2021
Zo leerde ik in liefde hulp bieden
December 2021


Digitaal thema-artikel

Zo leerde ik in liefde hulp bieden

De auteur woont in Missouri (VS).

Door te dienen zijn we anderen tot zegen, maar als we met de juiste houding dienen, worden we zelf ook gezegend.

Afbeelding
man repareert dak

Toen ik op 35-jarige leeftijd lid werd van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, kwam ik er al snel achter dat er bereidwillige dienstverlening van mij werd verwacht. Of het nu iemand verhuizen betrof, iemands gras maaien, iets repareren, of iemand een lift geven, ik probeerde zoveel mogelijk in te gaan op de hulpverzoeken uit mijn quorum of van leden.

Ik had het gevoel dat ik goed bezig was. Maar als ik er nu op terugkijk, moet ik zeggen dat ik meer hulp bood uit plichtsbesef dan uit liefde voor de mensen die hulp nodig hadden. Het was niet zo dat ik met mijn hulpvaardigheid de handen van de Heer wilde zijn.1

Nadat ik naar het midden van de staat Missouri (VS) was verhuisd, kreeg ik de kans om een ouder echtpaar te dienen. Hun kleine, oude huisje vertoonde vele gebreken, waaronder een lekkend dak. De wankele gezondheid van dit paar liet niet toe dat het zware lichamelijke arbeid verrichtte.

Op een hete julidag zaten mijn goede vriend Dallas Martin en ik op het dak om nieuwe dakspanen te leggen. Het was zwaar werk en het zweet gutste van ons lijf. Plotseling hield Dallas op met timmeren. Hij stond op en keek mij aan.

‘Besef je wel hoe gezegend we zijn dat wij in staat zijn hier buiten te werken en niet binnen hoeven te zitten omdat we niet kunnen werken?’ vroeg hij.

Zijn vraag trof mij erg. Het was letterlijk een moment waarop alles veranderde. Mijn hele kijk op dienstbetoon kreeg een nieuwe invalshoek. Ik realiseerde me wat voor zegen het was om alles te kunnen doen wat ik aan het doen was.

Op dat moment drong het tot me door dat Dallas en ik niet slechts hielpen uit plichtsbesef maar eerder uit een gevoel van dankbaarheid. De Heer had ons gezegend met het vermogen om in zekere zin zijn handen te zijn. Toen die gedachte bij me opkwam, was het makkelijk voor me om liefde te voelen voor het echtpaar dat we hielpen.

Vanaf die dag heb ik, wanneer ik meedeed aan een dienstbetoonproject of wanneer iemand hulp nodig had die ik kon geven, steeds mijn best gedaan om dat perspectief in gedachten te houden. Het is mij niet altijd gelukt, maar dat perspectief is voor mij wel een grote zegen gebleken. Het heeft mij geholpen om positief tegenover dienen te staan.

Als ik problemen heb of voor obstakels sta, probeer ik te denken aan mensen die veel zwaarder beproefd worden dan ik. Dan dank ik de Heer voor alle zegeningen die Hij mij heeft gegeven.

Als we onze hulpverlening in het juiste perspectief plaatsen, krijgt het een nieuwe betekenis. Twee uitspraken van president Gordon B. Hinckley (1910–2008) staan me voor de geest.

  • ‘Het doeltreffendste geneesmiddel tegen de kwaal van zelfbeklag is onszelf in de dienst van anderen verliezen.’2

  • ‘Het beste tegengif tegen zorgen is werk. De beste remedie tegen vermoeidheid is iemand helpen die uitgeput is. Eén van de grote tegenstrijdigheden van dit leven is dat een helper daar bijna altijd meer uithaalt dan de persoon die hulp krijgt.’3

Dat geldt als we onze naaste met de juiste houding hulp geven. Als we hulp bieden omdat we onze broeders en zusters liefhebben, en omdat we oprecht de handen van de Heer willen zijn, zal onze hulp ons niet alleen in dit leven tot zegen zijn, maar ook in het hiernamaals.

Noten

  1. Zie Dieter F. Uchtdorf, ‘Jullie zijn mijn handen’, Liahona, mei 2010, 68.

  2. Gordon B. Hinckley, ‘Whosoever Will Save His Life’, Ensign, augustus 1982, 5.

  3. Gordon B. Hinckley, Standing for Something: Ten Neglected Virtues That Will Heal Our Hearts and Homes (2000), 56.