2009
Kracht opdoen door gehoorzaamheid
Oktober 2009


Boodschap van het Eerste Presidium

Kracht opdoen door gehoorzaamheid

Afbeelding
President Thomas S. Monson

In de huidige wereld ligt het accent op jong zijn. Iedereen wil er jong uitzien, zich jong voelen en jong zijn. En er worden dan ook jaarlijks grote geldsommen uitgegeven aan producten waarmee men zijn jonge uiterlijk hoopt te herstellen. Maar we mogen ons afvragen: ‘Is dat streven naar jong zijn in onze tijd en generatie eigenlijk wel zo nieuw?’ We hoeven maar in de geschiedenis te duiken om een antwoord te vinden.

Eeuwen geleden werden er in het tijdperk van de grote ontdekkingsreizen expedities op touw gezet en voeren er schepen uit met avontuurlijke bemanningen die vol vertrouwen onbekende zeeën bevoeren op zoek naar een letterlijke bron van eeuwige jeugd. De legende destijds beloofde dat er ergens in het grote onbekende een magische bron was met het allerzuiverste water en dat men uitsluitend hoefde te drinken van het water dat uit die bron stroomde om altijd jeugdige energie en vitaliteit te hebben.

Ponce de León, die met Columbus meereisde, ondernam daarna nog ontdekkingsreizen naar de Bahama’s en andere regio’s in het Caraïbisch gebied, in het volste vertrouwen dat de legende waar was en de bron van eeuwige jeugd te vinden moest zijn. Maar net als vele anderen slaagde hij er niet in die te ontdekken, want volgens Gods plan zijn we in het sterfelijk leven slechts één keer jong.

De bron van eeuwige waarheid

Hoewel er geen bron van eeuwige jeugd bestaat om naar op zoek te gaan, is er wel een andere bron die veel kostbaarder water bevat, namelijk het water van het eeuwige leven. Het is de bron van eeuwige waarheid.

Een dichter heeft de ware betekenis van het zoeken naar waarheid vastgelegd in deze onsterfelijke woorden:

O zeg, wat is waarheid? De schoonste prijs

voor het streven van God en de mens.

Ga, zoek in de diepte, wellicht vindt ge haar,

of stijg omhoog en aanschouw haar aldaar,

z’is het voorwerp van d’edelste wens. (…)

Zeg dan, wat is waarheid? Het laatst’ en het eerst’,

z’overschrijdt zelfs de grens van de tijd.

Moog’ hemel en aarde ook eenmaal vergaan,

dan verblijft nog de waarheid, de som van ’t bestaan,onverwoestbaar in al d’eeuwigheid.

1

In een openbaring aan de profeet Joseph Smith in mei 1833 te Kirtland (Ohio, VS) heeft de Heer verklaard:

‘Waarheid is kennis van dingen zoals ze zijn, en zoals ze waren, en zoals ze zullen zijn; (…)

‘De Geest der waarheid is uit God. (…) Hij [Jezus] ontving een volheid van waarheid (…);

‘en niemand ontvangt een volheid tenzij hij zijn geboden onderhoudt.

‘Wie zijn geboden onderhoudt, ontvangt waarheid en licht, totdat hij in waarheid is verheerlijkt en alle dingen weet.’2

U en ik hoeven in deze verlichte tijd waarin het volle evangelie is teruggebracht geen onbekende zeeën te bevaren of onbekende wegen te bereizen op zoek naar de bron van eeuwige waarheid. Want onze liefhebbende hemelse Vader heeft onze koers al uitgezet en ons een volmaakte kaart gegeven — gehoorzaamheid!

Zijn geopenbaarde woord beschrijft helder de zegeningen die we door gehoorzaamheid ontvangen, maar ook het onvermijdelijke hartzeer en de wanhoop die de reiziger vergezellen die de verboden paden van zonde en dwaling bewandelt. Samuël zei tegen een in de traditie van dierenoffers grootgebrachte generatie: ‘Gehoorzamen is beter dan slachtoffers, luisteren beter dan het vette der rammen.’3

Profeten in het verleden en heden hebben altijd geweten wat een kracht wij kunnen opdoen door gehoorzaamheid. Denk maar eens aan Nephi: ‘Ik zal heengaan en de dingen doen die de Heer heeft geboden.’4 Of Mormons prachtige omschrijving van de kracht die de zoons van Mosiah hadden:

‘Zij waren sterk geworden in de kennis der waarheid, want het waren mannen met een zuiver begrip en zij hadden de Schriften zorgvuldig onderzocht om het woord Gods te leren kennen.

‘Maar dat was niet alles; zij hadden zich overgegeven aan veel gebed en aan vasten; daarom hadden zij de geest van profetie en de geest van openbaring, en wanneer zij leerden, leerden zij met kracht en met gezag van God.’5

Onderhoud de geboden

President David O. McKay (1873–1970) heeft ons in zijn openingstoespraak tijdens een algemene conferentie voor de leden van de kerk deze eenvoudige maar uiterst krachtige aanwijzing gegeven voor deze tijd: ‘Onderhoud Gods geboden.’6

De verplichting die sprak uit de boodschap van de Heiland was zodanig dat Hij zei: ‘Want allen die uit mijn hand een zegen willen verkrijgen, moeten zich houden aan de wet die voor die zegen werd gesteld, en aan de voorwaarden ervan, zoals die vóór de grondlegging der wereld werden vastgesteld.’7

De daden van de Meester maken zijn woorden geloofwaardig. Hij gaf blijk van ware liefde voor God door een volmaakt leven te leiden en zijn heilige zending te respecteren. Hij was nooit hooghartig. Hij was nooit opgeblazen van trots. Hij was nooit ontrouw. Hij was altijd nederig. Hij was altijd oprecht. Hij was altijd trouw.

Hoewel Hij werd verleid door de meestermisleider, de duivel, hoewel Hij lichamelijk verzwakt was door veertig dagen en veertig nachten vasten en Hij ‘ten laatste honger’ kreeg, gaf Jezus ons bij het verlokkelijkste voorstel dat de boze Hem kon doen toch een goddelijk voorbeeld van gehoorzaamheid toen Hij weigerde om af te wijken van wat Hij wist dat goed was.8

Toen Hij de kwelling van Getsemane doormaakte, waar Hij zo’n pijn doorstond dat zijn zweet als grote bloeddruppels op de grond viel, was Hij het volmaakte voorbeeld van de gehoorzame Zoon die zei: ‘Vader, Vader, indien Gij wilt, neem deze beker van Mij weg; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiedde.’9

Tot Petrus zei Hij aan de oevers van het Meer van Galilea: ‘Kom achter Mij.’ Filippus kreeg dezelfde opdracht: ‘Volg Mij.’ En Levi kreeg bij zijn tolhuis de oproep: ‘Volg Mij.’10 En u en mij zegt diezelfde stem, diezelfde Jezus: ‘Volg Mij.’ Zijn wij bereid om Hem te gehoorzamen?

Gehoorzaamheid is een kenmerk van profeten, maar we moeten beseffen dat deze bron van kracht ons allen ter beschikking staat.

Een hedendaags voorbeeld

Iemand die de les van gehoorzaamheid heel goed had geleerd, die de bron van eeuwige waarheid had gevonden, was een vriendelijk en ootmoedig man met weinig geld en in nederige omstandigheden. Hij was in Europa lid van de kerk geworden en had ijverig gespaard en zich veel opofferingen getroost om naar Noord-Amerika te emigreren — naar een nieuw land met een vreemde taal en andere gewoontes, maar met dezelfde kerk onder leiding van dezelfde Heer, die hij vertrouwde en gehoorzaamde. Hij werd gemeentepresident van een kleine schare heiligen die het met moeite wisten te redden in een enigszins onvriendelijke woonplaats. Hij volgde het programma van de kerk, hoewel er weinig leden waren en er veel te doen was. Hij gaf de gemeenteleden een waar christelijk voorbeeld, en zij reageerden daarop met een ongekende liefde.

Hij verdiende de kost als ambachtsman. Hij had maar een klein inkomen, maar hij betaalde altijd een volledige tiende en gaf daarnaast nog bijdragen. Hij begon een zendingsfonds in zijn kleine gemeente en was maandenlang de enige die eraan bijdroeg. Als er zendelingen in de stad waren, gaf hij ze eten. En ze gingen nooit de deur uit zonder dat hij ze een tastbare bijdrage aan hun werk en welzijn gaf. Kerkleden die zijn woonplaats aandeden en zijn gemeente bezochten, werden altijd gastvrij door hem onthaald en genoten van zijn hartelijkheid. Als ze weer vertrokken, wisten ze dat ze een bijzondere man hadden ontmoet, een gehoorzame dienstknecht van de Heer.

Zijn leiders kregen zijn uiterste respect en genoten zijn bijzonder grote zorg. Voor hem waren zij gezanten van de Heer; hij zorgde ervoor dat ze niets te kort kwamen en bad vaak voor hun welzijn. Op een sabbat namen enkele leiders die zijn gemeente bezochten met hem deel aan maar liefst twaalf gebeden in verschillende bijeenkomsten en bij bezoeken aan leden. Toen die leiders aan het eind van de dag afscheid van hem namen, waren ze zo opgetogen en opgebouwd dat ze de vier uur durende rit in winters weer vrolijk bleven en ze hem nu, na vele jaren, nog met een dankbaar hart gedenken wegens zijn hartelijke geest.

Geleerde, wereldwijze mensen zochten deze nederige, ongeletterde dienstknecht van God op en vonden het een eer om een uur in zijn gezelschap door te mogen brengen. Hij zag er heel gewoontjes uit; zijn Engels was gebrekkig en soms moeilijk te verstaan; en zijn woning was eenvoudig. Hij had geen auto of televisie. Hij schreef geen boeken en hield geen welsprekende toespraken, en deed niets waar de wereld normaal gesproken aandacht aan schenkt. Maar de gelovigen liepen de deur van zijn huis plat. Waarom? Omdat zij wilden drinken uit de bron van eeuwige waarheid. Zij waardeerden niet zozeer wat hij zei, maar wat hij deed; niet wat hij predikte, maar hoe hij leefde.

Wie wist dat deze arme man altijd blijmoedig een dubbele tiende van zijn inkomen aan de Heer gaf, kreeg een beter inzicht in de ware betekenis van de tiende. Wie hem de hongerigen zag helpen en vreemdelingen in zijn huis zag nemen, wist dat hij dat deed alsof het de Meester zelf betrof. Met hem bidden en zijn vertrouwen in goddelijke tussenkomst ervaren, was een hele nieuwe manier van communiceren.

Je zou kunnen zeggen dat hij zich hield aan het eerste en grote gebod, en het tweede, dat daaraan gelijk is,11, dat zijn hart vol liefde voor zijn naaste was, dat deugd onophoudelijk zijn gedachten sierde, en dat zijn vertrouwen in de tegenwoordigheid van God als gevolg daarvan sterk werd.12

Deze man straalde goedheid en rechtschapenheid uit. Hij putte zijn kracht uit gehoorzaamheid.

De kracht die wij oprecht nastreven om de moeilijkheden van een ingewikkelde, veranderende wereld aan te kunnen, kunnen wij krijgen door net als Jozua krachtig, resoluut en moedig te verklaren: ‘Maar ik en mijn huis, wij zullen de HERE dienen!’13

Links: Foto Matthew Reier; Heinrich Hofmann, Het beeld van Christus, met dank aan C. Harrison Conroy Co.; rechts: illustratie Thompson

James Taylor Haywood, CHRISTUS ROEPT PETRUS EN ANDREAS, (detail), met dank aan het Museum voor kerkgeschiedenis