Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 27: Ons werk is zielen redden


Hoofdstuk 27

Ons werk is zielen redden

Ons belangrijkste werk is ons in te zetten voor de verlossing van de levenden en de doden.

Uit het leven van Joseph F. Smith

Zijn hele leven is Joseph F. Smith werkzaam geweest in dienst van Gods koninkrijk. Hij was ‘er altijd op uit om de vooruitgang van het werk van de Heer te bevorderen’.1 Tijdeiis de speciale conferentie waarin hij werd gesteund als president van de kerk, spoorde ftij de heiligen als volgt aan: ‘Het is onze plicht om dit werk met al onze energie aan te pakken, met volledige vastberadenheid en de vaste bedoeling in ons hart om het voort te stuwen, met de hulp van de Heer en in overeenstemming met de inspiratie van zijn Geest, zoals het in het verleden gedaan is.’2

Hij moedigde de heiligen in het toenemende aantal wijken en gemeenten over de hele wereld aan om andere mensen op alle mogelijke manieren te dienen en tot zegen te zijn. Toen hij de zending in Engeland presideerde, somde William Fowler, een lid uit Sheffield, op wat hij gedaan had om het werk voor Gods koninkrijk voort te stuwen. Broeder Fowler, die veel beproevingen en ontberingen had doorstaan toen hij lid van de kerk werd, had een lofzang gecomponeerd als uitdrukking van zijn geloof in het evangelie en van zijn dankbaarheid voor wat hij had ontvangen. President Joseph F. Smith was aanwezig in de bijeenkomst waar die lofzang voor het eerst gezongen werd. De lofzang begon met woorden die inmiddels heiligen der laatste dagen over de hele wereld bekend in de oren klinken: ‘Wij danken U, Heer, voor profeten’ (lofzang 17).

Joseph F. Smith waardeerde de bijdrage van elke getrouwe heilige der laatste dagen aan het werk van de Heer, en wilde zijn eigen leven in de dienst van alle mensen doorbrengen, van zowel de levenden als de doden. Hij werkte graag in de tempel, waar hij tempelschrijver was. Hij hield toezicht op het tempelwerk in het Endowment House en later werd hij president van de Salt Lake-tempel. De Genealogical Society of Utah, die in 1894 was opgericht, bloeide op onder zijn bestuur. Het leven van Joseph F. Smith was een zending voor het welzijn en de verlossing van alle mensen, een zending die hij de heiligen aanbeval: ‘Er is niets zo groots en heerlijks in deze wereld als werken aan het heil van de levenden en de verlossing van de doden.’3

Leringen van Joseph F. Smith

Wij zijn op aarde om Gods werk te doen.

Hij die zijn eniggeboren Zoon de wereld instuurde om zijn zending te vervullen, stuurde ook iedere ziel in mijn gehoor, stuurde elk mens in de wereld om een zending te vervullen. En die zending kan niet door verwaarlozing vervuld worden, noch door onverschilligheid, noch door onwetendheid. Wij moeten onze plicht leren, leren wat de Heer van ons vereist, en de taken begrijpen die Hij ons heeft toebedeeld. Wij zouden moeten leren welke verplichting wij tegenover God en onze medemens hebben, alsmede tegenover het werk van Zion, wat in de laatste dagen op aarde hersteld is.4

Laten we bedenken dat we bezig zijn met Gods werk. En als ik Gods werk zeg, bedoel ik dat wij bezig zijn met het werk dat de Almachtige op aarde heeft gevestigd voor ons individueel heil. Ieder mens zou aan zijn eigen welzijn moeten werken, en voor zover mogelijk ook aan dat van andere mensen. Het is in het leven absoluut niet de bedoeling dat de mens alleen voor zichzelf werkt. Het is niet de bedoeling dat wij in tijd of in de eeuwigheid alleen zijn. Iedere persoon is een onderdeel van het huisgezin des geloofs, en elk onderdeel moet zijn of haar deel van de verantwoordelijkheid voelen die rust op het geheel. Ieder mens moet ijverig zijn plicht vervullen. Door dat te doen, en door zich rein en onbevlekt van de wereld te houden, draagt hij ertoe bij dat andere mensen zichzelf rein en onbevlekt houden.5

[Het evangelie van Christus] is een levende, dagelijkse godsdienst, een uurlijkse godsdienst. Het vereist van ons dat wij vandaag het goede doen, en zelfs dit uur, deze week, deze maand en dit jaar, enzovoort, jaar in jaar uit, om onze godsdienst na te leven C wat de godsdienst van Jezus Christus is, van rechtschapenheid, van waarheid, van genade, van liefde, van vergeving, van vriendelijkheid, eenheid, vrede op aarde in mensen des welbehagens, en in de hele wereld. Dat is onze zending.6

Wij hebben een heerlijke bestemming voor ons liggen, wij zetten ons in voor een heerlijk werk. Het is al onze aandacht waard, het is ons leven waard en alles wat de Heer ons gegeven heeft, en tienduizend keer meer. Het heeft echt zijn weerga niet, het is alles in één, het is onvergelijkelijk. Het is alles wat er bestaat, en wat er ooit bestaan zal. Het evangelie is heil, en zonder dat is niets het bezitten waard.7

Wij allen moeten alles doen wat wij kunnen om ons heil te verkrijgen

Laten we ons heil bewerken in vrees en beven voor onze Vader, en laten we dan getrouw zijn tot het einde toe. Bedenk dat u zich voor tijd en alle eeuwigheid voor dit werk hebt opgegeven. U mag zich niet terugtrekken of wegvallen, behalve in zonde, maar dan komt de straf van de overtreding. Maar als u de verhoging verwacht; als u vaders en moeders, broers en zusters, verwanten en vrienden verwacht; als u heerlijkheid, intelligentie en een oneindig leven verwacht, dan moet u dat bereiken in Gods werk, want daarbuiten krijgt u dat nergens. Laten we daarom al onze aandacht geven aan dit werk. Laat al uw liefde uitgaan naar dit werk, en alleen naar dit werk. Laat de wereld los.8

Het evangelie van Jezus Christus is de macht van God tot heil, en het is absoluut noodzakelijk voor iedere man en vrouw in de kerk van Christus om werken van rechtschapenheid te doen, Gods wetten na te leven, en de geboden te onderhouden die Hij heeft gegeven, opdat zij in dit leven baat zullen hebben bij Gods macht tot heil.9

Wij geloven dat het nodig is voor de mensen in deze tijd om te leven en te handelen en in contact te staan met God de Vader en met de Zoon, en Hen te kennen, wat het eeuwige leven is. Wij geloven dat, om Hen te kennen en met Hen in contact te staan, het in deze tijd nodig is dat wij leven zoals de heiligen vanouds, opdat wij dezelfde zegeningen mogen ontvangen die zij kregen, en dag in dag uit door Hem onderricht mogen worden – regel op regel, voorschrift op voorschrift, hier een beetje en daar een beetje, tot wij tot kennis van de Vader komen en Hem zelf kennen. Het is mij onmogelijk om Hem voor u te kennen, of voor wie dan ook om Hem voor mij te kennen. Gods Geest openbaart u het evangelie niet voor mij, noch getuigt Hij tot u van de Vader voor mij. Ik kan uw heil niet bewerkstelligen, noch u dat van mij. In dit opzicht kan geen mens een verlosser zijn voor iemand anders. Maar hij die het getuigenis van de Geest in zijn hart heeft, en die kennis heeft van de eerste beginselen van het evangelie, kan ze aan een ander verklaren, en daardoor kan de ander overtuigd raken van de waarheid, en ertoe gebracht worden om het zelf te aanvaarden. Maar het is zijn gehoorzaamheid aan het evangelie en zijn eigen werken van rechtschapenheid die zijn heil bewerkstelligen, en niet die van de persoon die hem zijn getuigenis heeft gegeven. Alleen op die manier kan de mens zijn heil bewerkstelligen.10

U moet niet alleen geloven, maar u moet ook gehoorzamen en doen wat [God] gebiedt. U moet dat niet alleen doen, maar God bereidwillig uw hart geven, uw liefde en uw hele ziel. U moet uw wil opgeven voor de wil van de Vader, en alles doen wat Hij van u vereist, als u het heil wilt bereiken en in zijn tegenwoordigheid verhoogd wilt worden.11

Wij moeten ons inzetten om onze geliefden te redden

O, God, laat mij de mijnen niet kwijtraken. Ik kan mij niet veroorloven de mijnen kwijt te raken, hen die God mij heeft gegeven en voor wie ik verantwoordelijk ben tegenover de Heer, en die afhankelijk zijn van mijn leiding, instructie en goede invloed. Vader, laat mij niet mijn interesse in de mijnen verliezen door mijn pogingen om anderen te redden. Liefde begint thuis. Het eeuwig leven zou thuis moeten beginnen. Ik zou me vreselijk voelen als men mij zou laten inzien dat ik door verwaarlozing van mijn gezinsleden, in mijn pogingen om anderen te redden, stukje bij beetje de mijnen ben kwijtgeraakt. Dat wil ik niet. De Heer helpe mij om de mijnen te redden, voor zover de een de ander kan helpen. Ik besef dat ik niemand kan redden, maar ik kan ze leren hoe ze gered kunnen worden. Ik kan mijn kinderen een voorbeeld geven hoe dat kan, en het is mijn plicht om dat eerst te doen. Ik heb daarin een grotere verplichting tegenover hen dan tegenover wie dan ook in de wereld. En als ik het werk heb volbracht dat ik in mijn eigen huiselijke kring moet doen, dan kan ik mijn macht ten goede daarbuiten aanwenden, voor zover mij dat mogelijk is.12

Onze opdracht in deze wereld is om het goede te doen, goddeloosheid te vertrappen, rechtschapenheid, reinheid en heiligheid in het hart van de mensen te verheffen, en boven alles in onze kinderen liefde voor God en zijn woord op te wekken, die voor hen een bron van licht, kracht, geloof en macht zal zijn, die hen van hun jeugd tot op hoge leeftijd zal leiden en hen een vast geloof in het woord van de Heer zal geven, en in het herstelde evangelie, het priesterschap en de vestiging van Zion, om nooit meer te worden verworpen of aan anderen gegeven te worden. Als ik iets verlang boven al het andere in deze wereld, dan is het dat mijn kinderen een vast fundament zullen krijgen in deze kennis en dit geloof, zodat ze er nooit van afgekeerd kunnen worden.13

Een ziel die in de wereld gered wordt, is net zo waardevol in Gods ogen als een ziel die thuis gered wordt. Maar wij hebben werk thuis dat wij goed moeten doen, binnen onze eigen muren; en het is niet goed genoeg als wij het werk dat thuis nodig is, verwaarlozen, en vervolgens de wereld ingaan om werk te doen dat niet harder nodig is. Laten wij overal onze plicht doen.14

Wij moeten werken aan de verlossing van de levenden en de doden

Laten wij Christus steunen, zijn volk, zijn werk van rechtschapenheid en verlossing; laten wij elkaar in het goede steunen en elkaar aansporen om het verkeerde niet meer te doen, opdat wij eikaars vrienden mogen worden en eikaars verlossers op de berg Zion, en opdat wij de zwakken mogen helpen en hen sterken, de twijfelenden aanmoedigen en hun voor zover mogelijk licht geven voor een goed begrip, opdat wij een werktuig in de handen van God mogen zijn om verlossers te zijn voor ons eigen volk. Niet dat wij de macht hebben om mensen te verlossen. Wij hebben dat niet; maar wij hebben de macht om hun te tonen hoe zij het heil kunnen verkrijgen door gehoorzaamheid aan Gods wetten. Wij kunnen hun tonen hoe zij moeten leven om hun heil te bewerkstelligen, want wij hebben het recht om dat te doen, wij hebben de kennis en het begrip hoe wij dat moeten doen, en het is ons voorrecht om de mensen dat te leren (…) zowel door voorschrift als voorbeeld, waar we ons ook bevinden in de wereld.15

Het is altijd onze zending geweest om mensen te redden. Wij hebben ons ingezet (…) om mensen kennis van het evangelie van Jezus Christus te geven, ze tot bekering te brengen, tot gehoorzaamheid aan de vereisten van Gods wet. Wij hebben ernaar gestreefd om de mensen van dwaling te redden, ze te overreden om zich van het kwaad af te keren en te leren het goede te doen.16

Het is onze zending de mensheid te redden, ze voor het kwaad te behoeden, ze te verhogen, licht en waarheid in de wereld te brengen, de mensen op aarde op het hart te drukken rechtschapen te leven voor God en Hem te eren.17

De proef (…) voor de grootsheid van onze ziel ligt (…) in ons vermogen om te troosten, anderen te helpen, en niet zozeer in ons vermogen om onszelf te helpen en anderen te verdringen in de worsteling van het leven.18

Wij zouden altijd moeten proberen [anderen] naar de overwinning te leiden, en niet om hen te verslaan! Ons doel is het eeuwig leven – het is ons doel om de mensheid te verhogen, niet om ze te verlagen.19

Het is ons werk om de wereld te redden, de mensheid te redden; ze in harmonie te brengen met Gods wetten en de beginselen van rechtschapenheid, rechtvaardigheid en waarheid, opdat zij hun heil mogen ontvangen in het koninkrijk van onze God, en uiteindelijk door gehoorzaamheid aan de verordeningen van het evangelie erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Jezus Christus te worden. Dat is onze zending.20

Wij zullen ons werk pas volbrengen als we onszelf gered hebben, en dan pas als wij allen gered hebben die afhankelijk van ons zijn, want wij moeten net als Christus heilanden worden op de berg Zion. Wij zijn tot die zending geroepen. De doden zijn zonder ons niet volmaakt, noch zijn wij dat zonder hen. Wij hebben namens hen een zending te volbrengen voor hun welzijn; wij hebben een bepaald werk te doen om hen te bevrijden die, door hun onwetendheid en de ongunstige omstandigheden waarin zij terechtkwamen op aarde, niet voorbereid zijn op het eeuwig leven. Wij moeten voor hen de deur opendoen door de verordeningen te verrichten die zij niet zelf kunnen verrichten, maar die essentieel zijn voor hun bevrijding uit de ‘gevangenis’, zodat zij kunnen voortkomen en leven naar God in de geest, en geoordeeld worden naar de mens in het vlees.21

Het werk voor onze doden, wat de profeet Joseph ons heeft opgedragen met meer dan gewone aanwijzingen, ons instruerend om te zorgen voor die verwanten en voorouders die gestorven zijn zonder kennis van het evangelie, mag niet worden verwaarloosd. Wij moeten gebruikmaken van die heilige en krachtige evangelieverordeningen waarvan geopenbaard is dat zij essentieel zijn voor het geluk, het heil en de verlossing van hen die in deze wereld hebben geleefd in een tijd waarin zij het evangelie niet konden vernemen en die zijn gestorven zonder kennis ervan, en die nu wachten op ons, hun kinderen, die in een tijd leven waarin die verordeningen verricht kunnen worden om het werk te doen dat nodig is voor hun bevrijding uit die gevangenis. Door het werk dat wij voor hen doen, zullen hun ketens van hen afvallen, zal de duisternis die hen omringt optrekken, zal er licht op hen schijnen en zullen zij in de geestenwereld horen van het werk dat door hun kinderen hier voor hen gedaan is, en zullen zij zich met u verheugen in het feit dat u die taken voor hen hebt uitgevoerd.22

Er is nooit een tijd geweest, er zal nooit een tijd komen, voor hen die het priesterschap dragen in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen waarin de mens van zichzelf kan zeggen dat hij genoeg gedaan heeft. Zolang het leven duurt, zolang we het vermogen hebben om het goede te doen, om te werken aan de opbouw van Zion, en voor het welzijn van de mensheid, zouden wij bereidwillig moeten voldoen aan de vereisten die onze plicht aan ons stelt, of die nu klein of groot zijn.23

Studiesuggesties

  • Waarom is het belangrijk te weten dat iedereen hier naartoe gestuurd is om ‘een zending te volbrengen’? Waarom is het ónmogelijk voor ons om onze zending te volbrengen als we ‘alleen voor [ons] zelf’ werken?

  • Hoe kunnen we van Gods werk óns werk maken? Waarom is het werk van God ‘al onze aandacht’ waard? Hoe zouden onze keuzen blijk moeten geven van onze toewijding aan het werk van de Heer?

  • Wat moeten we nog meer doen dan geloven en gehoorzamen om ‘verlost en verhoogd te worden in [Gods] tegenwoordigheid’? Wat betekent het voor u om ‘bereidwillig uw hart, uw liefde en uw hele ziel aan God’ te geven? Hoe ontvangen wij na al onze inzet ons heil? (Zie ook 2 Nephi 25:23.)

  • Wat moeten wij ‘boven alles’ proberen onze gezinsleden in te prenten?

  • Hoe kunnen wij ernaar streven de onzen te redden en kunnen wij toch onze andere dienstbetoontaken uitvoeren? Hoe kan ons dienstbetoon aan andere mensen in de kerk en elders ons gezin tot zegen zijn?

  • Hoe kunnen wij ernaar streven om ‘de mensheid te verhogen’? Wat kunnen wij doen om ertoe bij te dragen dat anderen Gods wetten naleven?

  • Wat kunnen wij doen om de mensen uit de ‘ketens’ te bevrijden die gestorven zijn zonder kennis van het evangelie? Hoe voelt u zich doordat u weet dat de mensen die u helpt ‘zich met u verheugen in de uitvoering van die taken’?

  • Waarom schuilt ‘de proef (…) van de grootsheid van onze ziel’ in ‘ons vermogen om andere mensen te helpen’? Waarom denkt u dat? Hoe en wanneer hebt u zich opofferingen getroost voor het welzijn van andere mensen? Hoe voelde u zich toen?

Noten

  1. Conference Report, oktober 1918, blz. 2.

  2. Conference Report, oktober 1901, blz. 69.

  3. Gospel Doctrine, 5e ed. (1939), blz. 460.

  4. Gospel Doctrine, blz. 249.

  5. Gospel Doctrine, blz. 115–116.

  6. Gospel Doctrine, blz. 397.

  7. Gospel Doctrine, blz. 84.

  8. Deseret News: Semi-Weekly, 5 mei 1894, blz. 608.

  9. Gospel Doctrine, blz. 73.

  10. ‘Discourse by President Joseph F. Smith’, Millennial Star, 19 september 1895, blz. 596–597.

  11. Deseret News: Semi-Weekly, 9 augustus 1898, blz. 1.

  12. Gospel Doctrine, blz. 462.

  13. Gospel Doctrine, blz. 141–142.

  14. Gospel Doctrine, blz. 390.

  15. Gospel Doctrine, blz. 255.

  16. Gospel Doctrine, blz. 72.

  17. Gospel Doctrine, blz. 73.

  18. Gospel Doctrine, blz. 265.

  19. Joseph F. Smith aan zijn zoon Hyrum M. Smith, 31 juli 1896, Truth and Courage: Letters of Joseph F. Smith, bez. door Joseph Fielding McConkie (geen datering), blz. 52.

  20. Gospel Doctrine, blz. 150.

  21. Gospel Doctrine, blz. 442.

  22. Gospel Doctrine, blz. 469–470.

  23. Gospel Doctrine, blz. 188.

Afbeelding
Genealogical Society

Het kantoor van de Genealogical Society of Utah te Salt Lake City vóór 1917, een voorloper van de huidige bibliotheek voor familiegeschiedenis. Vlnr: Lillian Cameron, Joseph Christensen, Joseph Fielding Smith en Bertha Emery.