Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 3: Waar, gelovig en oprecht gebed


Hoofdstuk 3

Waar, gelovig en oprecht gebed

Waar gebed komt uit het hart tot God, in de naam van Jezus Christus.

Uit het leven van Joseph F. Smith

In de herfst van 1847 kampeerden de negenjarige Joseph F. Smith; zijn moeder, de weduwe Mary Fielding Smith; en zijn oom, Joseph Fielding; op weg naar Winter Quarters aan de oever van de Missouri. De volgende ochtend ontdekten ze dat een van hun beste ossenspannen weg was.

Joseph F. en zijn oom zochten lang en hard naar de ossen. Ze raakten ‘tot op de huid doorweekt, vermoeid, ontmoedigd en bijna uitgeput.’ Joseph F. zei daarover: ‘In deze meelijwekkende omstandigheden was ik de eerste die terugkeerde bij onze wagens. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat mijn moeder in gebed geknield was. Ik hield even in en kwam toen dichtbij genoeg om haar de Heer te horen smeken ons niet in deze hulpeloze toestand te laten, maar ons te leiden naar onze verdwenen ossen, zodat wij in veiligheid onze reis konden voortzetten. Toen ze opstond, was ik dichtbij. De eerste uitdrukking die ik op haar lieve gezicht zag, was een lieve glimlach. Dat gaf mij in mijn ontmoediging hernieuwde hoop en een geruststelling zoals ik nog nooit eerder gevoeld had.’

Opgewekt moedigde ze Joseph en zijn oom aan om te gaan zitten en het ontbijt te nuttigen dat ze had gemaakt, en ze zei: ‘Ik zal eens een wandelingetje maken en zien of ik het vee kan vinden.’ Ondanks haar broers protesten dat verder zoeken geen zin had, ging Mary op weg. Ze liet Joseph F. en zijn oom aan het ontbijt. Ze kwam een kuddendrijver tegen die zei dat hij de verdwenen ossen in de andere richting had gezien. Joseph F. zei: ‘We hoorden duidelijk wat hij zei, maar mijn moeder liep gewoon door en keek niet eens naar hem om.’ Al gauw wenkte ze Joseph F. en zijn oom, die naar de plek renden waar zij stond. Daar zagen ze de ossen, vastgebonden aan een groepje wilgen.

Later zei president Joseph F. Smith daarover: ‘Het was een van de eerste praktische en positieve bewijzen van de doeltreffendheid van gebed die ik ooit had gezien. Het maakte een onuitwisbare indruk op mij, en het is mijn hele leven een bron van troost, geruststelling en leiding voor mij geweest.’1

Leringen van Joseph F. Smith

Weten hoe wij God in gebed moeten benaderen

Ik bid dat u zult weten hoe u God in gebed moet benaderen. Het is niet moeilijk om te leren hoe te bidden. Het zijn niet zozeer de woorden die we gebruiken die het een gebed maken. Een gebed bestaat niet uitsluitend uit woorden. Waar, gelovig en oprecht gebed bestaat meer uit een gevoel dat uit het hart komt en van het innerlijke verlangen van onze geest om nederig en gelovig tot de Heer te bidden, opdat wij zijn zegeningen mogen ontvangen. Het doet er niet toe hoe eenvoudig de woorden zijn, als ons verlangen maar echt is en wij met een gebroken hart en een verslagen geest voor de Heer komen zodat wij Hem kunnen vragen om wat wij nodig hebben.2

Hij is niet ver weg. Het is niet moeilijk om Hem te benaderen, als we het maar doen met een gebroken hart en een verslagen geest, net als Nephi vanouds. Dat was de manier waarop Joseph Smith Hem in zijn jeugd benaderde. Hij ging het bos in, knielde, en vroeg nederig welke kerk voor God aanvaardbaar was. Hij ontving een antwoord op zijn gebed, dat hij uit de grond van zijn hart had uitgesproken, en hij ontving het op een manier die hij niet verwacht had.

Broeders en zusters, leer om niet alleen met uw lippen te bidden. Leer niet een gebed uit uw hoofd en zeg dat elke ochtend en avond op. Dat is iets waar ik een grote hekel aan heb. Het is waar dat veel mensen in een sleur vervallen en telkens een routinegebed opzeggen. Ze beginnen op een bepaald punt, noemen alle punten onderweg tot ze bij het eindpunt komen, en als ze klaar zijn, weet ik niet of hun gebed wel hoger gekomen is dan het plafond van hun kamer.3

Broeders en zusters, laten wij eraan denken God aan te roepen en zijn zegeningen en goedgunstigheid over ons af te roepen. Laten wij dat niettemin in wijsheid en rechtschapenheid doen. En als wij bidden, dan moeten we hem op een consequente, redelijke wijze aanspreken. We moeten de Heer niet vragen om iets dat onnodig is of dat niet goed voor ons is. We moeten vragen om wat we nodig hebben, en moeten het vragen in geloof, ‘in geen enkel opzicht twijfelende, want wie twijfelt,’ zoals de apostel heeft gezegd, ‘gelijkt op een golf der zee, die door de wind aangedreven en opgejaagd wordt. Warit zulk een mens moet niet menen, dat hij iets van de Here zal ontvangen’ [Jakobus 1:6–7]. Maar als wij God om zegeningen vragen, laten wij dan met het geloof van het evangelie vragen, met het geloof dat hij beloofd heeft te geven aan hen die in Hem geloven en zijn geboden gehoorzamen.4

Ik was diep onder de indruk en was zeer ontroerd door de manier waarop [president Heber C. Kimball] thuis bad. Ik heb nooit iemand horen bidden als hij. Hij sprak niet tot de Heer als iemand die ver weg was, maar alsof hij van aangezicht tot aangezicht met Hem sprak. Ik had telkens zo sterk het gevoel dat God werkelijk aanwezig was als hij bad, dat ik me er niet van kon weerhouden op te kijken of Hij er echt was en zichtbaar was.5

Ga vaak nederig en in geloof tot de Heer

Wij (…) aanvaarden zonder enige twijfel de leerstellingen die ons door de profeet Joseph Smith en door de Zoon van God zelf geleerd zijn, dat wij bidden tot God, de eeuwige Vader, in de naam van zijn eniggeboren Zoon, tot wie ook onze vader Adam en zijn nageslacht vanaf het begin hebben gebeden.6

Ik denk dat het wenselijk is dat wij goed op onze woorden letten wanneer wij de Heer aanroepen. Hij hoort ons stille gebed, maar kan ons openlijk belonen. Wij hoeven Hem niet met veel woorden aan te roepen. Wij hoeven Hem niet te vermoeien met lange gebeden. Wat wij wel moeten, en wat wij als heiligen der laatste dagen voor ons eigen welzijn zouden moeten doen, is vaak tot Hem gaan, tot Hem getuigen dat wij Hem gedenken en bereid zijn om zijn naam op ons te nemen, zijn geboden te onderhouden, goede werken te doen; en dat wij willen dat zijn Geest ons helpt. Laten wij dan, als wij in moeilijkheden zijn, naar de Heer gaan en Hem rechtstreeks en concreet vragen om ons uit de moeilijkheden te helpen waarin wij ons bevinden; en laat het gebed uit het hart komen, laat het niet uit woorden bestaan die in veelvuldig gebruik ingesleten zijn, of zonder gedachte of gevoel bij het gebruik van die woorden.

Laten wij eenvoudige woorden gebruiken bij het uitspreken van onze behoefte, woorden die de Gever van al het goede en van de volmaakte gave het meest zullen aanspreken. Hij kan ons stille gebed horen; en Hij kent de verlangens van ons hart nog voordat wij vragen, maar Hij heeft ons verplicht, Hij heeft ons de opdracht gegeven om zijn naam aan te roepen - opdat wij zullen vragen om te mogen ontvangen; en kloppen opdat ons mag worden opengedaan; en zoeken opdat wij mogen vinden [zie Matteüs 7:7]. De Heer heeft er dus een fijne plicht van gemaakt om Hem te gedenken, dat wij ’s morgens, ’s middags en ’s avonds tot Hem moeten getuigen dat wij de Gever van alle goede gaven aan ons niet vergeten.7

Houd u aan dat grote gebod dat de Meester ons gegeven heeft, om de Heer altijd te gedenken, om ’s morgens, ’s middags en ’s avonds te bidden en er altijd aan te denken Hem te bedanken voor de zegeningen die wij dagelijks ontvangen.8

Er kan en mag geen beperking worden gelegd op het uitspreken van gebeden en lof geven aan de Gever van het goede, want er wordt ons met nadruk gezegd zonder ophouden te bidden, en er is geen priesterschapsgezag of positie in de kerk nodig om een gebed te kunnen uitspreken.9

Een mens kan vasten en bidden tot hij het leven laat, maar daar is geen enkele noodzaak toe, noch is het verstandig. Ik zeg tegen mijn broeders: als zij vasten, en bidden voor de zieken, en voor hen die geloof en gebed nodig hebben, ga dan niet verder dan wijs en verstandig is in vasten en gebed. De Heer kan een eenvoudig gebed horen dat in geloof is uitgesproken, met een woord of zes, en Hij zal net zo goed een vasten erkennen die niet langer duurt dan vierentwintig uur als een gebed van duizend woorden en een vasten van een maand.10

Wat doen wij die verzuimd hebben te bidden? Laten we beginnen te bidden. Als wij enige andere taak verzuimd hebben, laten wij dan de Heer om zijn Geest vragen, opdat wij mogen weten waarin wij fout zijn geweest en onze kansen hebben verspeeld, of ze ongebruikt voorbij hebben laten gaan. Laten wij de Heer in nederigheid vragen, vastbesloten om alles te verzaken wat een beletsel zou kunnen zijn om de intelligentie en het licht te ontvangen die wij nodig hebben, en om een antwoord op onze gebeden te ontvangen, opdat wij Hem mogen benaderen in het vertrouwen dat zijn oren open zullen staan voor onze smeekbeden, dat zijn hart in genade op ons gericht zal zijn, dat onze zonden mogen worden vergeven, dat ons verstand verlicht mag worden door de invloed en de macht van God, dat wij onze plicht mogen begrijpen en een verlangen zullen hebben om die uit te voeren, en dat niet zullen willen uitstellen of terzijde schuiven.11

Wij behoren de geest van gebed altijd bij ons te dragen, bij elke taak die we in ons leven uitvoeren. Waarom? Een van de eenvoudige redenen die mij zeer aanspreken, is dat de mens zo volkomen afhankelijk is van God! Hoe hulpeloos zijn wij zonder Hem; hoe weinig kunnen wij zelf doen zonder zijn genadige voorzienigheid voor ons!12

Als u niet vergeet te bidden, zal God u niet vergeten, en zal Hij zich niet aan u onttrekken als u zich niet aan Hem onttrekt. Waarom worden er dan mensen afvallig? Waarom verliezen zij het geloof? Waarom wordt hun verstand verduisterd? Omdat zij van het juiste pad afdwalen; zij verzuimen hun plichten en vergeten te bidden en God te erkennen, en Hij onttrekt zijn Geest aan hen en zij worden in het duister gelaten. (…) [Dat zal niet gebeuren met] de mens die ’s ochtends, ’s middags en ’s avonds bidt en zichzelf verootmoedigt voor de Heer, en net zo tot de Heer bidt in zijn welvaart als hij zou doen in zijn tegenspoed. Die persoon zal nooit afvallen.13

Het thuis is de gezinstempel voor gebed en lof tot God

Het typische ‘mormoonse’ thuis is de gezinstempel, waar de leden van het huisgezin ’s morgens en ’s avonds bij elkaar komen voor gebed en lof tot God, uitgesproken in de naam van Jezus Christus, en vaak vergezeld van schriftlezing en het zingen van geestelijke liederen. 14

Het is eenvoudig om te bidden, maar hoe wijd en zijd wordt die taak niet verzuimd. Ouders vergeten vaak om hun huisgezin bijeen te roepen en de zegeningen van God over hen af te roepen; maar al te vaak hebben zij haast, of worden zij zo door de aangelegenheden van het leven in beslag genomen dat zij hun verplichtingen aan de Almachtige vergeten. Gebed in de gezinskring kan door sommige heiligen der laatste dagen als iets erg eenvoudigs gezien worden, maar als we het verzuimen, zal dat bijzonder ernstige gevolgen hebben. (…) Enkele heiligen der laatste dagen gedenken Hem alleen als de tegenspoed hen inhaalt; in welvaart vergeten zij Hem. Maar de Heer kan besluiten om ons te vergeten wanneer wij zijn hulp het hardste nodig hebben. En als Hij dat zou doen, zouden wij ons in betreurenswaardige omstandigheden bevinden. Vergeet God nooit, zoek Hem ’s morgens en ’s avonds in gebed. (…) Bid in tijden van storm en van zonneschijn - dan krijgt u beslist hulp als de duisternis u overvalt.15

Vader, bid met uw gezin; kniel ’s morgens en ’s avonds met hen neer; bid tot de Heer, dank Hem voor zijn goedheid, genade en vaderlijke vriendelijkheid, net als onze aardse vader en moeder uiterst vriendelijk zijn geweest voor ons, ongehoorzame, recalcitrante kinderen.

Bidt u? Waar bidt u om? U bidt dat God u mag erkennen, dat Hij uw gebeden mag horen, en dat Hij u met zijn Geest mag zegenen en u naar alle waarheid leiden, u de juiste weg zal tonen; dat Hij u zal waarschuwen voor het verkeerde en u naar het juiste pad leiden; dat u niet zult afdwalen, dat u zich niet op het pad zult begeven dat naar de dood leidt, maar dat u op het nauwe pad zult blijven.16

Als een klein kind zich neerbuigt in volmaakte eenvoud en onze Vader in de hemel om een zegen vraagt, hoort de Vader de stem en zal Hij het gebed verhoren met zegens op het hoofd van het kind, omdat het kind onschuldig is en in volledig vertrouwen vraagt. Dat zijn eenvoudige beginselen die ik u op het hart heb willen drukken. Ze zijn eenvoudig, maar nodig en essentieel.17

Ons wordt opgedragen om God aan te roepen in de naam van Jezus Christus. Er wordt ons gezegd dat wij Hem thuis moeten gedenken, zijn heilige naam vers in onze gedachten moeten houden, en hem in ons hart moeten eren; wij moeten Hem van tijd tot tijd aanroepen, dag in dag uit, en in feite moeten we elk moment van ons leven zo leven dat het verlangen van ons hart een gebed tot God zal zijn om rechtschapenheid, waarheid en het heil van de mensheid.18

Laat uw ziel in gebed gaan voor het welzijn van anderen

Als wij bijeenkomen, moeten we een geest van gebed hebben en onze ziel in gebed laten gaan, niet alleen voor onszelf, maar voor de hele kerk. Als dat gedaan zou worden, dan zou er niemand het huis van aanbidding verlaten zonder de Geest van God te voelen. (…) [Wordt er een gebed uitgesproken, dan behoort] iedereen het te bekrachtigen met een hoorbaar amen.19

Verlangt een mens naar de geest van wijsheid en naar inspiratie van de Almachtige, (…) dan zal de Heer hém opbouwen, want hij heeft de vrees van God voor ogen, omdat hij zijn naaste lief heeft als zichzelf, en hij niet bidt: ‘O, Heer, zegen mijn en mijn vrouw, mijn zoon John en zijn vrouw - ons vieren, en verder niemand. Amen.’ Een dergelijk persoon bidt zo niet, maar hij bidt voor het welzijn van Zion, voor een lang leven van de mannen die door de Heer zijn opgewekt om onze leiders te zijn, onze raadgevers en adviseurs in de beginselen van het evangelie. Hij bidt voor zijn naaste.20

De mens die vaak bidt tot de Heer, geeft alle anderen die dat zien en weten een voorbeeld.21

Ik bid nooit tot God zonder zijn dienstknechten te gedenken die in de landen der aarde het evangelie verkondigen. De essentie van mijn gebed is: ‘O, God, houd hen rein en onbevlekt van de wereld; sta hen bij in het behouden van hun integriteit, opdat zij niet in handen mogen vallen van onze vijanden en overwonnen worden; leid hen naar de oprechten van hart.’ Dat is al mijn gebed sinds ik mij in het zendingsveld bevond, en ik zal zo blijven bidden zolang ik leef.22

[Op 18 juli 1899 schreef Joseph F. Smith het volgende aan zijn zoon die op zending was:] Ons hart is vol zegen voor jou en (…) al je collega’s, en wij gedenken jullie voor de Heer in onze gebeden. O, God, mijn Vader, zegen, troost en steun mijn zoon, maak hem en al uw dienstknechten in het zendingsveld doeltreffend. Doen mensen de deur voor hen dicht, heb dan genade, verdraagzaamheid en een vergevensgezind hart. Worden zij koel afgewezen door spotters, verwarm ze dan met uw heerlijke liefde; worden ze wreed behandeld en vervolgd, wees er dan bij om hen met uw macht te beschermen. Laat uw dienstknechten weten dat Gij God zijt, en laat hen uw aanwezigheid voelen. Voed hen met geestelijk leven en een volmaakte liefde die alle vrees verjaagt, en moge in al hun lichamelijke behoeften voorzien worden. Laat ze om nuttige kennis vergaren en zich uw waarheid herinneren als een rijke schat. Mogen zij nederig zijn voor U en zachtmoedig en ootmoedig als uw glorierijke Zoon! Laat hen hun vertrouwen in U stellen, in uw woord, en in uw genadige beloften. En mogen wijsheid en een verstandig oordeel, voorzichtigheid en tegenwoordigheid van geest, discretie en naastenliefde, waarheid en reinheid, eer en waardigheid hun bediening kenmerken en hen bekleden als met heilige kleding. O, God, zegen uw jonge dienstknechten overvloedig met elke benodigde gave en genade en heilige gedachte, en de macht om in hun gedrag uw zoons te worden!23

Studiesuggesties

  • Wat houdt het in ‘nederig en gelovig tot de Heer te bidden’? Wat houdt het in om een gebroken hart en een verslagen geest te hebben? Hoe kunnen wij door een gebroken hart en een verslagen geest onze hemelse Vader beter in gebed benaderen?

  • Waarom is geloof nodig om te bidden? (Zie ook Helaman 10:5.) Waarom behoren we herhaling in gebeden te vermijden? Hoe kunnen we onze gebeden zinvoller maken?

  • Waarom moeten we bereid zijn ‘alles te verzaken wat een beletsel zou kunnen zijn’ om een antwoord op ons gebed te ontvangen? Wat zijn enkele beletsels?

  • Hoe kunnen wij ‘de geest van gebed altijd bij ons (…) dragen, bij elke taak die we in ons leven uitvoeren’?

  • Welke ‘ernstige gevolgen’ kunnen het gevolg zijn als we het gezinsgebed verwaarlozen?

  • Wat maakt het gebed van een kind zo doeltreffend? Hoe kunnen wij in onze gebeden meer als een kind zijn?

  • Waarom is het belangrijk de gebeden van andere mensen te ‘bekrachtigen’ met een ‘hoorbaar amen’?

  • Waarom is het belangrijk voor anderen te bidden? Hoe worden de algemene autoriteiten en plaatselijke leiders van de kerk gezegend door de gebeden van de leden? En hoe zijn die gebeden ons en onze gezinsleden tot zegen?

Noten

  1. Life of Joseph F. Smith, verz. door Joseph Fielding Smith (1938), blz. 131–134.

  2. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 219.

  3. Conference Report, oktober 1899, blz. 71-72.

  4. Gospel Doctrine, blz. 218.

  5. Gospel Doctrine, blz. 198.

  6. Conference Report, oktober 1916, blz. 6.

  7. Gospel Doctrine, blz. 221; alinea-indeling toegevoegd.

  8. Gospel Doctrine, blz. 218.

  9. Gospel Doctrine, blz. 205.

  10. Gospel Doctrine, blz. 368.

  11. Deseret News(wekelijkse uitgave), 8 december 1875, blz. 4.

  12. Gospel Doctrine, blz. 218.

  13. ‘ Discourse by President Joseph F. Smith’,Millennial Star, 25 oktober 1906, blz. 674.

  14. Conference Report, april 1907, blz. 7.

  15. Collected Discourses Delivered by President Wilford Woodruff, His Two Counselors, the Twelve Apostles, and Others, bez. door Brian H. Stuy, 5 delen (1987–1992), deel 2, blz. 280.

  16. Gospel Doctrine, blz. 215.

  17. Gospel Doctrine, blz. 216; alinea-indeling toegevoegd.

  18. Gospel Doctrine, blz. 503–504.

  19. Collected Discourses, deel 2, blz. 365.

  20. ‘Discourse by President Joseph F. Smith’, Millennial Star, 11 november 1897, blz. 709.

  21. Gospel Doctrine, blz. 116.

  22. ‘Discourse by President Joseph F. Smith’, Millennial Star, 1 november 1906, blz. 691–692.

  23. Joseph F. Smith aan Joseph Fielding Smith, 18 juli 1899, in de bescheiden van Joseph Fielding Smith 1854–1918, archief van de afdeling kerkgeschiedenis, De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.