Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 38: Dienen in de kerk


Hoofdstuk 38

Dienen in de kerk

Laten we onder leiding van het priesterschapsgezag getrouw in onze roeping dienen.

Uit het leven van Joseph F. Smith

Toen president Joseph F. Smith 44 jaar apostel en negen jaar president van de kerk was geweest, zei hij tijdens een algemene conferentie: Tk voel me vanmorgen gelukkig omdat ik tot u kan getuigen dat ik als kind aan God en zijn volk heb beloofd dat ik hen altijd trouw zou zijn.’ Hij legde uit dat hij sinds die tijd in iedere roeping trouw had gewerkt.

‘Als ik op mijn leven terugkijk, kan ik me geen enkel moment herinneren dat ik ben verslapt in de beloften die ik als kind aan God en de heiligen der laatste dagen heb gedaan. Als ouderling in Israël heb ik altijd geprobeerd om trouw aan mijn roeping te zijn. Ik heb mijn uiterste best gedaan om mijn roeping groot te maken. Toen ik werd geordend tot een van de Zeventig, had ik het gevoel dat ik ook aan die roeping trouw moest zijn; en daar heb ik met al mijn kennis en kracht aan gewerkt. Ik kan mij geen enkel voorval uit mijn leven herinneren dat ik ontrouw aan mijn roepingen in het priesterschap van de Zoon van God ben geweest. Toen ik later in mijn leven tot apostel werd geordend, en als lid van het Quorum der Twaalf werd aangesteld, heb ik er opnieuw naar gestreefd om trouw te blijven aan mijn roeping, mijn broeders, het huisgezin des geloofs, en mijn verbonden en plichten die bij het heilige priesterschap naar de orde van de Zoon Gods horen. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit mijn plichten in deze roepingen heb verzaakt. Ik heb er altijd naar gestreefd om aan alles getrouw te blijven.’1

President Smith heeft de heiligen aangemoedigd om zich met het werk van de Heer bezig te houden en Hem toegewijd te dienen - in hun priesterschapstaken, in de hulporganisaties van de kerk en in andere onzelfzuchtige dienstbetoonactiviteiten. Hij heeft hun ook gevraagd het priesterschapsgezag te eren waarmee zij zijn geroepen en waardoor zij worden geleid.

Leringen van Joseph F. Smith

Het doel van het priesterschap is om dienstbetoon te verrichten

Het priesterschap wordt niet ter ere van de mens verleend, maar om hen te dienen onder wie de dragers van dat heilig priesterschap zijn geroepen werkzaam te zijn. Maar wij mogen niet vergeten dat zelfs onze Heiland en Meester na lang vasten, toen zijn lichaam vermoeid en verzwakt was, niet aan de verleidingen van Satan toegaf en de macht en het gezag van de Messias gebruikte om voor zijn eigen behoeften te zorgen.

De door God gegeven titels van eer en bovenmenselijke onderscheiding die aan de verschillende ambten van het heilig priesterschap verbonden zijn, mogen niet gebruikt of beschouwd worden als de titels die door de mens in het leven zijn geroepen. Ze zijn niet bestemd om bewondering op te wekken, en ze zijn ook geen uitdrukking van heerschappij. Het zijn titels die aangeven dat wij nederig in dienst van onze Heer werkzaam zijn.2

Ik heb ouderlingen gekend die hun hele leven klaar hebben gestaan om te dienen. Ze hebben nooit een moment genomen om aan een roeping te twijfelen, of om aan hun eigen aardse behoeften te denken. Ze hebben altijd op verzoek van hun broeders klaargestaan om in dienst van hun God en hun naasten werkzaam te zijn. (…) Ze waren altijd bereidwillig en beschikbaar, net als een nachtwaker, en dachten bijna nooit aan zichzelf. (…) Dat hebben ze met heel hun hart gedaan, en ze hebben hun werken nooit als een last gezien. Integendeel, ze hebben er vreugde, plezier en voortdurend voldoening aan beleefd. (…) Ze zijn nog steeds bereidwillig en beschikbaar om altijd te doen wat er van hen gevraagd wordt met betrekking tot hun taken in het priesterschap. Dat vinden zij belangrijker dan persoonlijke overwegingen.3

De wekelijkse vergaderingen van de priesterschapsquorums (…) zullen niet alleen door hun onderwijs de bekwaamheid van de priesterschap verbeteren. Als de broeders wekelijks samen vergaderen, zullen zij de gewoonte ontwikkelen om als dienstknechten van de Heer bepaalde activiteiten te ontplooien.4

O God, zegen de priesterschapsdragers. Het zijn edele, zuivere, rechtschapen, eerzame en integere mannen. Het zijn mannen die zich uit liefde voor het evangelie hebben verzameld. Velen van hen zijn uit verre landen gekomen. Anderen zijn onder het verbond van het heilig priesterschap geboren. Broeders, ik bid dat God u met een overvloed van zijn goedheid, genade en liefde zal zegenen. Ik bid dat u voorspoedig en daadwerkelijk zijn getrouwe dienstknechten zult zijn.5

Door middel van de hulporganisaties wordt iedereen in de gelegenheid gesteld om onder leiding van de priesterschap dienstbaar te zijn

De priesterschap staat aan het hoofd, en presideert alle zaken. Het is de taak van de priesterschapsdragers om voor alle organisaties binnen de kerk te zorgen. Niet alleen de organisaties van de priesterschap, maar ook alle andere organisaties die voor het welzijn van de leden zijn ingesteld: de zustershulpvereniging, de onderlinge ontwikkelingsvereniging [jongemannen en jongevrouwen], het jeugdwerk, (…) en alle andere organisaties die zijn opgezet om het volk van God bij te staan en om aan de waarheid en deugd in het land bij te dragen. Al deze organisaties moeten de leiding, de vaderlijke zorg, de aandacht en de intense en duurzame interesse van de priesterschapsleiders ontvangen. En dat kan zowel op wijkniveau als onder de algemene autoriteiten van de kerk van toepassing zijn, want de priesterschap is geïnteresseerd in het welzijn van Gods volk en in de vestiging en opbouw van Zion op aarde. Al deze organisaties die zijn opgezet, georganiseerd, en door God zijn verordineerd, staan onder toezicht van en werken samen met de priesterschap. En het priesterschap wordt door hen in ere gehouden.6

Er is geen bestuur in de kerk van Jezus Christus dat buiten of boven het heilig priesterschap staat. We hebben de zustershulpvereniging, de onderlinge ontwikkelingsvereniging, het jeugdwerk en de zondagsschool, (…) maar deze organisaties zijn geen quorums of raden van de priesterschap, maar zijn hulporganisaties, krachtens het heilig priesterschap georganiseerd. Ze staan niet buiten of boven het priesterschap, en bevinden zich niet buiten de invloed ervan. Ze erkennen het beginsel van het priesterschap. Waar ze zich ook mogen bevinden, ze hebben altijd tot doel om iets goeds tot stand te brengen; om een ziel geestelijk of stoffelijk te redden.7

Ik wil graag zeggen dat er van de zusters in de zustershulpvereniging verwacht wordt, vooral die van het algemeen bestuur van die geweldige organisatie, dat zij goed op alle organisaties onder de vrouwen van Zion letten. Zij staan aan het hoofd ervan. En als hoofd moeten zij hun roeping grootmaken.8

Door middel van de hulporganisaties zijn we in staat om de helpende hand te bieden, om een goede invloed op de jongemannen en jongevrouwen uit te oefenen. Soms is het moeilijk om hen via de organisaties van de priesterschap te bereiken. Tot dusverre hebben deze organisaties uitstekend werk verricht.9

Ik vraag God of Hij alle hulporganisaties wil zegenen zodat zij hun taak zullen volbrengen en niet zullen rondhangen zonder iets uit te voeren. (…) We zijn alleen beschermd als we iets doen, als we aan het werk zijn, als we daadwerkelijk aan onze taak werken. En als we dat doen, zullen we beschermd worden, want dan bevinden we ons in de handen van God en niet in de handen van Satan.10

We moeten allemaal aan het welzijn en het eeuwig heil van anderen werken

Als we onze taken verrichten, werken we mee aan een groot en heerlijk werk. Het is uiterst belangrijk voor ons eeuwig welzijn dat alle mannen en vrouwen die door middel van bekering en de doop het verbond van het evangelie sluiten, zich realiseren dat het hun plicht is om hun verstand en hun keuzevrijheid te gebruiken om de belangen en de vestiging van Zion te bevorderen.11

Wij moeten allemaal gewillig zijn om aan het welzijn en het eeuwig heil van de mens bij te dragen. Soms moeten we onze eigen behoeften en gevoelens ten behoeve van het geheel opofferen, en moeten we volledig bereid zijn om de opdrachten van de Almachtige uit te voeren. En dan moeten we onze eigen verlangens buiten beschouwing laten en uitsluitend de doelen van de Heer nastreven. (…) We werken aan het eeuwig heil van de mens, en we moeten begrijpen dat dit de grootste taak is die wij op onze schouders hebben gekregen. Daarom moeten we zo nodig bereid zijn om alles op te offeren voor de liefde van God, het heil van de mens en de glorie van Gods koninkrijk op aarde.12

We kijken uit naar de dag (…) dat iedere raad van de priesterschap in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zijn uiterste best zal doen om in overeenstemming met de beschikbare kennis en bekwaamheid zijn taak volledig te begrijpen, zijn verantwoordelijkheid op zich te nemen, zijn roeping groot te maken en zijn plaats in de kerk in te nemen. (…) De Heer heeft het vanaf het (begin af aan zo bedoeld en begrepen. En Hij heeft zijn kerk zodanig georganiseerd dat door middel van de priesterschap in iedere behoefte kan worden voorzien. Er is gezegd dat de kerk volmaakt is georganiseerd, en dat klopt. Maar al deze organisaties zijn zich hun verantwoordelijkheid nog niet volledig bewust. Zodra ze zich hun taken volledig bewust zijn, zullen ze zich er getrouwer aan toewijden en zal het werk van de Heer sterker, machtiger en invloedrijker in de wereld worden.13

Iedere man moet in zijn hart de noodzaak inzien van het deel dat hij aan dit geweldige werk in de laatste dagen moet bijdragen. Een ieder moet ernaar streven om een belangrijke rol in de vooruitgang van dit werk te spelen. Het is de plicht van iedere priesterschapsdrager om zijn roeping te vervullen en groot te maken. En de beste manier om daaraan te beginnen, is om hier en nu onszelf te reinigen. En als we onszelf van binnen gereinigd hebben, ons hart gezuiverd en ons leven op orde gebracht hebben, en onze aandacht volledig op God en onze medemens richten, zullen we voorbereid zijn om een goede invloed thuis en in de samenleving te zijn.14

De mannen en vrouwen die eerlijk ten opzichte van God zijn, nederig voorwaarts streven, hun plicht doen, tiende betalen en hun geloof ten opzichte van God de Vader oefenen; die de weduwen en wezen bezoeken en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren (zie Jakobus 1:27); die voor de armen zorgen, het heilig priesterschap eren, en zich niet aan onmatigheid overgeven; die met hun gezin in gebed gaan, en de Heer in hun hart erkennen; zij zullen een fundering bouwen die de poorten der hel kan weerstaan; en als de vloedgolven komen en de stormen tegen het huis slaan, zal het standhouden, want het is op de rots van eeuwige waarheid gebouwd [zie Matteüs 7:24–27].15

Studiesuggesties

  • Wat kunnen we uit het voorbeeld van Jezus Christus over het gebruik van het priesterschapsgezag leren?

  • In hoeverre noodzaakt onze ordening ons om nederig in dienst van onze Heer werkzaam te zijn?

  • Wat is het doel van de hulporganisaties in de kerk? Hoe kunnen zij de leden van de kerk tot zegen zijn? Waarom is het belangrijk om te weten dat de hulporganisaties onder leiding van de priesterschap werkzaam zijn?

  • Wat zijn de voordelen als wij elkaar in onze taken en roepingen in de kerk ondersteunen?

  • Wat vinden we van het feit dat we ‘aan het eeuwig heil van de mens’ werken? Wat voor offers hebben anderen gebracht ten behoeve van ons eeuwig heil? Zijn wij gewillig om iets voor het welzijn van anderen op te offeren?

  • Wat moeten we doen als we ons onze taken volledig bewust zijn? Wat zal het resultaat zijn?

  • Wat betekent het om ‘nederig voorwaarts’ te streven? Welke zegeningen komen daaruit voort?

Noten

  1. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 504.

  2. Joseph F. Smith, Anthon H. Lund, Charles W. Penrose, ‘On titles’, Improvement Era, maart 1914, blz. 479.

  3. Deseret News (weekblad), 10 december 1879, blz. 2.

  4. Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, verz. door James R. Clark, 6 delen (1965–1975), deel 4, blz. 195.

  5. Conference Report, oktober 1911, blz. 132.

  6. Deseret Weekly, 9 januari 1892, blz. 70.

  7. Gospel Doctrine, blz. 144.

  8. Gospel Doctrine,blz. 386.

  9. Gospel Doctrine, blz. 393.

  10. Conference Report, oktober 1911, blz. 131–132.

  11. Deseret News: Semi-Weekly, 28 november 1876, blz. 1.

  12. Deseret News (weekblad), 10 december 1879, blz. 2.

  13. Gospel Doctrine, blz. 159–160.

  14. Gospel Doctrine, blz. 168.

  15. Gospel Doctrine, blz. 7–8.