Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 15: Het heil van kleine kinderen


Hoofdstuk 15

Het heil van kleine kinderen

Kleine kinderen die sterven voordat zij de jaren van verantwoordelijkheid bereikt hebben, worden verlost door het bloed van Christus.

Uit het leven van Joseph F. Smith

Hoewel president Joseph F. Smith uit de eerste hand de gevoelens van smart, eenzaamheid en liefde kende die gepaard gaan met de dood van een kind, waren zijn leringen aangaande het heil van kleine kinderen inspirerend en geruststellend. Tussen 1869 en 1898 droeg hij negen van zijn kleine kinderen ten grave.

Na de dood van zijn eerstgeborene, Mercy Josephine, op 6 juni 1870, uitte hij als volgt zijn grote smart: ‘O, alleen God weet hoeveel ik van mijn meisje hield, en dat zij het licht en de vreugde van mijn hart was. Ik was de hele nacht opgebleven met haar, want ik was elke nacht bij haar, toen ik op de ochtend dat zij stierf tegen haar zei: “Mijn kleine liefje heeft de hele nacht niet geslapen.” Zij schudde haar hoofd en antwoordde: “Maar vandaag slaap ik wel, papa.” O, wat schoten die woorden door mijn hart. Ook al wilde ik het niet geloven, ik wist door een andere stem dat het de slaap van de dood betekende, en ze sliep inderdaad in. En het licht in mijn hart ging uit. Het beeld van de hemel dat in mijn hart was gegrift, was bijna vertrokken. (…) Gij waart een hemelse gave rechtstreeks aan het diepst van mijn hart.’1

Op 6 juli 1879 beschreef Joseph F. Smith in zijn dagboek zijn smart over de dood van zijn dochter Rhonda: Tk legde haar op een kussen en liep met haar heen en weer. Ze kwam weer tot leven, maar leefde nog maar een uur zwakjes voort en stierf om tien over half twee ’s nachts in mijn armen. Nu weet alleen God hoe groot onze rouw is. Dit is het vijfde sterfgeval in mijn gezinnen. Al mijn zo geliefde kleintjes! O God, help ons om deze beproeving te verdragen!’2

Maar hij vond troost in de kennis dat alles door de verzoening van de Heiland goed was met zijn geliefde kinderen. Na de dood van zijn dochter Ruth op 17 maart 1898, ontving hij een heerlijke openbaring: ‘O, mijn ziel! Ik zie de armen van mijn eigen lieve moeder de verloste heerlijke geest van mijn eigen lieve kindje in haar omhelzing verwelkomen! O, mijn God! Ik dank u voor dit heerlijke visioen! En daar zijn in mijn Vaders huis al mijn lieve schatten vergaderd; niet in kinderlijke hulpeloosheid, maar in alle macht, heerlijkheid en majesteit van geheiligde geesten! Vol intelligentie, vreugde, genade en waarheid.’3

Leringen van Joseph F. Smith

Kleine kinderen die heengaan voordat zij verantwoordelijk zijn, worden verlost

Wat kleine kinderen betreft die in hun eerste jeugd en onschuld worden weggenomen, voordat zij de jaren van verantwoordelijkheid hebben bereikt en geen zonden kunnen begaan, onthult het evangelie ons het feit dat zij verlost worden, en dat Satan geen macht over ze heeft. Ook de dood heeft geen macht over ze. Zij worden verlost door het bloed van Christus. Zij worden net zo zeker verlost als de dood door de val van onze eerste ouders in de wereld gekomen is. (…)

Onze geliefde vrienden die nu beroofd zijn van een van hun kleine kinderen, hebben grote reden tot blijdschap en verheugenis temidden van de grote smart die zij voelen omdat zij hun kleintje een tijd kwijt zijn. Zij weten dat het hem goed gaat; zij hebben de verzekering dat hun kleintje zonder zonde is heengegaan. Die kinderen zijn in de boezem van de Vader. Zij zullen hun heerlijkheid en verhoging beërven en hun zullen de zegeningen die hen toekomen niet onthouden worden. Want in de ordelijke gang van zaken van de hemel, en in de wijsheid van de Vader, die alles goed doet, hebben zij die als klein kind sterven geen enkele verantwoordelijkheid voor hun heengaan, daar zij zelf niet de intelligentie en wijsheid hebben om voor zichzelf te zorgen en de wetten van het leven te begrijpen. En, in de wijsheid en genade en ordelijke gang van zaken van God, onze hemelse Vader, zal alles wat zij hadden kunnen verkrijgen en genieten als zij langer in het vlees hadden mogen blijven leven, hierna voor hen verschaft worden. Zij zullen niets verliezen door op deze manier van ons te worden weggenomen. (…)

Met dat in gedachten, put ik troost uit het feit dat ik later mijn kinderen zal weerzien die al door de sluier zijn gegaan; ik heb er een aantal verloren, en heb alles gevoeld wat een ouder kan voelen, denk ik, bij het verlies van mijn kinderen. Ik heb het sterk gevoeld, want ik houd van kinderen, en ik houd vooral veel van de kleintjes, maar ik ben God dankbaar voor de kennis van die beginselen, omdat ik nu alle vertrouwen heb in zijn woord en zijn belofte dat ik in de toekomst alles zal bezitten dat mij toekomt, en mijn vreugde zal volledig zijn. Mij zal geen enkel voorrecht of zegening onthouden worden die ik verdien en die mij gerust toevertrouwd kan worden. Maar elke gave en elke zegen die ik kan verdienen, zal ik bezitten, in tijd of in eeuwigheid, dat maakt niet uit, zodat ik de hand van God in al die dingen erken en in mijn hart zeg: ‘De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd’ [zie Job 1:21]. Dit is wat we zouden moeten voelen met betrekking tot onze kinderen, verwanten of vrienden, of welke wisselvalligheden we ook moeten doormaken.4

Na de opstanding zal het lichaam van een kind groeien tot de wasdom van zijn geest

Zouden wij tevreden zijn om de kinderen die wij in hun eerste jeugd begraven alleen maar kind te zien blijven in alle ontelbare eeuwen van de eeuwigheid? Nee! Noch zou de geest van onze kinderen die hun tabernakel bezat, er genoegen mee nemen om in die toestand te blijven. Maar wij weten dat onze kinderen niet gedwongen zullen zijn om altijd de vorm van een kind te behouden, want God, de bron van waarheid, heeft in deze bedeling door de profeet Joseph Smith geopenbaard dat het kind dat in zijn eerste jeugd begraven is, in de opstanding zal verrijzen in de vorm van het kind dat het was toen het te ruste werd gelegd; dan zal het beginnen zich te ontwikkelen. Vanaf de dag van de opstanding zal het lichaam zich ontwikkelen tot het de maat van wasdom van zijn geest bereikt, of het nu een man of een vrouw betreft. Als de geest de intelligentie van God bezat en de ambities van de sterfelijke ziel, dan zou hij geen genoegen nemen met iets anders. U zult zich beslist herinneren dat ons verteld is dat de geest van Jezus Christus een van de profeten vanouds bezocht en zich aan hem openbaarde, en dat Hij zijn identiteit onthulde, dat Hij dezelfde Zoon van God was die in het midden des tijds zou komen. Hij zei dat Hij in het vlees zou verschijnen, net als Hij aan die profeet verscheen [zie Ether 3:9, 16–17]. Hij was geen kind; Hij was een volwassen, ontwikkelde geest; Hij had de vorm van een man en de vorm van God, dezelfde vorm als toen Hij kwam en een tabernakel op zich nam en zich ontwikkelde tot de volle wasdom van zijn geest.5

Elke geest die naar de aarde komt om een tabernakel op zich te nemen, is een zoon of dochter van God en bezit alle intelligentie en alle eigenschappen die een zoon of dochter maar kan hebben, ofwel in de geestenwereld, ofwel in deze wereld, behalve dat hem in de geest, als hij gescheiden is van het lichaam, alleen nog de tabernakel ontbreekt om te worden zoals God de Vader. Er is gezegd dat God een geest is, en zij die Hem aanbidden moeten Hem in geest en in waarheid aanbidden [zie Johannes 4:24]. Maar Hij is een geest die de tabernakel van vlees bezit, een tabernakel die net zo tastbaar is als die van de mens, en daarom moeten alle mensen een lichaam hebben om net zo te worden als God en Jezus. Het maakt niet uit of die tabernakels volwassen worden in deze wereld of dat zij moeten wachten en volwassen worden in de wereld hierna. Want volgens de woorden van de profeet Joseph Smith zal het lichaam zich ontwikkelen, ofwel in deze tijd ofwel in de eeuwigheid, tot de volle wasdom van de geest, en als de moeder door de dood het plezier en de vreugde ontzegd is van het in dit leven op voeden van haar baby tot een man of een vrouw, zal dat voorrecht hierna voor haar hernieuwd worden en zal ze het alsnog meer ten volle genieten dan zij hier nu zou kunnen. Als ze het daar doet, zal dat met de zekere kennis zijn dat de resultaten niet tot mislukking zullen leiden; terwijl hier de resultaten onbekend zijn tot we de beproeving hebben doorstaan.6

De geest van onze kinderen is onsterfelijk voor hij tot ons komt, en zijn geest wordt na de lichamelijke dood weer net als voordat hij kwam. Hij is zoals hij geweest zou zijn als hij in het vlees was blijven leven en tot volwassenheid was opgegroeid, of zijn stoffelijk lichaam had ontwikkeld tot de volle wasdom van zijn geest. Als u een van uw kinderen die zijn heengegaan ziet, kan het aan u verschijnen in de vorm waarin u het zou herkennen, de vorm van het kind; maar als het als boodschapper tot u kwam om een belangrijke waarheid te brengen, zou het misschien komen zoals de geest van bisschop Edward Hunters zoon (die als klein kind overleed) tot hem kwam, in de vorm van een volledig opgegroeide man, die zich aan zijn vader openbaarde en zei: ‘Ik ben uw zoon’.

Bisschop Hunter begreep het niet. Hij ging naar mijn vader en zei: ‘Hyrum, wat betekent dat? Ik heb mijn zoon begraven toen hij nog maar een kleine jongen was, maar hij komt tot mij als een compleet volwassen man - een edele, heerlijke jonge man, en zegt dat hij mijn zoon is. Wat betekent dat?’

Vader (de patriarch Hyrum Smith) zei hem dat de geest van Jezus Christus ook volledig volwassen was voor hij in de wereld geboren werd; zo waren onze kinderen ook volwassen en bezaten zij hun volgroeide vorm in de geest voordat zij in het sterfelijk leven kwamen, en zij zullen diezelfde vorm bezitten na hun heengaan uit het sterfelijk leven, en zo zullen zij ook zijn na de opstanding, als zij hun zending volbracht hebben.

Joseph Smith heeft de leerstelling gebracht dat het kind dat in zijn eerste jeugd sterft in de opstanding verrijst als een kind; en, wijzend op de moeder van een overleden kind, zei hij: ‘U zult de vreugde, het plezier en de bevrediging hebben om dit kind te koesteren na zijn opstanding, tot het de volle wasdom van zijn geest bereikt.’ Er is herstelling, er is groei, er is ontwikkeling na de opstanding van de dood. Ik houd van deze waarheid. Het geeft mijn ziel een ruime mate aan geluk, vreugde en dankbaarheid. De Heer zij dank dat Hij deze beginselen aan ons geopenbaard heeft.7

Het gaat kleine kinderen die heengaan goed

Als wij het getuigenis van de Geest der waarheid in onze ziel ontvangen hebben, weten wij dat het onze kleine kinderen die heengaan goed gaat, dat wij, als we dat zouden willen, hun toestand niet kunnen verbeteren; en het zou hun toestand allerminst verbeteren als we hen hier weer naartoe konden roepen. Want zolang een mens in de wereld is, en bekleed is met het sterfelijk leven, en omringd wordt door het kwaad in de wereld, loopt hij risico en gevaar, en rusten er plichten op hem die fataal kunnen zijn voor zijn toekomstige welzijn, geluk en verhoging.8

Het is erg moeilijk om nu, in een tijd van smart en verlies, iets te zeggen dat onmiddellijk verlichting geeft aan het verdrietige hart van de rouwenden. Een dergelijk verdriet kan alleen volledig verlicht worden door het verstrijken van de tijd en door de invloed van de goede Geest op het hart van de rouwenden, waardoor zij troost en bevrediging in hun hoop op de toekomst kunnen verkrijgen. (…) Ik heb geleerd dat er heel veel zaken zijn die veel erger zijn dan de dood. Met mijn huidige gevoelens en inzicht en begrip van leven en dood zou ik veel liever ieder kind dat ik heb in zijn onschuld en reinheid naar het graf brengen, dan hem of haar op te zien groeien tot een man of een vrouw die zich verlaagt met de kwade praktijken van de wereld, het evangelie vergeet, God en het plan van leven en heil vergeet, en zich afkeert van de enige hoop op een eeuwige beloning en verhoging in de toekomende wereld.9

Als we getrouw zijn, zullen we herenigd worden met onze kinderen achter de sluier

De profeet Elia moet in het hart van de kinderen de beloften planten die aan de vaderen gedaan waren, als voorafschaduwing van het grote werk dat in de bedeling van de volheid der tijden in de tempels van de Heer gedaan zou worden voor de verlossing van de doden en de verzegeling van de kinderen aan hun ouders, opdat de ganse aarde bij zijn komst niet met een ban getroffen en volslagen verwoest zou worden.10

Als wij ons in ons leven van de waarheid afkeren, zullen we in de talloze eeuwen van de eeuwigheid gescheiden worden van het gezelschap van onze geliefden. Wij zullen geen aanspraak op hen kunnen maken, en zij niet op ons. Er zal een onoverbrugbare stroom tussen ons zijn die wij niet kunnen oversteken, de een niet naar de ander. Als wij sterven in het geloof, en een rechtschapen leven geleid hebben, behoren wij Christus toe, hebben wij de verzekering van een eeuwige beloning en bezitten wij de beginselen van de eeuwige waarheid en zullen wij bekleed worden met heerlijkheid, onsterfelijkheid en eeuwig leven. Tijdens ons verblijf in het vlees, brengen wij een groot deel van ons leven in verdriet door; de dood scheidt ons voor korte tijd, sommigen van ons gaan door de sluier, maar de tijd zal komen dat wij worden herenigd met hen die zijn heengegaan, en dat wij eikaars gezelschap voor eeuwig genieten. De scheiding is als het ware slechts voor een moment. Geen enkele macht kan ons dan nog scheiden. Omdat God ons heeft samengevoegd, maken wij aanspraak op elkaar - een onweerlegbare aanspraak - daar wij herenigd zijn door de macht van het priesterschap in het evangelie van Christus. Daarom is het beter om in dit leven voor korte tijd gescheiden te worden, ook al moeten we ontbering, verdriet, moeilijkheden, gezwoeg, weduwschap, ouderloosheid en veel andere wisselvalligheden doormaken, dan dat wij voor alle eeuwigheid gescheiden blijven.11

Wij zijn gewonnen in de gelijkenis van Christus zelf. Wij woonden in het begin bij de Vader en de Zoon, als zoons en dochters van God. En op de aangewezen tijd gingen wij naar deze aarde om een tabernakel op ons te nemen, opdat wij overeen mochten komen met de beeltenis van Jezus Christus en worden zoals Hij; opdat wij een tabernakel mochten krijgen, opdat wij de dood mochten doormaken zoals Hij de dood heeft doorgemaakt, opdat wij uit de dood mochten herrijzen zoals Hij uit de dood herrezen is. (…) De gedachte aan een weerzien met mijn kinderen die mij door de sluier zijn voorgegaan, en aan het weerzien met mijn verwanten en vrienden, wat een geluk verschaft dat mij! Want ik weet dat ik hen daar weer zal ontmoeten. God heeft mij getoond dat dit waar is. Hij heeft het mij duidelijk gemaakt, in antwoord op mijn gebed en toewijding, zoals Hij het duidelijk heeft gemaakt aan alle mensen die er ijverig naar streefden om Hem te leren kennen.12

[Aan ouderling Joseph H. Dean in Oahu (Hawaii) schreef president Joseph F. Smith:] Ik heb met groot medeleven gehoord van de dood van uw baby thuis. Ik weet hoe ik met u moet meeleven, want ik heb daar dezelfde soort bittere ervaring meegemaakt. Ik wilde u al eerder schrijven, maar ik besloot het toch niet te doen. Onder dergelijke omstandigheden wilde ik altijd liever naar een afgelegen, rustig, eenzaam toevluchtsoord gaan waar behalve God geen oog mij zag om daar, en alleen daar, mijn smart te voelen, terwijl alleen God het wist. (…) De tijd, en alleen de tijd - de grote heler van wonden - kan mijn ziel raken, en ik denk dat u dat ongetwijfeld ook vindt. Maar als de eerste schrijnende worstelingen van de rouw voorbij zijn en de ziel door de tijd en het lot tot rust komt, dan kan een gepast woord dat iemand spreekt de gevoelige snaar van de broederschap raken die in gelijke smarten van hart tot hart stroomt. De Heer weet het echt het beste, en wij weten dat de onschuldigen die al zo spoedig na hun komst, onbesmet door de kwade elementen van deze gevallen wereld, van de aarde teruggeroepen zijn, terugkeren naar Hem van wie zij gekomen zijn, rein en heilig, verlost vanaf het begin door het offer van Iemand die zei: ‘voor zodanigen is het koninkrijk der hemelen’. Mijn meest oprechte, doorvoelde gebed luidt: O God, laat mij zo leven dat ik het verdien om mij bij mijn onschuldige kinderen te voegen, in hun woning bij U!13

Studiesuggesties

  • Welke zegeningen worden kleine kinderen beloofd die sterven voordat zij de jaren van verantwoordelijkheid bereikt hebben? (Zie ook LV 29:46.) Hoe kan dit ons troost en hoop geven als wij rouwen om de dood van een klein kind?

  • Als een klein kind overlijdt, wat is dan de toestand van zijn of haar geest? Wanneer zal het lichaam van het kind zich ontwikkelen en volwassen worden?

  • Wie zal een kind dat jong overlijdt opvoeden? Welke zegeningen worden voor het volgende leven beloofd aan rechtschapen ouders van wie er kinderen jong overleden zijn?

  • Hoe kan een begrip van de beginselen van het heilsplan hen die rouwen om de dood van een klein kind troost geven?

  • Hoe kunnen de tempelverordeningen ter verzegeling ouders troost en hoop geven na de dood van een kind? Wat moeten wij doen om herenigd te worden met onze kleine kinderen die gestorven zijn?

  • Hoe kan een ‘gepast woord’ dat iemand tot ons zegt troost geven aan iemand die rouwt om de dood van een geliefde? Hoe kunnen wij ons voorbereiden om het juiste te zeggen?

Noten

  1. Life of Joseph F. Smith, verz. door Joseph Fielding Smith (1938), blz. .456–457; alinea-indeling toegevoegd.

  2. Truth and Courage: The Joseph F. Smith Letters, verz. door Joseph Fielding McConkie (geen datering), blz. 56.

  3. Life of Joseph F. Smith, blz. 463.

  4. Gospel Doctrine, 53 ed. (1939), blz. 452–454.

  5. Gospel Doctrine, blz. 24.

  6. Gospel Doctrine, blz. 453–454.

  7. Gospel Doctrine, blz. 455–456.

  8. Gospel Doctrine, blz. 452.

  9. Deseret News: Semi-Weekly, 24 april 1883, blz. 1.

  10. Gospel Doctrine, blz. 475.

  11. Deseret News: Semi-Weekly, 24 april 1883, blz. 1.

  12. Gospel Doctrine, blz. 428–429.

  13. Truth and Courage: The Joseph F. Smith Letters, blz. 57.