2008
Extra ideeën voor de participatieperiode, februari 2008
Februari 2008


Extra ideeën voor de participatieperiode, februari 2008

Jeugdwerkleidsters kunnen de volgende ideeën gebruiken als aanvulling op de participatieperiode in deze uitgave van de Liahona. Voor de les, de instructies en de activiteit die overeenkomen met deze ideeën, raadpleegt u ‘De kracht die ik elke keer bij het lezen voel’ op pp. K4 en K5 van De Kindervriend in deze uitgave.

1. Leg uit dat we het evangelie naleven door wat we doen en wat we zeggen. Zet Het evangelie naleven op het bord. Maak twee kolommen onder Het evangelie naleven. Boven de eerste kolom zet u het woord Doen. Boven de tweede kolom zet u het woord Zeggen.

Vertel enkele verhalen uit de Bijbel (Daniël, Mozes, Noach, Johannes de Doper enzovoort.) Vraag de kinderen hoe de mensen in de Schriften het evangelie naleven door wat ze doen en zeggen. Zet hun antwoorden op het bord.

Bespreek de antwoorden van de kinderen. Bedenk enkele praktijkgevallen aan de hand waarvan de kinderen kunnen leren hoe ze het evangelie kunnen naleven. (Zie Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], pp. 170–171.) Deel het jeugdwerk op in groepjes en geef elk groepje een praktijkgeval. Geef ieder groepje voldoende tijd om het praktijkgeval te bespreken en te bedenken wat zij zouden doen en zeggen. Bespreek hun ideeën met het jeugdwerk. Zet hun ideeën op het bord. Bevestig het beginsel dat we het evangelie naleven door wat we doen en zeggen. Zing ‘Ik leef naar het evangelie’ (Kinderliedjes, p. 72). Geef uw getuigenis dat de verhalen uit de Bijbel ons leren hoe we het evangelie moeten naleven.

2. Aan de hand van ‘Volg de profeet’ (Kinderliedjes, p. 58) of de extra coupletten van ‘Verhalen uit het Boek van Mormon’ (Kinderliedjes, pp. 62–63), maakt u een raadspel met aanwijzingen waarmee de kinderen de personen uit de Schriften kunnen vinden en de beginselen die zij naleefden en verkondigden. (Zie Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], pp. 172–173.) (Voor jongere kinderen kunt u illustraties uit de ‘Evangelieplaten’ gebruiken om personen uit de Schriften te vinden.)

Speel het raadspel. Als de kinderen de identiteit van de personen uit de Schriften hebben vastgesteld, vertelt u het verhaal en bespreekt u het evangeliebeginsel dat de persoon naleefde. Zing het couplet of het lied over die persoon en bespreek hoe de kinderen de evangeliebeginselen kunnen naleven. Ga door totdat alle personen zijn gevonden en het desbetreffende couplet is gezongen. Getuig dat we uit de Schriften kunnen leren hoe we het evangelie moeten naleven.

3. Lied: ‘Al de verhalen van Jezus’ (Kinderliedjes, 36). Neem een foto van een jong kind mee en vraag de kinderen wat een kind een ouder kan vragen. Zing de laatste regel van het eerste couplet voor de kinderen en vraag: ‘Waar vraagt dit kind om?’ Laat de kinderen antwoorden. Laat de kinderen deze regel met u meezingen. Noem de titel van het lied en leg uit dat het een verzoek is om naar de verhalen van Jezus te luisteren.

Zet de woorden van het lied op een groot vel papier. Zing de eerste regel van het eerste couplet voor de kinderen en laat ze luisteren naar de zinsnede ‘hoor ik zo graag’. Bespreek waarom het belangrijk is om met onze oren en ons hart te horen.

Zing de tweede regel voor de kinderen en zing de regel dan samen. Vraag de kinderen wat zij Jezus ‘vandaag’ zouden vragen.

Zing de derde regel voor de kinderen. Laat illustraties uit het Nieuwe Testament zien (uit de Evangelieplaten) om de kinderen visuele aanwijzingen te geven voor de derde regel. Zing de derde regel samen. Zorg ervoor dat de kinderen de betekenis van de woorden begrijpen.

Zing samen het eerste couplet. Herinner de kinderen eraan dat de verhalen over Jezus in de Schriften staan. Geef uw getuigenis dat de verhalen van Jezus een zegen voor u zijn.