2009
Het tortillawonder
Oktober 2009


Het tortillawonder

‘Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van (…) God’ (2 Nephi 12:3).

Er stapten twee jonge mannen in een wit overhemd en een stropdas om op ons huis in Honduras af. ‘Wij zijn van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen’, zeiden ze.

Mama liet ze binnen. De zendelingen leerden ons het evangelie van Jezus Christus. Ik was nog maar negen, maar ik voelde dat wat ze zeiden waar was.

‘Wat moeten we doen om lid te worden van Christus’ kerk?’ vroeg papa.

‘U laten dopen’, zei een van de zendelingen.

Mama, papa en ik werden een maand later gedoopt. Mijn broer, Tomas, van zes zou twee jaar later gedoopt worden.

De zendelingen begonnen ons nog meer over het evangelie te vertellen en legden uit dat gezinsleden zich in de tempel aan elkaar kunnen laten verzegelen.

De dichtstbijzijnde tempel was toen in Guatemala, heel ver weg. We zouden een busreis van twee dagen en twee overnachtingen in de stad moeten betalen. Wij hadden geen geld voor zo’n reis, maar mama en papa weigerden om dat ons te laten weerhouden van een tempelbezoek.

We kweekten elk jaar maïs. Dat gebruikten we om tortilla’s te maken die we verkochten aan mensen die op doorreis door ons dorp kwamen.

Mama pakte pen en papier. Ze maakte wat berekeningen en zei: ‘We moeten 2500 tortilla’s verkopen om onze reis te betalen.’

Ik zette grote ogen op. Dat waren wel erg veel tortilla’s! ‘We hebben nog nooit zo veel tortilla’s verkocht’, zei ik.

Mama leek zich geen zorgen te maken. ‘De Heer zal ons helpen’, zei ze. ‘Raoul, Tomas en jij moeten papa helpen met oogsten van de maïs’, zei mama.

Samen met Tomas hielp ik papa om de maïs te oogsten. Mama maalde er elke dag meel van, maakt deeg, en bakte tortilla’s. Tomas en ik brachten de tortilla’s naar het dorp.

‘Er kwam vandaag een bus met toeristen’, vertelde ik mama toen we de eerste dag thuiskwamen. ‘We hebben veel tortilla’s verkocht.’

‘Dat is een wonder’, zei mama.

We verkochten elke dag meer tortilla’s. Binnen enkele maanden hadden we genoeg geld gespaard voor de reis naar Guatemala. Maar ik maakte me nog zorgen. Ik had verhalen gehoord van rovers die in de jungle bussen aanhielden. Ze namen alle waardevolle spullen van de passagiers mee.

‘En de rovers dan?’ vroeg ik.

‘De Heer zal ons beschermen’, zei mama. En toen vroeg ze: ‘Raoul, geloof je in het evangelie?’

‘Ja.’

‘Dan weet je dat we alles moeten doen wat we kunnen om de Heer en zijn profeten te volgen.’

Een jaar na onze doop was mijn familie zover dat we de reis naar de tempel konden maken. We reden met de bus naar Guatemala-Stad. Ik zal nooit de Geest vergeten die ik voelde toen we voor tijd en eeuwigheid aan elkaar werden verzegeld.

Toen ik die avond bad, bedankte ik mijn hemelse Vader voor de zegeningen van de tempel.

Illustraties Jim Madsen