2009
Anderen en mijzelf opbeuren
Oktober 2009


Anderen en mijzelf opbeuren

Cathy Whitaker Marshall (Washington, VS)

Het was Thanksgiving 1990. Ik had zojuist een moeilijke echtscheiding meegemaakt en ik was eerstejaarsstudent rechten in een vreemde stad. Mijn kinderen gingen voor de feestdag naar hun vaders huis en ik zou voor het eerst van mijn leven alleen zijn met Thanksgiving.

Eerst wilde ik medelijden met mezelf hebben en eens goed huilen. Maar toen begon ik mijn zegeningen te tellen. Ik had twee prachtige kinderen, een aardig huis, een gelegenheid om kennis op te doen, en het evangelie van Jezus Christus als leidraad voor mijn leven. Ik was rijk gezegend.

Toen Thanksgiving naderde, ontdekte ik dat een groep rechtenstudenten van plan was om bij een plaatselijke missie te helpen met het serveren van Thanksgivingmaaltijden aan daklozen. Ik besloot dat helpen bij de missie beter zou zijn dan eenzaam en verbitterd thuiszitten, dus ging ik met de andere studenten mee.

Enkele dagen later stond ik hete aardappelpuree op te scheppen op de borden van hongerige maar dankbare mensen aan de zelfkant van het leven. De tranen die in mijn ogen kwamen werden niet veroorzaakt door zelfmedelijden maar door naastenliefde voor al Gods kinderen, wat hun omstandigheden ook waren.

Maar Thanksgiving zou niet hetzelfde zijn zonder een kalkoen in de oven. Een kalkoen van zes kilo zou echter te veel zijn voor mij alleen, dus nodigde ik enkele studenten uit andere landen en verafgelegen staten uit. Ik wilde ze een traditioneel Amerikaans Thanksgivingdiner laten meemaken, maar vroeg ze wel om ook iets mee te nemen. Ik vroeg of ze allemaal een populair gerecht van thuis wilden meenemen. Ons Thanksgivingdiner werd een heerlijk en gedenkwaardig maal — met loempia’s en al.

Koning Benjamin heeft gezegd: ‘Ik vertel u deze dingen opdat gij wijsheid zult leren; opdat gij zult leren dat wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, gij louter in dienst van uw God zijt’ (Mosiah 2:17).

Ik werd die Thanksgiving iets wijzer. Door mijn diensten aan te bieden terwijl het makkelijker was geweest om te blijven kniezen, ondervond ik vreugde. Dienstbetoon is niet alleen de sleutel tot geluk op feestdagen, wanneer het pijnlijk duidelijk wordt wat er ontbreekt aan ons leven, maar in elke tijd van het jaar. Wat onze omstandigheden ook zijn, we kunnen altijd wel iemand vinden om te helpen. En als we onze broeders en zusters opbeuren, beuren we ook onszelf op.

Ik besloot dat helpen bij de missie beter zou zijn dan eenzaam en verbitterd thuiszitten. Enkele dagen later stond ik hete aardappelpuree op te scheppen op de borden van hongerige mensen.