag nog te herinneren: Alleen een zendeling had dit verhaal kunnen schrijven. Joseph Smith had nooit kunnen weten hoe het was om een zendeling onder de Lamanieten te zijn, want hij kende niemand die ooit iets dergelijks had gedaan.’ (‘Ammon: Reflections on Faith and Testimony’, in Heroes from the Book of Mormon [1995], pp. 124–125.)

Alma 27:21–24. Onze vijanden vergeven

  • Alma had de inwoners van Zarahemla eerder opgeroepen om hun hart te veranderen (zie Alma 5:6, 12–14, 26). Hij verklaarde eveneens dat de Heer ‘alle mensen’ uitnodigt (Alma 5:33). Dat komt overeen met een soortgelijke uitnodiging van de Heer bij monde van Nephi: ‘Hij verwerpt niemand die tot Hem komt, zwarte en blanke, slaaf en vrije, man en vrouw; (…) allen zijn voor God gelijk’ (2 Nephi 26:33). De inwoners van Zarahemla namen Alma’s boodschap aan. Toen zij hun vijanden moesten vergeven, boden zij het volk van Ammon land en bescherming aan.

    President Howard W. Hunter (1907–1995) heeft ieder van ons aangespoord om onze vijanden ook te vergeven:

    ‘Denk bijvoorbeeld eens aan deze opdracht die Christus zijn discipelen gaf: “Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen” (Matteüs 5:44).

    ‘Bedenk wat die vermaning alleen al zou doen in uw buurt en in de mijne, in de omgeving waar u en uw kinderen wonen, onder de volken die samen onze grote wereldfamilie vormen. Ik besef dat deze leerstelling erg moeilijk na te leven is, maar het is beslist een prettiger moeilijkheid dan de verschrikkelijke taken waarvoor we staan door de oorlog, de armoede en het verdriet waarmee de wereld voortdurend geconfronteerd wordt. (…)

    ‘Wij hebben allen belangrijke kansen om het christendom uit te dragen, en we zouden dat bij elke gelegenheid moeten proberen. Wij kunnen bijvoorbeeld allemaal wat vergevensgezinder zijn.’ (Zie De Ster, januari 1993, p. 15.)

Alma 28:1–12. Hoop volgt op de dood van de rechtvaardigen

  • Ouderling Robert D. Hales van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft over zijn ervaring met een rechtschapen priesterschapsdrager verteld die op zijn sterfbed lag:

    ‘Mijn vriend aanvaardde de zinsnede “uw wil geschiedde” toen hij zijn eigen pijnlijke beproevingen onder ogen zag. Als getrouw lid van de kerk werd hij geconfronteerd met enkele ernstige zorgen. De volgende vragen die hij had, vond ik vooral ontroerend: “Heb ik alles gedaan wat ik moet doen om getrouw tot het einde te volharden?” “Hoe zal de dood zijn?” “Zijn mijn gezinsleden zo ver dat ze getrouw zullen blijven en zelfredzaam zullen zijn als ik er niet meer ben?’

    ‘Wij hadden de gelegenheid om over die drie vragen te spreken. Ze worden duidelijk beantwoord in de leer van de Heiland. Wij bespraken dat hij zijn leven lang geprobeerd had om getrouw te zijn, om te doen wat God van hem verlangde, om eerlijk te zijn in zijn omgang met anderen, en om voor zijn gezinleden te zorgen en ze lief te hebben. Wordt dat niet bedoeld met volharden tot het einde? We spraken over wat er onmiddellijk na de dood gebeurt, over wat God ons geleerd heeft over de geestenwereld. Die wereld is een paradijselijke plek van geluk voor wie een rechtschapen leven hebben geleid. Daar hoeven wij niet bang voor te zijn.

    ‘Na ons gesprek riep hij zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen bijeen om hun nogmaals in de leer van de verzoening te onderrichten, dat allen zullen worden opgewekt. Iedereen begreep dat er, zoals de Heer heeft gezegd, weliswaar rouw zal zijn bij de tijdelijke scheiding, maar dat er geen verdriet is voor wie sterven in de Heer (zie Openbaring 14:13; LV 42:46). Zijn zegen beloofde hem troost en de verzekering dat alles goed zou komen, dat hij geen pijn zou lijden, dat hij nog tijd zou hebben om zijn familie op zijn heengaan voor te bereiden — en dat hij zelfs zou weten wanneer dat ging gebeuren. De familie vertelde mij dat hij de avond voor zijn overlijden had gezegd dat hij de volgende dag heen zou gaan. De volgende middag sliep hij in vrede in, met zijn familie aan zijn zijde. Die gemoedsrust en troost krijgen wij als we het evangelieplan begrijpen en weten dat het gezin eeuwig is.

    ‘Vergelijk die gebeurtenissen eens met een voorval dat zich voordeed toen ik begin twintig was. Toen ik bij de luchtmacht was, stortte een van de piloten in mijn eskader tijdens een trainingsvlucht neer en kwam om. Ik werd aangewezen om mijn neergestorte kameraad te begeleiden op zijn laatste reis naar huis, voor zijn begrafenis in Brooklyn (V.S.) Ik had de eer om bij zijn familie te staan toen hij opgebaard lag en toen hij begraven werd. Ik mocht ook onze regering vertegenwoordigen door bij het graf de vlag aan de rouwende weduwe aan te bieden. De begrafenisdienst was triest en troosteloos. Er werd niets gezegd over zijn goede kanten of zijn prestaties. Zijn naam werd niet eens genoemd. Na de dienst wendde zijn vrouw zich tot mij en vroeg: “Bob, wat gaat er nou werkelijk gebeuren met Don?”

    ‘Toen kon ik haar de heerlijke leer van de opstanding uitleggen en de werkelijkheid dat ze, als ze gedoopt en in de tempel voor tijd en eeuwigheid verzegeld zijn, voor eeuwig bij elkaar kunnen zijn. De predikant die naast haar stond, zei: “Dat is de mooiste leerstelling die ik ooit gehoord heb.”’ (Zie De Ster, januari 1997, p. 63.)

Alma 29:4–5. God geeft de mensen naar hun verlangen

  • Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd dat onze verlangens invloed hebben op onze persoonlijke ontwikkeling en uiteindelijk onze eeuwige zegeningen bepalen:

    ‘Verlangens (…) worden sterk bepalende factoren, zelfs als we, onnozel als we zijn, niet echt de gevolgen van onze verlangens wensen. (…)

    ‘Wat we in de loop der tijd dus onophoudelijk verlangen, zullen we uiteindelijk worden en in de eeuwigheid ontvangen. (…)

    ‘Rechtschapen verlangens mogen niet verflauwen, want, zo zegt president Brigham Young: “De mannen en vrouwen die het celestiale koninkrijk willen beërven, zullen merken dat ze daar elke dag voor moeten strijden.” (Journal of Discourses, deel 11, p. 14.) Ware christenstrijders zijn dus veel meer dan zondagsbelijders. (…)

    ‘(…) Bedenk, broeders en zusters, dat het onze eigen verlangens zijn die bepalen hoe groot en aantrekkelijk bepaalde verleidingen zijn. Wij stellen de temperatuur van onze verleidingen in.

    ‘Dus om onze verlangens te kunnen vormen en trainen, moeten we de waarheden van het evangelie begrijpen, maar er komt meer bij kijken. President Brigham Young heeft dat beaamd: “Het is duidelijk dat velen die de waarheid begrijpen, zich er niet door laten leiden; dus hoe waar en mooi de waarheid ook is, u moet de passies van de mens pakken en die dan naar de wet van God vormen.” (Journal of Discourses, deel 7, p. 55.) (…)

    ‘(…)Daarom is volgens President Joseph F. Smith “de vorming van onze verlangens van vérstrekkend belang voor ons geluk in het leven”. (Gospel Doctrine, 5de editie [1939], p. 297.) Die vorming kan voeren tot heiliging, totdat, zoals president Brigham Young zegt, “heilige verlangens overeenkomstige uiterlijke werken voortbrengen”. (Journal of Discourses, deel 6, p. 170.) Alleen door onze verlangens te vormen en te trainen worden ze onze bondgenoot in plaats van onze vijand!’ (Zie De Ster, januari 1997, pp. 20–21.)

Stof tot nadenken

  • Hoe kunt u door het voorbeeld van de Anti-Nephi-Lehieten uw eigen bekering kracht bijzetten?

  • De Anti-Nephi-Lehieten begroeven hun wapens en sloten daarbij een verbond met God (zie Alma 24:17–18). Wat doet u op regelmatige basis om de Heer te tonen dat u zich ook volledig bekeerd hebt?

  • Hoe kan Alma’s zendingswerk onder de Nephieten (zie Alma 4–15) hem hebben voorbereid om de bekeerde Lamanieten te ontvangen die door de zonen van Mosiah onderwezen waren?

Voorgestelde opdrachten

  • Net zoals de Lamanieten hun oorlogswapens begroeven zodat ze die nooit meer zouden gebruiken, moeten wij ons ontdoen van zonden of zwakheden die ons ervan weerhouden om tot God te komen. Stel vast welke zonde of zwakte u wilt afleggen. Stel een plan op om ermee af te rekenen en ga dan aan de slag.

  • Lees Alma 26 en 28 en let op de oorzaken die Ammon en Alma voor hun vreugde aandragen. Maak een overzicht van die oorzaken en kies er een of meer uit om aan te werken.