Instituut
Hoofdstuk 33: Alma 43–51


Hoofdstuk 33

Alma 43–51

Inleiding

Twist, verdeeldheid en oorlog vormden een bedreiging voor de overleving van het Nephitische volk. Maar de Lamanieten waren niet de enige oorzaak van het conflict. Op macht beluste andersdenkende Nephieten zorgden voor veel ernstige problemen. De Nephieten wisten hun vijanden te overwinnen door geloof in Jezus Christus te oefenen en zijn profeten en andere rechtschapen militaire leiders te volgen.

Vergelijk de motieven en intenties van opperbevelhebber Moroni met die van Amalickiah. De profeet Mormon schreef het volgende over opperbevelhebber Moroni: ‘Als alle mensen waren geweest, en waren, en altijd zouden zijn zoals Moroni, zie, dan zouden zelfs de machten der hel voor eeuwig hebben gewankeld; ja, de duivel zou nooit macht hebben over het hart der mensenkinderen’ (Alma 48:17). Net als Moroni kunt u, zelfs in grote moeilijkheden, ook ‘onwrikbaar [zijn] in het geloof in Christus’ (Alma 48:13).

Toelichting

Alma 43:2–3. ‘De oorlogen tussen de Nephieten en de Lamanieten’

  • Op dit punt in het boek Alma, hoofdstuk 43–62, wijst Mormon de lezer erop dat hij ‘terug[keert] naar een verslag van de oorlogen’ (Alma 43:3). Sommige mensen vragen zich af waarom het Boek van Mormon zoveel oorlogsverslagen bevat. President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft gezegd: ‘Uit het Boek van Mormon leren we hoe discipelen van Christus leven in oorlogstijd.’ (Ensign, november 1986, p. 7.)

    Mormon heeft onze tijd gezien en wist dat we in een tijd van ‘oorlogen en geruchten van oorlogen’ zouden leven (LV 45:26; zie ook Openbaring 9). Hij heeft dan ook in de verslagen opgenomen hoe we in dergelijke tijden rechtschapen kunnen leven. Veel heiligen der laatste dagen hebben of krijgen met gewapende conflicten te maken. Let op de evangeliebeginselen die Mormon in deze hoofdstukken over oorlogen noemt. Mormon heeft het enorme leed beschreven dat uit oorlogen voortkomt, maar ook uitgelegd waarom oorlog soms noodzakelijk kan zijn ter verdediging van het leven en de vrijheid. Zowel Mormon als hedendaagse profeten hebben omstandigheden geschetst waarin oorlog gerechtvaardigd is (zie de toelichting bij Alma 43:45–47 op pagina 261 en bij Alma 51:13 op pagina 265).

    President Gordon B. Hinckley (1910–2008) heeft het volgende gezegd over het hemelse verdriet dat met dergelijke gebeurtenissen gepaard gaat, zelfs als een oorlog gerechtvaardigd is: ‘Ik denk dat onze Vader in de hemel geweend heeft toen Hij neerkeek op zijn kinderen die door de eeuwen heen hun goddelijk geboorterecht verkwanselden in meedogenloze vernietiging van elkaar.’ (Liahona, mei 2003, p. 79.) De Nephieten en opperbevelhebber Moroni hebben de juiste houding jegens oorlog en bloedvergieten aan de dag gelegd (zie de toelichting bij Alma 43:54; 44:1–2; 48:11, 22–23 op pagina 261).

  • Ten tijde van de Tweede Wereldoorlog maakte het Eerste Presidium het volgende standpunt van de kerk inzake oorlog bekend:

    ‘De leden van de kerk moeten trouw zijn aan hun heersers en zich loyaal in dienst van hen stellen als ze daartoe worden opgeroepen. [Met inbegrip van militaire dienst.] Maar de kerk zelf draagt geen verantwoordelijkheid voor dat beleid, en zij kan niets anders doen dan haar leden aansporen hun land en vrije instanties volkomen trouw te zijn, want daarop doet ware vaderlandsliefde een beroep.

    ‘(…) Iedere burger of onderdaan heeft daartoe een verplichting jegens zijn of haar land. Die verplichting is verwoord in het volgende geloofsartikel:

    ‘“Wij geloven onderdanig te moeten zijn aan koningen, presidenten, heersers en magistraten, door het gehoorzamen, eerbiedigen en hooghouden van de wet.” (…)

    ‘Gehoorzaam aan deze beginselen hebben de leden van de kerk zich altijd verplicht gevoeld hun land te verdedigen als ze daartoe opgeroepen werden. (…)

    ‘De kerk is tegen oorlog, en dat hoort ook zo. (…) Zij beschouwt oorlog niet als een rechtschapen manier om internationale conflicten op te lossen. Die moeten en kunnen door vreedzame onderhandelingen en aanpassingen worden opgelost.

    ‘Maar de leden van de kerk zijn burgers of onderdanen van landen waarover de kerk geen zeggenschap heeft. (…)

    ‘(…) Wanneer dus de grondwet, overeenkomstig die beginselen, de mannen van de kerk onder de wapenen roept voor een land waaraan zij trouw verschuldigd zijn, vereist hun hoogste burgerplicht dat zij aan die oproep gehoor geven. En als zij door gehoorzaamheid aan hun meerderen hun vijanden doden, zullen zij niet als moordenaar worden beschouwd.’ (Heber J. Grant, J. Reuben Clark Jr. en David O. McKay, Conference Report, april 1942, pp. 92–94; ook geciteerd door Boyd K. Packer, Conference Report, april 1968, pp. 34–35.)

Alma 43:4–8. Afgescheiden Nephieten aangesteld als opperbevelhebbers van de legers van de Lamanieten

  • De Zoramieten behoorden eens tot het volk van Nephi. Maar wegens hun hoogmoed werden de ‘Zoramieten Lamanieten’ (Alma 43:4). Voordat de Zoramieten zich afscheidden, vreesden de leiders van de Nephieten terecht dat ze een bondgenootschap met de Lamanieten zouden aangaan en daarmee het volk van Nephi in gevaar zouden brengen (zie Alma 31:4). Alma wilde deze massale afscheiding voorkomen door op zending te gaan onder de Zoramieten, van wie er al velen van het ware geloof waren afgedwaald. Ook al hervonden enkele Zoramieten het geloof, de meesten waren toornig en ‘zij begonnen zich onder de Lamanieten te mengen en ook die tot toorn tegen hen op te hitsen’ om ‘toebereidselen te maken voor oorlog’ (Alma 35:10–11). De leiders van de Lamanieten stelden de moordzuchtiger Zoramieten en Amalekieten als opperbevelhebbers aan om macht over de Nephieten te verkrijgen.

    ‘De Zoramieten (…) lieten de Lamanitische troepen het land binnentrekken en in bezit nemen als eerste grote offensief tegen de Nephieten (Alma 43:5). De leider van de Lamanitische troepen was de Amalekiet Zerahemnah. De Amalekieten hadden zich in een eerder stadium al van de Nephieten afgescheiden, en waren als zodanig haatdragend jegens de Nephieten en “goddelozer en moordzuchtiger van aard dan de Lamanieten” (Alma 43:6). Zerahemnah had ervoor gezorgd dat het opperbevel van het leger in handen was gekomen van Amalekieten zoals hij of van Zoramieten die net zo bloeddorstig waren (Alma 43:6).’ (Hugh Nibley, Since Cumorah 2de editie [1988], p. 296.)

Alma 43:13–14. In de minderheid en gedwongen de vijand te weerstaan

  • Het aantal Nephitische afvalligen dat Lamaniet werd, was bijna net zo groot als het aantal getrouwe Nephieten (zie Alma 43:14). Door dat grote aantal, in combinatie met de legers van de Lamanieten, waren de Nephieten fors in de minderheid (zie Alma 43:51; zie ook Mosiah 25:3; Alma 2:27, 35). De Nephieten hielden echter vast aan hun geloof en vertrouwden erop dat God hen zou sterken in de ongelijke strijd tegen hun vijanden, net zoals Hij dat had gedaan bij het leger van Gideon (zie Richteren 7–9), Elisa (zie 2 Koningen 6:15–23), koning Benjamin (zie Woorden van Mormon 1:14) en Alma (zie Alma 2:27–35).

Alma 43:15–54. Opperbevelhebber Moroni verdedigde de Nephieten op basis van geloof en strategie

  • Bij zijn werkzaamheden als opperbevelhebber vertrouwde Moroni op zijn eigen capaciteiten en de kracht van de Heer om de Nephieten te verdedigen. Alma 43 is een voorbeeld van hoe opperbevelhebber Moroni zijn inzichten en zijn gehoorzaamheid aan de raad van God wist te combineren. Hij voorzag iedere soldaat van een gedegen wapenrusting (zie vers 19–21) en vroeg de profeet om advies voordat hij ten strijde trok (zie vers 23–24).

    ‘De militaire campagne van de Lamanieten werd aangevoerd door officieren van de Amalekieten en Zoramieten, die door hun kennis van Nephitische militaire geheimen en methoden een enorm overwicht op iedere bevelhebber zouden hebben, Moroni uitgezonderd. Direct al in het begin beroofde hij zijn vijanden door zijn vooruitziende blik van hun eerste en logische doelwit — het bufferland Jershon (Alma 43:22). Hij had daar zijn belangrijkste verdedigingsposities ingenomen, maar toen brachten de boodschappers hem het bericht van de profeet dat de Lamanieten van plan waren een verrassingsaanval op het minder toegankelijke maar zwakkere land Manti uit te voeren (Alma 43:24). Moroni verplaatste het grootste gedeelte van zijn leger onmiddellijk naar Manti en bracht de mensen daar in een staat van paraatheid (Alma 43:25–26).

    ‘Moroni werd door zijn verspieders en verkenners op de hoogte gehouden van alle bewegingen van de vijand, en wist zo een hinderlaag te leggen voor de Lamanieten en hen tijdens hun oversteek van de rivier Sidon te overrompelen (Alma 43:28–35).’ (Hugh Nibley, Since Cumorah, pp. 297–298.)

    Opperbevelhebber Moroni maakte aanspraak op de zegeningen van de Heer omdat hij zijn uiterste best had gedaan. Hij was misschien wel het grootste militaire genie in die tijd, maar hij was ook nederig genoeg om de raad van de profeet op te volgen. Die eigenschappen maakten opperbevelhebber Moroni tot een krachtig instrument in de handen van God.

Alma 43:18–22, 37–38. Welke wapenrusting hebben we tegenwoordig om ons te beschermen?

  • Opperbevelhebber Moroni voorzag zijn krijgslieden van een beschermende wapenrusting, die van doorslaggevend belang was in de strijd tegen hun vijanden (zie Alma 43:37–38). President Harold B. Lee (1899–1973) heeft uitgelegd hoe we deze verzen vandaag de dag in ons eigen leven kunnen toepassen:

    ‘We hebben de vier lichaamsdelen die de apostel Paulus omschreef of zag als de meest kwetsbare voor de machten der duisternis. De lendenen, die kuisheid en deugd voorstellen. Het hart, dat ons gedrag voorstelt. Onze voeten, die onze doelen in het leven voorstellen, en tot slot ons hoofd, ofwel onze gedachten.

    ‘(…) We moeten onze lendenen met de waarheid omgorden. Wat is waarheid? De Heer omschrijft waarheid als kennis van dingen zoals ze zijn, dingen zoals ze waren, en dingen zoals ze zullen zijn [zie LV 93:24]. (…) “[Omgord] uw lendenen (…) met de waarheid”, heeft de profeet gezegd.

    ‘En het hart, welk soort pantser zal ons gedrag in het leven beschermen? We bekleden ons hart met het pantser der gerechtigheid. Wel, nu we de waarheid hebben geleerd, beschikken we over een maatstaf om te oordelen tussen goed en kwaad, zodat ons gedrag altijd wordt afgemeten aan onze overtuiging van die waarheid. Het pantser voor ons gedrag is het pantser der gerechtigheid.

    ‘[Met] wat zullen we onze voeten beschermen, of waaraan zullen we onze doelen in het leven afmeten? (…) “De voeten geschoeid met de bereidvaardigheid van het evangelie des vredes.” (Efeziërs 6:15). (…)

    ‘En tot slot de helm des heils. (…) Wat is heil? Heil betekent dat we verlost worden. Verlost van wat? Verlost van de dood en verlost van de zonde. (…)

    ‘Welnu, de apostel Paulus (…) beschreef de gewapende man met in zijn ene hand een schild en in zijn andere hand een zwaard, die de wapens vormden in die tijd. Dat schild was het schild des geloofs en het zwaard was het zwaard van de Geest, namelijk het woord van God. Ik kan me geen machtiger wapens voorstellen dan geloof en kennis van de Schriften, waarin het woord van God staat. Iemand die zo bewapend is en een dergelijke wapenrusting draagt, is voorbereid om tegen de vijand ten strijde te trekken.’ (Feet Shod with the Preparation of the Gospel of Peace, Brigham Young University Speeches of the Year [9 november 1954], pp. 2–3, 6–7; zie ook Efeziërs 6:13–17; LV 27:15–18.)

Alma 43:23–25. De profeet gehoorzamen resulteert in zegeningen

  • Het verlangen van opperbevelhebber Moroni om de raad van de profeet te zoeken en op te volgen heeft tot vele overwinningen geleid. De strijd die we in ons eigen leven voeren, wordt eveneens gewonnen door de profeet te volgen.

    President Spencer W. Kimball (1895–1985) heeft onderstreept waarom we de profeten moeten volgen: ‘Laten wij luisteren naar hen die wij steunen als profeten en zieners, en tevens de andere algemene autoriteiten, alsof ons leven ervan afhangt, want dat is ook zo!’ (Ensign, mei 1978, p. 77.)

Alma 43:45–47. ‘Tot bloedvergietens toe’

  • Het leven van een mens is heilig. Het vergieten van onschuldig bloed is ‘een gruwel (…) in de ogen des Heren’ (Alma 39:5). Iemand is echter gerechtvaardigd een ander het leven te ontnemen bij de verdediging van zichzelf en zijn of haar gezin, vrijheid, godsdienst of land. President Gordon B. Hinckley heeft het volgende gezegd over oorlog en bloedvergieten:

    ‘Toen er oorlog woedde tussen de Nephieten en de Lamanieten, zo staat er in de Schriften, werden “de Nephieten (…) door een betere zaak bezield, want zij vochten niet voor (…) macht, maar zij vochten voor huis en haard, voor hun vrijheid, hun vrouwen en hun kinderen en hun alles, ja, voor hun aanbiddingsriten en hun kerk.

    ‘“En zij deden hetgeen volgens hen de plicht was die zij hun God verschuldigd waren” (Alma 43:45–46).

    ‘De Heer zei tegen hen: “Gij zult uw gezin tot bloedvergietens toe verdedigen” (Alma 43:47). (…)

    ‘Uit deze en andere teksten blijkt duidelijk dat er tijden en omstandigheden zijn waarop volken gerechtvaardigd zijn, en in feite zelfs de plicht hebben, om te vechten voor hun gezin en hun vrijheid, en tegen tirannie, bedreiging en verdrukking. (…)

    ‘(…) Wij zijn mensen die van vrijheid houden, toegewijd aan de verdediging van de vrijheid, als die in het geding is. Ik geloof dat God mensen in uniform niet verantwoordelijk houdt voor de bevelen die zij als vertegenwoordiger van hun regering uitvoeren, bevelen die zij volgens de wet moeten opvolgen. Het is zelfs mogelijk dat Hij ons wél verantwoordelijk houdt als wij diegenen hinderen die in een strijd zijn verwikkeld met krachten van het kwaad en van verdrukking.’ (Liahona, mei 2003, p. 80.)

    Afbeelding
    Zwaardgevecht tussen een Nephiet en een Lamaniet

    Jerry Thompson, © IRI

Alma 43:54; 44:1–2; 48:11, 22–23. Moroni was iemand ‘die geen behagen schepte in bloedvergieten’

  • Opperbevelhebber Moroni was ‘een man die geen behagen schepte in bloedvergieten’ (Alma 48:11), hoewel hij gerechtvaardigd was om iemand bij de verdediging van zijn land het leven te ontnemen. Hij streed vele jaren lang met tegenzin tegen de Lamanieten (zie Alma 48:22). Wanneer hij toch moest vechten, bleef hij vervuld van naastenliefde, ook voor de mensen aan de vijandige zijde. In het verslag staat dat opperbevelhebber Moroni de strijd meer dan eens heeft gestaakt om zo veel mogelijk levens te sparen (zie Alma 43:54–44:1–2; 55:19). Er werd niet lichtvaardig met een leven omgesprongen, maar met droefheid dat ‘hun broeders uit deze wereld (…) werden gezonden, onvoorbereid om hun God te ontmoeten’ (Alma 48:23). Opperbevelhebber Moroni had de stellige overtuiging dat zij die stierven en zich aan hun verbonden met God hadden gehouden, ‘door de Heer Jezus Christus [zouden worden] verlost’ en ‘de wereld verheugd verlaten’ (Alma 46:39).

    Sommige lezers vragen zich misschien af hoe iemand die zijn verbonden met de Heer zo belangrijk vindt, zo in militaire zaken verwikkeld kon raken. Wellicht schreef Mormon daarom dat Moroni ‘geen behagen schepte in bloedvergieten’ en werd geleerd ‘nooit het zwaard op te heffen, behalve tegen een vijand, behalve om hun leven te bewaren’ (Alma 48:11, 14).

Inleidende tekst voor Alma 45. ‘Verslag van het volk van Nephi’

Alma 45:17–19. Alma vertrok en er is ‘nooit meer iets van hem (…) gehoord’

  • Ouderling Bruce R. McConkie (1915–85) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat de woorden ‘door de Geest (…) opgenomen, of door de hand des Heren (…) begraven’ (Alma 45:19) erop duiden dat Alma was veranderd en opgenomen: ‘Mozes, Elia en Alma de jonge zijn veranderd en opgenomen. Het verslag in het Oude Testament dat Mozes stierf en door de Heer in een onbekend graf werd begraven, klopt niet helemaal. (Deuteronomium 34:5–7.) De beeldspraak dat de Heer hem heeft begraven klopt wel in de betekenis dat hij ten hemel werd opgenomen. Maar in het Boek van Mormon staat dat Alma “door de Geest was opgenomen” en dat “de Schriften zeggen dat de Heer Mozes tot Zich heeft genomen; en wij veronderstellen dat Hij Alma eveneens in de geest tot Zich heeft genomen” (Alma 45:18–19). Vergeet niet dat de Nephieten de platen van koper hadden, en dat die de “Schriften” bevatten met het verslag van de opneming van Mozes. Wat Elia betreft, bevat het Oude Testament een schitterend verslag van zijn opneming in “een vurige wagen (…) in een storm ten hemel”. (2 Koningen 2.)’ (Mormon Doctrine, 2de editie [1966], p. 805.)

Alma 46–50. Het contrast tussen goddeloze en rechtschapen leiders

  • Mormon heeft de opvallende verschillen tussen Amalickiah en opperbevelhebber Moroni duidelijk uiteengezet (zie Alma 48:7; 49:25–28). Amalickiah streefde ernaar om ‘het fundament van de vrijheid te vernietigen’ dat God de Nephieten had geschonken, en opperbevelhebber Moroni streefde ernaar dat te bewaren (Alma 46:10).

    Goddeloze mannen zoals Amalickiah die op macht belust zijn, hebben naar wereldse maatstaven mogelijk een tijdje succes, maar bezorgen zichzelf en hun volgelingen uiteindelijk de ondergang. Leiders zoals opperbevelhebber Moroni, daarentegen, wakkeren bij het volk edele verlangens aan die alle snode plannen uiteindelijk omverwerpen. Het volgende overzicht zet de verschillen tussen Moroni en Amalickiah op een rij:

    Opperbevelhebber Moroni

    Amalickiah

    Was door ‘de stem van het volk’ en de opperrechters als opperbevelhebber over de legers aangesteld (Alma 46:34; zie ook 43:16).

    Verkreeg macht door misleiding en bedrog (zie Alma 47:1–35; 48:7).

    Riep het volk op tot rechtschapenheid en leerde het om God en hun verbonden getrouw te zijn (zie Alma 46:12–21; 48:7).

    Zette door haat en propaganda het hart van het volk op (zie Alma 48:1–3).

    Verheugde zich in de onafhankelijkheid en vrijheid van zijn land en volk (zie Alma 48:11).

    Probeerde de vrijheid van het volk te vernietigen (zie Alma 46:10).

    Had zijn broeders lief en arbeidde ‘buitengewoon hard (…) voor het welzijn en de veiligheid van zijn volk’ (Alma 48:12).

    ‘Gaf niet om het bloed van zijn volk’ en handelde voortdurend uit eigenbelang (Alma 49:10).

    Een man die zich door rechtschapen beginselen liet leiden en de Nephieten leerde nooit het zwaard op te heffen, behalve om hun gezin, hun leven of hun vrijheid te verdedigen (zie Alma 48:10, 14).

    Een man die zich door zijn hartstochten liet leiden en het volk leerde anderen met geweld te onderwerpen en eden te zweren om te vernietigen (zie Alma 49:13, 26–27).

    Zocht nederig Gods hulp in het bewaren van levens (zie Alma 48:16).

    Vervloekte God en zwoer om te moorden (zie Alma 49:27).

    Werkte eraan om een eind te maken aan twisten en onenigheden (zie Alma 51:16).

    Werkte eraan om twisten en onenigheden te veroorzaken (zie Alma 46:6, 10).

Alma 46:12–15, 36. Het vaandel der vrijheid

  • Afbeelding
    Opperbevelhebber Moroni en het vaandel der vrijheid

    © Clark Kelley Price

    Anderen bijeenbrengen voor een rechtvaardige zaak vergt moed. President Ezra Taft Benson heeft het belang van het hijsen van het vaandel der vrijheid door opperbevelhebber Moroni vaak beklemtoond. Hij heeft ons vaak opgeroepen om actieve burgers te zijn en onafhankelijkheid en vrijheid uit te dragen: ‘Verbeter uw omgeving door actieve betrokkenheid en dienstverlening. Onthoud, wat betreft uw burgerplichten, dat “het kwaad alleen triomfeert als goede mensen niets doen” (Edmund Burke). (…) Doe iets zinvols om uw door God geschonken vrijheid en onafhankelijkheid zeker te stellen.’ (Ensign, mei 1988, p. 51.)

    President Benson heeft ook gezegd:

    ‘In dat heilige boek, het Boek van Mormon, zien wij dat er lang en hard gestreden is voor de vrijheid. Wij zien ook de zelfgenoegzaamheid van het volk en de herhaaldelijke bereidheid om hun vrijheid op te geven voor de beloften van iemand die zogenaamd voor ze zou zorgen. (…)

    ‘(…) Moroni sprak, evenals de profeten wier woorden in het Boek van Mormon zijn opgetekend, over Amerika als een uitverkoren land — het land van de vrijheid. Hij voerde de mensen die bereid waren hun vrijheid te verdedigen aan in de strijd.

    ‘In het verslag staat: “(…) dat hij het vaandel der vrijheid in top liet hijsen op iedere toren in geheel het land (…); en aldus plantte Moroni de standaard der vrijheid onder de Nephieten.” [Alma 46:36.]

    ‘Daar is heden ten dage ook behoefte aan — de standaard der vrijheid onder ons volk in geheel Amerika planten.

    ‘Hoewel dat voorval zo’n zeventig jaar vóór Christus plaatsvond, ging de strijd door gedurende de duizend jaar die in dit heilige verslag van het Boek van Mormon staan opgetekend. In feite is de strijd om de vrijheid nog niet ten einde — wij voeren die nog steeds.’ (Conference Report, oktober 1962, pp. 14–15.)

Alma 46:23–27. De profetie over de mantel van Jozef

  • Afbeelding
    Jozefs dood aan Israël bekendgemaakt

    © 1994 Robert Barrett

    De verscheurde mantel van Moroni — het vaandel der vrijheid — vormde een herinnering aan het bewaarde overblijfsel van de mantel van Jozef van Egypte. Moroni verklaarde dat de Nephieten een overblijfsel waren van het nageslacht van Jozef, en alleen bewaard zouden blijven zolang zij God zouden dienen (zie Alma 46:22–24). President Joseph Fielding Smith (1876–1972) heeft uitgelegd dat de symboliek en profetie aangaande het bewaarde deel van de mantel van Jozef in onze tijd in vervulling gaat:

    ‘Er is ons gezegd dat er sprake was van een profetie over de vernietiging van de veelkleurige mantel of het pronkgewaad van Jozef. Een deel ervan was bewaard gebleven, en Jakob profeteerde voor zijn dood dat er niet alleen een overblijfsel van de mantel bewaard was gebleven, maar dat er ook een overblijfsel van het nageslacht van Jozef zou worden bewaard [zie Alma 46:24].

    ‘Dat overblijfsel dat nu onder de Lamanieten wordt gevonden, zal uiteindelijk de zegeningen van het evangelie ontvangen. Zij zullen worden verenigd met het overblijfsel dat uit de verschillende landen bijeen wordt gebracht, en zij zullen voor altijd door de Here worden gezegend.’ (The Way to Perfection [1970], p. 121.)

Alma 47:36. Verdeeldheid en onenigheid

  • Het Boek van Mormon waarschuwt ons herhaaldelijk dat zij die tot de kerk behoren en zich er vervolgens van afkeren, verstokt worden en geneigd zijn ‘de Heer, hun God, geheel en al [te vergeten]’ (Alma 47:36).

    Ouderling Neal A. Maxwell (1926–2004) van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft ons gewaarschuwd dat zich in deze tijd dezelfde problemen voordoen wanneer kerkleden door hun eigen hoogmoed kritisch worden jegens de kerk: ‘Er zijn andersdenkenden die de kerk verlaten, formeel of informeel, maar die haar niet met rust kunnen laten. Doorgaans zijn ze omwille van een wereldlijk publiek kritisch of op zijn minst neerbuigend jegens de algemene autoriteiten. Zij proberen niet alleen hun hand uit te strekken om de ark Gods te steunen, maar die bij gelegenheid ook een flinke duw te geven! Vaak zijn ze in dezelfde ware leringen onderricht als de getrouwen, maar zijn ze zich toch steeds meer gaan afscheiden (zie Alma 47:36). Hun geest is vaak verhard wegens hoogmoed (zie Daniël 5:20).’ (Men and Women of Christ [1991], p. 4.)

  • Ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft de gevolgen van verdeeldheid en onenigheid beschreven:

    ‘“Hij die de geest van twisten heeft, is niet van mij [zegt de Heer]” (…) (3 Nephi 11:29–30). (…)

    ‘Over de hele wereld [hebben] de heiligen van de Heer (…) geleerd dat het pad van verwerping van [de] leer tot werkelijke gevaren leidt. In het Boek van Mormon staat de volgende waarschuwing:

    ‘“(…) niet lang na hun afscheiding [werden zij] verstokter en onboetvaardiger, en wilder, goddelozer en woester (…) ; zich overgevende aan luiheid en allerlei wellust; ja, de Heer, hun God, geheel en al vergetende” (Alma 47:36).

    ‘Onenigheid zaait zoveel verdeeldheid! Kleine daden kunnen grote gevolgen hebben. In wat voor situatie of positie men zich ook bevindt, niemand mag ervan uitgaan dat hij of zij bestand is tegen de vreselijke tol die twist eist. (…)

    (‘Contention fosters disunity,’ Ensign, mei 1989, pp. 68, 70.)

Alma 48:1–10. Pal staan voor christelijke principes

  • Soms moeten ware volgelingen van Christus net als het volk in de tijd van Moroni pal staan voor de verdediging van ‘hun vrijheid, hun landerijen, hun vrouwen en hun kinderen, en hun vrede’ (Alma 48:10). Moroni was erop gebrand zijn volk te helpen ‘hetgeen door hun vijanden de zaak van de christenen werd genoemd, te kunnen handhaven’ (Alma 48:10).

    Gezien het kwaad dat ons in de huidige wereld overspoelt, heeft president Gordon B. Hinckley als volgt gepleit: ‘Er zijn momenten dat we pal moeten staan voor gerechtigheid en fatsoen, voor vrijheid en beschaving, net als Moroni zijn volk opriep om hun vrouwen, kinderen en de vrijheid te verdedigen (zie Alma 48:10).’ (Liahona, januari 2002, p. 84.)

Alma 48:19. ‘Niet minder van dienst’

  • Wat betekent het dat Helaman ‘niet minder van dienst’ was? President Howard W. Hunter (1907–1995) heeft gezegd dat elk rechtschapen dienstbetoon even aannemelijk is voor God, ook al is niet iedereen in een prominente roeping werkzaam:

    ‘Ook al trad Helaman minder op de voorgrond dan Moroni, hij was net zo van dienst; dat wil zeggen dat hij net zo nuttig was als Moroni. (…)

    ‘We zullen niet allemaal worden zoals Moroni en elke dag de toejuichingen van onze collega’s in ontvangst nemen. Nee, de meesten van ons zullen onopvallende, betrekkelijk onbekende mensen worden die komen en gaan en zonder ophef hun werk doen. Tot diegenen die dat eenzaam, beangstigend of maar gewoontjes vinden, zeg ik dat u “niet minder van dienst” bent dan de meest in het oog springende mensen die u kent. U maakt ook deel uit van Gods leger.

    ‘Denk bijvoorbeeld eens aan de grote inzet van een moeder of vader in de stille anonimiteit van een goed gezin. Denk eens aan de leerkrachten in de zondagsschool, de jeugdwerkdirigentes, de scoutleiders en de huisbezoeksters die miljoenen mensen tot hulp en zegen zijn, maar wier namen nooit publiekelijk worden toegejuicht of in de landelijke media staan vermeld.

    ‘Tienduizenden onopvallende mensen dragen dagelijks bij aan onze mogelijkheden en ons geluk. Zoals in de Schriften staat, zijn zij “niet minder van dienst” dan zij die de krantenkoppen halen.

    ‘De schijnwerpers van de geschiedenis en de aandacht in deze huidige wereld zijn vaak gericht op die ene in plaats van op de velen.’ (‘No Less Serviceable’, Ensign, april 1992, p. 64.)

Alma 49–50. Versterking van de Nephitische steden

  • De inspiratie en vooruitziende blik van Moroni wat het versterken van de steden betreft, bleken een keerpunt in de oorlog te zijn. Het leven van duizenden Nephieten werd gespaard omdat de steden voorbereid waren. We kunnen deze les op onszelf toepassen door ons leven met rechtvaardige gedachten en daden te versterken om de kwaadaardige aanvallen of de ‘brandende pijlen van de tegenstander’ te weerstaan (1 Nephi 15:24; zie ook Helaman 5:12 ). De Heer heeft beloofd dat als we nederig tot Hem komen, Hij ons onze zwakheden zal tonen en ‘zwakke dingen sterk’ voor ons zal maken (Ether 12:27 ). In het volgende overzicht staan enkele voorbeelden van hoe we de verdedigingswerken van de Nephieten op onszelf kunnen toepassen:

    Hoe de Nephieten werden versterkt

    Hoe wij ons kunnen versterken

    De zwakste versterkingen werden versterkt (zie Alma 48:9).

    Wij moeten de zwakke plekken in ons leven versterken.

    De Nephieten bereidden zich op ongekende wijze voor op de vijand (zie Alma 49:8).

    Wij moeten ons als nooit tevoren voorbereiden om bestand te zijn tegen de verleidingen van de duivel.

    De Nephieten maakten hun zwakke plaatsen tot een sterke vesting (zie Alma 49:14).

    Als wij tot Christus komen, kan Hij zwakke dingen sterk voor ons maken (zie Ether 12:27).

    De Nephieten verkregen macht over hun vijanden (zie Alma 49:23).

    Als wij getrouw zijn en op de Heer vertrouwen, geeft Hij ons macht over onze vijanden.

    Na enkele overwinningen hielden de Nephieten er niet mee op toebereidselen te maken (Alma 50:1).

    Wanneer we een verleiding of beproeving met succes hebben overwonnen, mogen we niet onachtzaam worden maar moeten we blijven volharden en voortdurend waken en bidden om niet overmeesterd te worden (zie Alma 13:28).

    De Nephieten bouwden veiligheidstorens zodat ze de vijand van veraf konden zien (zie Alma 50:4).

    Als wij ons op profeten verlaten die hedendaagse wachters op de toren zijn en ver kunnen zien, zijn we beter op de toekomst voorbereid.

Alma 51:13. De wapens opnemen om iemands land te verdedigen

  • Als burgers zijn we onderworpen aan de wetten van ons land. Ouderling Russell M. Nelson heeft de volgende raad gegeven als mensen worden opgeroepen om ter verdediging van hun land de wapens op te nemen:

    ‘De mensen zijn werkelijk broeders, want God is werkelijk onze Vader. Niettemin zijn de Schriften doorspekt met verhalen van twist en strijd. Zij veroordelen ten sterkste oorlogen van agressie, maar onderschrijven de plichten van de burgers om hun gezin en hun vrijheid te verdedigen [zie Alma 43:45–47; 46:11–12, 19–20; 48:11–16]. (…) Leden van deze kerk worden in vele landen opgeroepen voor militaire dienst. “Wij geloven dat overheden door God zijn ingesteld ten nutte van de mens; en dat Hij de mensen verantwoordelijk stelt voor hun handelingen dienaangaande, zowel met betrekking tot de uitvaardiging van wetten als de toepassing ervan, voor het welzijn en de veiligheid van de samenleving” [LV 134:1].

    ‘Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren leden van de kerk gedwongen in tegengestelde kampen te vechten. Het Eerste Presidium bevestigde dat “de staat verantwoordelijk is voor het bestuur van zijn burgers of onderdanen, voor hun politieke welzijn, en voor het uitvoeren van het politieke beleid, zowel het binnenlandse als het buitenlandse. (…) Maar de kerk zelf draagt geen verantwoordelijkheid voor dat beleid, [afgezien] van het feit dat zij haar leden aanspoort hun land (…) volkomen trouw te zijn.” [James R. Clark, samensteller, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 6 delen (1965–1975), deel 6, pp. 155–156.]’ (Liahona, november 2002, p. 40.)

Stof tot nadenken

  • Wat zou u in een lijst met de belangrijkste geestelijke versterkingen opnemen die u nodig hebt ter bescherming tegen de vijand die u wil vernietigen?

  • Hoe kunnen soldaten die lid van de kerk zijn net als opperbevelhebber Moroni hun werk in oorlogstijd uitvoeren?

  • Welke invloed kan een kloekmoedig leider hebben op een land, staat, gemeenschap of gezin?

Voorgestelde opdrachten

  • We spelen niet allemaal zo’n zichtbare rol als Moroni. Beschrijf daarom eens de waardevolle inzet van vaders en moeders. Beschrijf daarnaast het belang van een zondagsschoolleerkracht, jeugdwerkdirigente, scoutleider, huisbezoekster of iemand met een andere roeping in de kerk.

  • Schrijf enkele zwakke plekken in uw leven op en uw plannen om die tegen kwade invloeden te ‘versterken’.