Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 42: Laten wij ons beheersen


Hoofdstuk 42

Laten wij ons beheersen

Eeuwig geluk komt niet voort uit de bevrediging van onze lichamelijke behoeften of uit werelds plezier, maar komt voort uit deugdzaamheid, reinheid en gehoorzaamheid aan Gods wetten.

Uit het leven van Joseph F. Smith

Tijdens zijn ambtsperiode van 1901 tot 1918 maakte president Joseph F. Smith zich steeds meer zorgen over de toenemende wereldse invloeden in het leven van de heiligen der laatste dagen. Hij was niet blind voor de wereldse invloeden om hem heen. Hij zag de onfatsoenlijkheid, hij hoorde de godslastering en hij treurde om veel van de sociale activiteiten die hij om zich heen zag. Hij spoorde de heiligen aan om zich temidden van al die invloeden te beheersen, en deugdzaam en rein door het leven te gaan.

Hij sprak over het belang van ingetogenheid in het amusement van de heiligen. Ook sprak hij over het kwaad van godslastering, goklust, onfatsoenlijkheid en achterklap. In september 1916 stuurde het Eerste Presidium een brief naar alle hulporganisaties van de kerk waarin stond: ‘Er is een dringende behoefte aan verbetering onder onze jonge mensen, vooral op het gebied van hun kleding en hun sociale activiteiten.’ Hij moedigde de hulporganisaties aan om mee te werken aan deze verbetering.1

Terwijl hij instructies aan de hulporganisaties gaf, zag hij ook in dat ‘vooral de invloed thuis (…) een verandering in zedelijke, sociale en kledingnormen tot stand moest brengen. Thuis moeten we het voortouw nemen om dit werk van de hulporganisaties, die een verlengstuk van het gezin zijn, te bevorderen.’2

Hij heeft gezegd: ‘Onze eerste vijand bevindt zich in onszelf. Het is belangrijk om eerst deze vijand te overwinnen en onszelf aan de wil van de Vader te onderwerpen. Dan moeten we strikt volgens de beginselen leven die Hij ten behoeve van het eeuwig heil van de mens aan de wereld heeft gegeven.’3

Leringen van Joseph F. Smith

Laten we de Heiland volgen door onszelf te beheersen

Ik denk dat het voorbeeld van onze Heiland het voorbeeld is dat wij moeten volgen. Misbruikte Hij zijn intelligentie voor de bevrediging van zijn lichamelijke begeerten? Of verrichtte Hij goede werken – de zieken genezen, de ogen van de blinden openen, de stommen laten spreken, de doven laten horen, de melaatsen genezen, zonden vergeven, nood verlichten? Is dat niet het voorbeeld dat Hij aan de wereld heeft gegeven? Is dat niet de weg die Hij zijn discipelen heeft gewezen? Ik denk van wel. Die weg is prijzenswaardig en onzelfzuchtig. De beloning is ware en eeuwige vreugde. De weg van de wereld verschaft alleen tijdelijk en vergankelijk plezier.4

Niemand is veilig, tenzij hij zich beheerst. En er is geen vijand die genadelozer of angstaanjagender is dan onbeheerste begeerten en lusten. We zullen merken dat als we aan de verachtelijke lusten van het vlees toegeven, het resultaat voor zowel de persoon in kwestie als zijn omgeving, uitermate bitter, pijnlijk en bedroevend zal zijn. Het is schadelijk als voorbeeld voor anderen en voor de persoon zelf; het is gevaarlijk en schadelijk voor de onbedachtzamen. Daartegenover staan de zaken die van belang zijn om eeuwige vreugde in deze wereld en in de toekomende wereld te hebben: de verloochening van deze lusten (…) en het verlangen naar onzelfzuchtigheid; zoveel mogelijk goede daden voor onze naasten verrichten; vertrouwen in de toekomst hebben; schatten in de hemel verzamelen, waar mot en roest ze niet kan aantasten, en waar dieven niet inbreken en stelen [zie Matteüs 6:19–20]. Al deze zaken brengen eeuwig geluk voort; geluk in deze wereld en geluk in de toekomende wereld.5

Persoonlijk ben ik minder bang voor externe vijanden, dan voor innerlijke vijanden. Een duidelijke, gezworen vijand die we duidelijk kunnen zien en waar we in het open veld de strijd mee kunnen aangaan, is veel minder gevaarlijk dan een verscholen, bedrieglijke en onbetrouwbare vijand in ons midden. Zo is het ook vaak met onze menselijke zwakheden, die veel te vaak ongehinderd ons verstand verduisteren en ons van God en zijn waarheid afleiden. Tot uiteindelijk de fundering van ons geloof wordt ondermijnd, en wij in deze wereld en in de toekomende wereld geen kans of hoop op verlossing meer hebben. Dit zijn de vijanden waar wij allemaal mee te maken krijgen. Zij zijn de grootste vijanden waar we in dit leven mee moeten strijden. Zij zijn het moeilijkst te overwinnen. Zij zijn de vruchten van onwetendheid, die meestal uit ongestrafte zonden en uit het kwaad in ons hart voortkomen. Het is onze taak om onze begeerten te beheersen, om onze innerlijke vijanden te overwinnen, en om ervoor te zorgen dat ons hart in de ogen van de Heer zuiver is, zodat niets zijn Geest in de weg staat en ons van het pad van gehoorzaamheid afleidt.6

Veel mensen hebben meer liefde voor genot dan voor God. Zij verheugen zich in lichamelijke begeerten, in de bevrediging van hun behoeften. Zij hebben schadelijke verlangens en leven in corruptie, losbandigheid, onstuimigheid en allerlei goddeloosheid. Veel mensen weten niet hoe zij gelukkig kunnen worden, en hoe ze de zegeningen van God in hun leven kunnen gebruiken. Als ze de hele wereld zouden bezitten, zouden ze haar nog voor de bevrediging van hun eigen begeerten en verlangens gebruiken; en dat zou tot hun ondergang leiden. Maar als zij de juiste geest bij zich zouden hebben, zouden ze de vrede en het geluk in de wereld stimuleren. Ze zouden de invloed van het evangelie van licht en waarheid aan de hele wereld bieden. Ze zouden van reinheid, deugdzaamheid, eerlijkheid, gematigdheid en rechtschapenheid houden.7

Amusement is niet het doel van het leven, maar om er verscheidenheid aan te geven

Vertel me van wat voor amusement u houdt, en of uw amusement een leidend beginsel in uw leven is, dan zal ik u vertellen wat voor persoon u bent.8

Ons amusement moet gekenmerkt worden door de gezonde sociale omgeving waarin het zich bevindt. We moeten het nodige respect hebben voor hen met wie we uitgaan. We moeten een sterk gevoel van verantwoordelijkheid ten opzichte van onze ouders, onze vrienden en de kerk hebben. We moeten er zeker van zijn dat ons amusement de goedkeuring van de Heer verdient. (…) Vermaak dat op zichzelf en in de juiste omgeving gepast is, moet vermeden worden als er vraagtekens bij de deelgenoten kan worden gezet, als de plek niet geschikt is, of als er geen sprake van de juiste ingetogenheid is.

Er zijn bepaalde grenzen waarbuiten we niet meer veilig zijn. We moeten de aard van ons amusement goed bewaken, en de frequentie ervan zodanig beperken dat het niet uit de hand loopt. Ons vermaak mag niet ons hele leven beheersen. Het is een incidentele afwisseling in ons leven vol taken en plichten. Het mag nooit een sturende factor of motief in onze hoop en ambities worden.9

Alle buitensporigheid is schadelijk. Zelfbeheersing moet in alles de bepalende factor zijn. Amusement is niet het doel van het leven, en mag alleen als incidentele afwisseling gebruikt worden. Als de mens zich voortdurend aan allerlei soorten vermaak overgeeft, wordt het ware doel van het leven uit het oog verloren, en worden plichten als vervelend en afschuwelijk beschouwd.10

Laten wij een rein leven leiden, buitensporigheden vermijden, en niet meer zondigen

Godslastering en grove taal zijn ernstige zonden in Gods ogen.

We moeten godslastering, grove taal en alles wat daarmee te maken heeft, uit ons leven bannen. Dergelijke zaken zijn niet in overeenstemming met het evangelie en het volk van God.11

Taalgebruik laat net als gedachten een bepaalde indruk achter die door het geheugen opgeroepen kan worden en onprettig en zelfs schadelijk kan zijn voor hen die deze (woorden moeten aanhoren. Onjuiste gedachten kunnen door middel van ons taalgebruik onder woorden worden gebracht. Als ongepast taalgebruik vermeden moet worden, hoe zit dat dan met godslastering?12

De gewoonte van (…) sommige jongeren om grove of godslasterlijke taal te gebruiken (…) is niet alleen aanstootgevend voor andere mensen, maar is een ernstige zonde in de ogen van de Heer. Dergelijk taalgebruik mag niet onder de kinderen van de heiligen der laatste dagen voorkomen.13

Ik zeg tegen de vaders en moeders in Israël, en tegen de jongens die hun hele leven al lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zijn; ik zeg tegen mannen en jongens in de hele wereld: Ik smeek u dringend om de Heer, of eerzame mannen en vrouwen, niet door godslastering te beledigen.14

Het verlangen om iets voor niets te krijgen, is verderfelijk

Onder de zonden van deze tijd wordt goklust over het algemeen veroordeeld. (…) Niettemin verwelkomen we de boze geest van het kansspel in talrijke vermommingen bij ons thuis, in trendy clubs, entijdens activiteiten voor goede doelen; zelfs binnen de muren van heilige gebouwen. (…)

Het verlangen om iets waardevols voor weinig of niets te krijgen, is verderfelijk. Alles wat dat verlangen versterkt, is een doelmatig hulpmiddel voor de geest van de goklust die heeft bewezen een werkelijke duivel van de ondergang voor duizenden mensen te zijn. Om in wat voor spel dan ook een dubbeltje in te zetten in de hoop een gulden te verdienen, is een vorm van gokken.15

Kwaadsprekerij staat lijnrecht tegenover de geest van het evangelie

In een brief die ik onlangs heb ontvangen, stonden het volgende verzoek en de volgende vraag: ‘Ik zou graag willen dat u kwaadsprekerij voor mij definieert. Er schijnen nogal wat meningsverschillen over de betekenis te bestaan. Sommige mensen beweren dat als je op wat voor manier dan ook de waarheid over iemand spreekt, het geen kwaadsprekerij is. Als we iets van iemand weten, zou het dan niet beter zijn dat we onder vier ogen met die persoon spreken en met hem samenwerken, in plaats van met anderen over zijn fouten te spreken?’

Niets is verder van de geest van het evangelie verwijderd dan de veronderstelling dat we altijd de waarheid over een ander mogen zeggen, hoe schadelijk die waarheid ook mag zijn. In het evangelie leren we de fundamentele beginselen van bekering, en we hebben geen enkel recht om een ander in de ogen van zijn medemens te schande te maken als hij zich oprecht heeft bekeerd en God hem heeft vergeven. (…)

In de regel is het ook niet noodzakelijk dat wij voortdurend advies geven aan mensen die volgens ons bepaalde zwakheden hebben. Ten eerste kunnen we ons wat betreft hun zwakheden vergissen, en ten tweede hebben zij misschien al sterk de geest van bekering, waardoor zij zich hun zwakheden maar al te goed bewust zijn, en er al voortdurend aan werken. Daarom moeten we uiterst voorzichtig zijn als we over anderen praten. Over het algemeen wordt kwaadsprekerij bepaald door de geest en de motivatie van hen die over een ander praten, en niet door de woorden zelf.

Een man of een vrouw die de Geest van God bij zich heeft, kan in zijn of haar eigen gevoelens al snel de geest van kwaadsprekerij ontdekken, want die geest is duidelijk in onze opmerkingen over andere mensen aanwezig. De vraag over kwaadsprekerij wordt daarom waarschijnlijk het best beantwoord met de oude regel: ‘de letter doodt, maar de Geest maakt levend’ [2 Korintiërs 3:6].16

Onfatsoenlijkheid moet door alle mensen worden afgekeurd

Onfatsoenlijke kleding moet door alle ouders en fatsoenlijke mensen worden afgekeurd. De schaamteloze vertoning van het menselijk lichaam, die zo duidelijk in de huidige mode tot uitdrukking komt, is een indicatie van de zinnelijke en vernederende neiging naar zedelijke laksheid en maatschappelijke corruptie waaraan bepaalde landen ten onder zijn gegaan. Laat de schitterende vooruitzichten op een geweldig millennium niet overschaduwd worden door de schaduwen van gewoonten, modeverschijnselen en afleidingen in dit losbandige tijdperk.17

In mijn ogen is de huidige mode afschuwelijk, suggestief, erop gericht om bepaalde verlangens en lusten op te wekken in het hart van hen die er gehoor aan geven, en van hen die deze mode toestaan. (…) Het is schandelijk, en ik hoop dat de dochters van Zion zich niet tot deze mode zullen verlagen, want het is weerzinwekkend en een teken van zedelijk bederf.18

Af en toe horen we dat sommige mensen (…) hun kleding verminken, in plaats van de kleding heilig en ongeschonden te houden. (…) We zien dat sommige zusters in de laatste mode naar de tempel komen. Ze dragen kleding die belachelijk en een schande voor de goddelijke aard van de mens is. Ze realiseren zich niet dat ze naar het huis van God gaan.19

Fatsoenlijk dansen is onder de heiligen toegestaan

Wij vinden dat het tijd is om iets over de dansavonden te zeggen. Het is een activiteit die onder de heiligen is toegestaan. Er zijn echter wel bepaalde regels waar iedereen zich nauwkeurig aan moet houden. (…) Alcoholische dranken zijn in de danszaal en in de nabije omgeving verboden. Bepaalde dansen waarbij men elkaar stevig moet of mag omhelzen, en dansen met suggestieve bewegingen (…) moeten absoluut worden verboden.20

Boeken kunnen een goede of een slechte invloed hebben

Boeken kunnen een bepaalde band scheppen met iedereen die leest. Ze kunnen in ons hart goede of slechte gevoelens opwekken. Ouders zijn soms erg voorzichtig met wie zij hun kinderen laten omgaan, maar zijn nogal onverschillig wat betreft de boeken die zij lezen. Uiteindelijk zal het lezen van een slecht boek bepaalde gevolgen hebben.

Het is niet alleen de jongen zelf die wordt beïnvloed door het lezen van vreemde en onnatuurlijk opwindende lectuur. Uiteindelijk zal hij ook anderen beïnvloeden. Deze lectuur wordt de aanleiding van allerlei slechte ideeën die zich tot slechte daden kunnen ontwikkelen. Hierdoor zal er een onnatuurlijk en vernederend gevoel ontstaan waardoor het goede wordt verdrongen en plaats maakt voor het slechte. (…) Als onze kinderen boeken lezen die ongebruikelijke en ongewenste gedachten in hen opwekken, moeten we niet verbaasd zijn als zij op een gegeven moment ongebruikelijke, vreemde of onnatuurlijke handelingen verrichten. In onze gedachten en gevoelens moeten we de verleidingen en het kwaad van de wereld bestrijden. Het reinigen van onze gedachten en gevoelens moet voor iedere vader en moeder een prioriteit zijn. (…)

Ik heb een verhaal over een Engelse officier in India gehoord. Op een dag pakte hij een boek van de boekenplank. Toen hij zijn hand uitstrekte, werd hij door een adder in zijn vinger gebeten. Na een paar uur begon zijn vinger op te zwellen. Later trok de zwelling in zijn arm, en uiteindelijk was zijn hele lichaam aangetast. Een paar dagen later was de officier dood. Er zitten adders in veel ordinaire boeken verborgen. (…) Hun uitwerking op onze ziel is giftig, en uiteindelijk zal onze lichamelijke en geestelijke dood erdoor worden veroorzaakt. (…) Laat de heiligen goed opletten wat voor boeken zij in huis halen. De invloed ervan kan net zo giftig en dodelijk zijn als de adder die de dood van de Engelse officier in India had veroorzaakt.21

Wat voor mensen moeten wij zijn?

Alleen door gehoorzaamheid aan de wetten van God kan de mens de zwakheden van het sterfelijk leven overwinnen, en kan hij die ruime genegenheid en liefde uitoefenen die het hart en de motieven van ieder mens op gang brengen. Het herstelde evangelie heeft tot doel om de mensen vrijheid te geven, de vrijheid om het goede te kiezen en het kwade te verzaken, de vrijheid om moedig de juiste beslissingen te nemen – de beslissingen waarvan zij overtuigd zijn dat het de juiste zijn, ook al zijn er veel mensen in de wereld die hen uitlachen. Er is geen buitengewone moed voor nodig om tegen de stroom van de wereld in te zwemmen.22

Broeders en zusters, ik hoop dat de Heer u zal zegenen. Wij onderschrijven ieder initiatief dat zelfbeheersing, deugdzaamheid, reinheid, geloof in God en gehoorzaamheid aan zijn wetten stimuleert. (…)

Wat voor mensen moeten wij zijn? Moeten wij geen voorbeeld van ons geloof zijn? Moeten wij geen rein leven leiden? Moeten we niet altijd en overal rechtschapen, deugdzaam, eerlijk en godvrezend zijn? Moeten we geen goed voorbeeld geven? Moeten we geen christenen zijn, trouw aan alle beginselen van het evangelie. Moeten we niet thuis en in de wereld integer zijn (…)? Dat soort mensen moeten wij nu juist zijn. Ik bid dat God ons in dat streven zal bijstaan.23

Studiesuggesties

  • In welke zin was de Heiland een voorbeeld van zelfbeheersing? Wat is de vijand die ‘zich in onszelf’ bevindt? (Zie ook Mosiah 3:19.) Hoe kunnen wij het voorbeeld van de Heiland volgen, en deze vijand verslaan?

  • Als we onszelf niet kunnen beheersen, hoe kunnen wij anderen en onszelf dan schade toebrengen? Als we onszelf wel kunnen beheersen, hoe kunnen we dan anderen tot zegen zijn?

  • Hoe kan bepaald amusement een ‘leidend beginsel’ in ons leven worden? Hoe kan dat aangeven wat voor mensen wij zijn? Welke rol mag amusement in ons leven spelen?

  • Waarom is ‘grove of godslasterlijke taal (…) een ernstige zonde in de ogen van de Heer’? Als de mensen in onze omgeving godslasterlijke taal gebruiken, hoe kunnen we hen dan laten weten dat we daar niet van gediend zijn?

  • Waarom staat kwaadsprekerij lijnrecht tegenover de geest van het evangelie? Wat kunnen we doen in plaats van over de fouten van anderen te spreken?

  • Hoe kan fatsoenlijke kleding tot een rechtschapen leven bijdragen? In welke zin zijn de modeverschijnselen tegenwoordig ‘afschuwelijk, suggestief, erop gericht om bepaalde verlangens en lusten op te wekken’?

  • Op welke wijze is de raad van president Smith over bepaalde boeken van toepassing op het hedendaagse amusement, zoals videobanden, muziek, televisie, films, tijdschriften en het Internet? (Zie ook LV 88:118.) In hoeverre moeten wij de moed hebben om ‘tegen de stroom van de wereld in te zwemmen’?

  • Hoe zou u de volgende vraag beantwoorden: ‘Wat voor mensen moeten wij zijn?’ (Zie ook 3 Nephi 27:27.)

Noten

  1. Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latterday Saints, verz. door James R. Clark, 6 delen (1965–1975), deel 5, blz. 37.

  2. In Messages of the First Presidency, deel 5, blz. 40.

  3. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 253.

  4. Deseret Evening News, 8 maart 1844, blz. 1.

  5. Gospel Doctrine, blz. 247.

  6. Gospel Doctrine, blz. 341.

  7. Deseret News: Semi-Weekly, 24 april 1883, blz. 1.

  8. Gospel Doctrine, blz. 330.

  9. Gospel Doctrine, blz. 320.

  10. Messages of the First Presidency, deel 3, blz. 123.

  11. Gospel Doctrine, blz. 241.

  12. Gospel Doctrine, blz. 265.

  13. Messages of the First Presidency, deel 3, blz. 112–113.

  14. ‘A Sermon on Purity’, Improvement Era, mei 1903, blz. 504.

  15. Gospel Doctrine, blz. 326–27.

  16. Gospel Doctrine, blz. 263–64; paragraphing added.

  17. Messages of the First Presidency, deel 4, blz. 281.

  18. Gospel Doctrine, blz. 332–33.

  19. Gospel Doctrine, blz. 333.

  20. Messages of the First Presidency, deel 4, blz. 280–281.

  21. Gospel Doctrine, blz. 324–25.

  22. Gospel Doctrine, blz. 211.

  23. Messages of the First Presidency, deel 4, blz. 185–186.

Afbeelding
Ruth and Naomi

Judith Mehr, Ruth en Noömi. Ruth vond vrede en geluk door rein te leven en de geboden van God te onderhouden.