Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 8: De kerk en het koninkrijk van God


Hoofdstuk 8

De kerk en het koninkrijk van God

‘Laat het onder alle mensen bekend worden dat dit de kerk van de Heer is en dat Hij haar leiding geeft. Het is een grote gunst om lid te zijn van dit goddelijke instituut!’

Uit het leven van Joseph Fielding Smith

Het presidentschap van Joseph Fielding Smith van 23 januari 1970 tot 2 juli 1972 vormde het hoogtepunt van een toegewijd leven in het koninkrijk van God. Hij grapte wel eens dat hij zijn eerste kerktaak kreeg toen hij nog een baby was, want toen hij negen maanden was, vergezelden hij en zijn vader, president Joseph F. Smith, president Brigham Young naar St. George (Utah) om de inwijding van de St. Georgetempel bij te wonen.1

Als jonge echtgenoot vervulde Joseph Fielding Smith een voltijdzending. Later vervulde hij de functie van president van een priesterschapsquorum en was hij lid van het algemeen bestuur van de JMOOV (de voorloper van de huidige jongemannenorganisatie). Hij was ook werkzaam als bediende in het kantoor van de kerkhistoricus. Bovendien sprong hij bij als de officieuze secretaris van zijn vader toen die president van de kerk was. Door die werkzaamheden kreeg Joseph Fielding Smith grote waardering voor de geïnspireerde organisatie van de kerk en haar rol in de begeleiding van personen en gezinnen naar het eeuwige leven.

Joseph Fielding Smith was op 7 april 1910 als apostel van de Heer Jezus Christus geordend. Hij was bijna zestig jaar werkzaam in het Quorum der Twaalf Apostelen, waarvan bijna twintig jaar als president van dat quorum. Als apostel gaf hij mede leiding aan de kerk over de hele wereld. Zo was hij bij vele aspecten van de zending van de kerk betrokken. Hij was werkzaam als kerkhistoricus, president van de Salt Laketempel, president van de Genealogical Society of Utah, en als raadgever in het Eerste Presidium.

Afbeelding
Joseph Fielding Smith holding open scriptures.

President Joseph Fielding Smith, een toegewijde dienstknecht in het koninkrijk van God.

Joseph Fielding Smith, van nature eenvoudig en bescheiden, is nooit op die posities uit geweest. Maar als de Heer hem tot zijn dienst riep, gehoorzaamde hij bereidwillig en enthousiast. Hij gaf op een goede dag rustig blijk van deze toewijding toen hij als 89-jarige naar een vergadering ging. Nadat hij van huis was gegaan, was hij uitgegleden en van een trap gevallen. Hoewel hij zijn been bezeerde, stond hij op en legde zo’n vierhonderd meter af — ‘strompelend als een oude man’, zou hij later zeggen — om de vergadering te kunnen bijwonen. Na de vergadering liep hij terug naar huis. Pas toen hij thuis was, liet hij een arts naar zijn been kijken. De arts stelde vast dat het been van president Smith op verschillende plaatsen gebroken was. President Smith had later dit over de ervaring te zeggen. ‘De vergadering duurde wel lang’, gaf hij toe. ‘Maar ja, dat geldt voor de meeste vergaderingen.’2

In een boodschap aan jonge heiligen der laatste dagen gaf president Smith de reden voor zijn toewijding aan het werk van de kerk:

‘Ik weet dat God leeft. Ik weet dat Jezus Christus de eniggeboren Zoon van onze Vader in het vlees is. Ik heb volmaakt geloof in de zending van de profeet Joseph Smith en de mannen die hem zijn opgevolgd.

‘Ik weet zo zeker als ik leef dat wij de waarheid van het eeuwige evangelie van Jezus Christus hebben. Als ik dat niet wist, zou ik hier niet willen zijn of ook maar iets met dit werk te maken willen hebben. Maar ik weet het met elke vezel in mijn lichaam. God heeft het aan mij geopenbaard.’3

Leringen van Joseph Fielding Smith

1

Na eeuwen van geestelijke duisternis en afvalligheid heeft de Heer zijn evangelie hersteld en zijn kerk opgericht.

De Heer [heeft] het evangelie hersteld en zijn kerk nogmaals opgericht. De reden voor deze oprichting en herstelling is dat de wereld feitelijk eeuwenlang in geestelijke duisternis was geweest, zonder gezag, zonder begrip. De mens wist niet hoe hij de levende God moest aanbidden. […]

Het eeuwigdurende verbond was verbroken. Het juiste begrip van de evangeliebeginselen was door afvalligheid verdwenen. Het gezag om de verordeningen van het evangelie te bedienen was de mens ontnomen. De herstelling van dat alles werd noodzakelijk om het geloof onder de mensen te doen toenemen. De hemelen moesten weer opengaan om het evangelie te herstellen.

Daarom zond de Heer afgezanten met de volheid van het evangelie, met de macht en het gezag van het priesterschap, naar de aarde om dat aan de mensen te verlenen. De Heer gaf de mensen ook geboden […] omdat Hij wist welke rampspoed over de wereld zou komen. Hij wilde ze terdege waarschuwen en de kans bieden om het evangelie aan te nemen. Dan zouden ze zich kunnen bekeren, hun slechte paden verlaten en de Heer dienen [zie LV 1:17–23].4

Wij verklaren dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen het koninkrijk Gods op aarde is, de enige plek waar de mensen de ware heilsleer kunnen leren en het gezag van het heilige priesterschap zullen aantreffen.5

Geliefde broeders en zusters, ik ben uitermate dankbaar voor de zegeningen die de Heer aan mij, aan de trouwe leden van zijn kerk, verspreid over de verschillende naties van de aarde, en aan al zijn kinderen waar ze ook zijn, heeft gegeven.

Ik dank Hem elke dag van mijn leven dat Hij in deze laatste dagen zijn eeuwige evangelie heeft hersteld, tot heil van allen die zijn wetten geloven en gehoorzamen.6

2

De Heer zelf geeft leiding aan het werk van de kerk en daarvan lid te zijn is een grote gunst.

De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is letterlijk het koninkrijk van God op aarde.7

Ik hecht eraan te zeggen dat niemand deze kerk op eigen kracht kan leiden. Het is de kerk van de Heer Jezus Christus; Hij staat aan het hoofd. De kerk draagt zijn naam, heeft zijn priesterschap, bedient zijn evangelie, predikt zijn leer en doet zijn werk.

Hij kiest mannen uit en roept hen als werktuig in zijn handen om zijn doelen te bereiken. Hij bestuurt en leidt hen in hun werkzaamheden. Maar de mens is slechts een werktuig in de handen van de Heer. De eer en de heerlijkheid voor alles wat zijn dienstknechten tot stand brengen, moeten voor eeuwig aan Hem worden toegeschreven.

Als dit het werk van mensen was, zou het mislukken. Dit is echter het werk van de Heer en Hij zal het niet laten mislukken. En we hebben de zekerheid dat de Heer ons en zijn kerk op de paden van gerechtigheid zal leiden en geleiden om al zijn doelen te bewerkstelligen als we de geboden onderhouden, kloekmoedig in het getuigenis van Jezus zijn en trouw blijven aan alles wat ons is toevertrouwd.8

Tot alle leden van de kerk over de hele wereld zou ik willen zeggen dat deze kerk onder leiding van Jezus Christus, onze Verlosser, een door God gegeven zending te vervullen heeft. Niets kan de plannen die Hij met haar heeft, tegenhouden. Zij zal de plannen van onze Vader in de hemel verwezenlijken. Ik hoop dat de heiligen over de hele wereld God elke dag danken voor hun lidmaatschap in zijn kerk en voor de zending van de profeet Joseph Smith. Hij heeft het evangelie hersteld om ons geluk en vreugde te geven.9

Tot de eerlijken van hart in alle naties zeggen we: de Heer heeft u lief. Hij wil dat u de volledige zegeningen van het evangelie ontvangt. Hij nodigt u uit om in het Boek van Mormon te geloven, om Joseph Smith als profeet te accepteren, zijn koninkrijk op aarde binnen te treden en daardoor erfgenamen van het eeuwige leven in zijn hemelse koninkrijk te worden.10

De kerk is sinds haar oprichting nooit door een mens geleid, niet in de tijd van Joseph Smith noch in de tijd van Brigham Young; en ook sindsdien niet. Zij is het werk van de Heer. Vergeet niet dat het de Almachtige is die dit werk volbrengt, niet een mens.11

Ik weet dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen het koninkrijk Gods op aarde is. Zoals zij nu is georganiseerd en wordt geleid, heeft zij de goedkeuring van de Heer en volgt zij de koers die voor haar is uitgestippeld.

Laat het onder alle mensen bekend worden dat dit de kerk van de Heer is en dat Hij haar leiding geeft. Het is een grote gunst om lid te zijn van dit goddelijke instituut!12

3

De kerk is opgericht om haar leden vreugde en geluk in dit leven en eeuwig leven in het hiernamaals te brengen.

De Heer heeft alles ordelijk gevestigd en heeft ons een volmaakt bestel gegeven. De mens kan dat niet verbeteren. Als we zouden doen wat de Heer heeft geopenbaard, precies zoals Hij het heeft geopenbaard, dan zou alles volmaakt zijn, want de organisatie is volmaakt; de onderliggende theorie — het onderliggende plan — is zonder gebreken.13

De Heer heeft in zijn kerk een priesterschapsorganisatie opgezet, geleid door apostelen en profeten. En Hij heeft ook andere organisaties gegeven […] om de priesterschap bij te staan.

In elke evangeliebedeling zijn er bijzondere behoeften te lenigen, problemen op te lossen, en hulp en bijstand te bieden tot steun van de leden van de kerk, zodat ze ‘met vrees en beven’ aan hun heil kunnen werken. (Zie Filippenzen 2:12.) Derhalve hebben we hulporganisaties [ZHV, jongemannen, jongevrouwen, jeugdwerk en zondagsschool] om de priesterschap bij te staan. Ze zijn zo georganiseerd dat ze de behoeften van mensen kunnen lenigen, wat de maatschappelijke omstandigheden ook mogen zijn. Ze maken deel uit van het bestuur van God en zijn opgezet om de leden van de kerk te helpen, zodat ze zich kunnen vervolmaken en datgene kunnen doen wat hen in dit leven vreugde en geluk verschaft en eeuwig leven in het hiernamaals. […]

De kerk en haar instellingen vormen in feite een hulporganisatie om het gezin en het individu tot zegen te zijn. Er worden huisonderwijzers, priesterschapsleiders en bisschoppen geroepen om leiding te geven aan hen met wie zij aan het eeuwige leven werken. De hulporganisaties zijn ingesteld om bij dit grote heilswerk te assisteren.

We kunnen er niet voldoende nadruk op leggen hoe uitermate belangrijk het is om alle programma’s van die organisaties te benutten tot profijt en zegen van alle kinderen van onze Vader. […]

Als we allemaal alles doen wat we behoren te doen om de programma’s van de kerk uit te voeren, zal de Heer ons dermate veel zegenen en begunstigen dat onze werkzaamheden vruchten zullen afwerpen. Uit dat alles zullen vrede en vreugde vloeien, gevolgd door eeuwige heerlijkheid.14

4

Ons kerkwerk is een uiting van liefde voor onze naasten en waardering voor Jezus’ oneindige offer.

De Heer is met de kerk. Hij staat ons bij. Zijn geest rust op dit volk. Hij verlangt van ons dat we Hem nederig en eensgezind in hart en ziel dienen.15

Onze Heiland is in de wereld gekomen om ons naastenliefde te leren. Die grote les kwam tot uiting in zijn grote lijden en zijn dood om ons eeuwig leven te geven. Zouden wij dan niet onze naasten moeten liefhebben en dienen? Zouden we niet onze waardering voor het oneindige dienende werk dat Hij voor ons heeft gedaan, moeten tonen door zijn zaak te dienen?

Iemand die in de kerk alleen bezig is met datgene wat hemzelf betreft, zal nooit de verhoging bereiken. Iemand die bijvoorbeeld bidt, zijn tiende en giften betaalt, en de geijkte plichten nakomt die zijn persoonlijk leven aangaan, en niets meer, zal nooit het doel van volmaking bereiken.16

Weiger nooit te dienen. Als een presiderende functionaris u voor een taak vraagt, accepteer die dan van harte en vervul die taak zo goed mogelijk. De Heer verwacht dat van ons en we hebben ons daartoe verbonden. Die houding schenkt vreugde en vrede, want wie dienen, krijgen daar grote zegeningen voor terug. De leerkracht leert meer dan de leerling; de zegen die wij terugkrijgen als we een roeping in de kerk aanvaarden, is veel groter dan de zegen die wij anderen verlenen. Iemand die elke kerkelijke taak weigert of niet de taak uitvoert die hem in de kerk is gegeven, loopt het gevaar de leiding van de Geest te verliezen. Uiteindelijk zal hij lauw worden en onverschillig tegenover alle taken staan. Hij zal, als een plant die geen water en voeding krijgt, verdorren en geestelijk sterven.17

Uw toegewijde kerkwerk zal de God die u dient en wiens werk u doet, niet ontgaan.18

Afbeelding
A young man and his mother working in a flower garden as an elderly woman looks on.

‘Uw toegewijde kerkwerk zal de God die u dient en wiens werk u doet, niet ontgaan.’

Het is mijn gebed dat wij, die als ware broeders en zusters in Gods koninkrijk samenwerken, dat dusdanig zullen doen dat we het grote werk dat ons wacht, kunnen verwezenlijken.19

5

In deze bedeling zullen het koninkrijk van God en het werk van de Heer zich over de aarde verspreiden.

Een bedeling van het evangelie wordt omschreven als de toekenning van macht en gezag aan van Godswege gekozen functionarissen om het woord van God te verkondigen en alle verordeningen van het evangelie te bedienen. […]

Er zijn tijden geweest dat het evangelie vanwege overtreding bij de mens is weggenomen. Dat was het geval in de dagen van Noach. Israël keerde zich van God af en bevond zich vóór de komst van Jezus Christus generaties lang in duisternis. Toen Hij onder de mensen kwam wonen, herstelde Hij de volheid van het evangelie. Hij stuurde zijn discipelen de wereld in om zijn boodschap te verkondigen, maar slechts een paar eeuwen later waren de mensen weer afgedwaald. Zij waren het gezag kwijt, waarmee ze in de naam van de Heer konden handelen. Daarom was het noodzakelijk dat de hemelen zich openden om een nieuwe bedeling in te luiden als voorbode van de wederkomst van onze Heer op de wolken om duizend jaar in heerlijkheid op aarde te regeren. Die gebeurtenis is nabij en staat zelfs voor de deur.20

Het evangelie is in alle bedelingen hetzelfde; het heilsplan is hetzelfde voor alle kinderen van onze Vader, in welke tijd ze ook leven. Afvalligheid was er de oorzaak van dat het evangelie van tijd tot tijd niet op aarde was. Als de Heer echter wel een volk op aarde had, had dat volk dezelfde wetten en waarheden die aan ons zijn geopenbaard.

Maar er is een grote toegevoegde waarde die we in deze tijd hebben gekregen die er nooit eerder is geweest. In deze bedeling heeft de Heer beschikt dat de kerk nooit meer zal verdwijnen; deze keer zal het evangelie op aarde blijven. Deze keer zal de geopenbaarde waarheid een volk voorbereiden op de wederkomst van de Zoon des Mensen. De kerk zal in alle delen van de aarde zijn gevestigd wanneer de Heer komt om het duizendjarig rijk van vrede en gerechtigheid in te luiden.21

Wij zijn leden van een wereldkerk, een kerk die het plan van leven en heil heeft, een kerk die door de Heer zelf in deze laatste dagen is gesticht om de boodschap van eeuwig heil aan alle mensen op aarde te prediken. […]

We hebben nu de omvang en de kracht om de opdracht te vervullen die de Heer door middel van de profeet Joseph Smith heeft gegeven, namelijk dat we de blijde boodschap van de herstelling in alle landen en aan alle mensen moeten verkondigen.

En we zullen vóór de wederkomst van de Zoon des Mensen niet alleen het evangelie in alle landen verkondigen, we zullen bekeerlingen maken en ze in wijken en gemeenten onderbrengen.22

Het koninkrijk van God en het werk van de Heer zullen zich steeds verder verspreiden; ze zullen zich in de toekomst sneller verspreiden dan dat in het verleden het geval is geweest. De Heer heeft het gezegd en de Geest bevestigt het. En ik getuig ervan, omdat ik weet dat het waar is. Het koninkrijk van God op aarde zal groeien, het zal zich over landen verspreiden, het zal zich op aarde vestigen en blijven waar de Heer het door zijn macht en zijn woord heeft gebracht. Het zal nooit te gronde gericht worden, maar voortgaan totdat de doeleinden van de Almachtige zijn verwezenlijkt — elk beginsel dat sinds het begin van de wereld door de profeten is gesproken. Het is Gods werk, dat Hijzelf, op basis van zijn eigen wijsheid en niet die van de mens, in de laatste dagen op aarde heeft hersteld.23

Het evangelie is voor alle volken en de kerk zal vóór de wederkomst van de Zoon des Mensen overal, in alle naties, tot in de uithoeken van de aarde, worden gevestigd.24

Ik weet en getuig dat de doeleinden van de Heer op aarde zullen worden verwezenlijkt. De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zal blijven bestaan. Het werk van de Heer zal zegevieren. Geen macht op aarde kan de verspreiding van de waarheid en de prediking van het evangelie in alle naties tegenhouden.25

Ik laat u mijn zegen en mijn belofte dat God met zijn volk is. Het werk waarbij wij betrokken zijn, zal zegevieren en voortrollen totdat de eeuwige doeleinden van de Heer zijn verwezenlijkt.26

Suggesties voor studie en onderwijs

Vragen

  • Hoe kunnen wij het voorbeeld van president Smith in ons kerkwerk volgen? (Zie ‘Uit het leven van Joseph Fielding Smith’.)

  • Overweeg president Smiths leringen over de herstelling van het evangelie (zie paragraaf 1). Hoe voelt u zich als u eraan denkt dat u in de tijd leeft waarin de herstelde Kerk van Jezus Christus op aarde is?

  • President Smith getuigde dat Jezus Christus aan het hoofd van de kerk staat (zie paragraaf 2). Hoe kunt u daarover uw getuigenis geven aan iemand die geen lid van de kerk is?

  • Hoe hebben de organisaties en programma’s van de kerk ertoe bijgedragen dat u de zegeningen genoemd in paragraaf 3 hebt ontvangen? Hoe hebben ze uw gezin geholpen?

  • President Smith zegt: ‘Onze Heiland is in de wereld gekomen om ons naastenliefde te leren’ (paragraaf 4). Hoe kunnen we als huisonderwijzer of huisbezoekster Jezus’ voorbeeld van liefde volgen?

  • Uit paragraaf 5 leert u dat deze bedeling anders is dan andere. Hoe kan die kennis van invloed zijn op uw werk in de kerk? Hoe voelt u zich als u denkt aan het voorbereiden van de wereld op de wederkomst?

Relevante Schriftteksten

Mosiah 18:17–29; LV 1:30; 65:1–6; 115:4; 128:19–22

Onderwijstip

‘Als u een gevarieerde hoeveelheid leerzame activiteiten gebruikt, zullen de leerlingen de evangeliebeginselen beter begrijpen en onthouden. Een zorgvuldig gekozen methode kan een beginsel duidelijker, interessanter en onvergetelijk maken.’ (Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], p. 89.)

Noten

  1. Zie Joseph Fielding Smith jr. en John J. Stewart, The Life of Joseph Fielding Smith (1972), p. 16.

  2. In: The Life of Joseph Fielding Smith, p. 4.

  3. ‘My Dear Young Fellow Workers’, New Era, januari 1971, p. 5.

  4. In: Conference Report, oktober 1944, pp. 140–141.

  5. ‘Out of the Darkness’, Ensign, juni 1971, p. 4.

  6. In: Conference Report, april 1970, p. 4.

  7. ‘Use the Programs of the Church’, Improvement Era, oktober 1970, p. 3.

  8. In: Conference Report, april 1970, p. 113.

  9. ‘For Thus Shall My Church Be Called’, Improvement Era, april 1970, p. 3.

  10. ‘Counsel to the Saints and to the World’, Ensign, juli 1972, p. 27.

  11. In: Conference Report, oktober 1968, p. 123.

  12. In: Conference Report, oktober 1970, p. 8.

  13. ‘The One Fundamental Teaching’, Improvement Era, mei 1970, p. 3.

  14. ‘Use the Programs of the Church’, pp. 2–3.

  15. ‘The One Fundamental Teaching’, p. 3.

  16. In: Conference Report, april 1968, p. 12.

  17. In: Conference Report, april 1966, p. 102.

  18. In: Conference Report, april 1970, p. 59.

  19. In: Conference Report, april 1970, p. 114.

  20. ‘A Peculiar People: Gospel Dispensations’, Deseret News, 5 december 1931, kerkkatern, p. 6.

  21. ‘A Call to Serve’, New Era, november 1971, p. 5.

  22. In: Conference Report, British Area General Conference 1971, p. 5.

  23. In: Conference Report, oktober 1968, p. 123.

  24. In: Conference Report, British Area General Conference 1971, p. 176.

  25. ‘Counsel to the Saints and to the World’, p. 28.

  26. In: Conference Report, april 1970, pp. 148–149.