2003
De zegen van levend water
Mei 2003


De zegen van levend water

Levend water geneest. Het voedt en versterkt. Het geeft vrede en vreugde.

In het begin van zijn bediening reisde Christus eens van Jeruzalem naar de plaats waar Hij zijn jeugd had doorgebracht: Nazaret, in Galilea. Hij kwam door Samaria en omdat Hij moe was van de reis, nam Hij een rustpauze bij de aloude put van Jakob. Terwijl Jezus op zijn discipelen zat te wachten, die in een dorp daar vlakbij eten haalden, kwam er een Samaritaanse vrouw bij de put. U kent het verhaal. Toen Jezus haar wat te drinken vroeg, was ze verbaasd dat een Jood haar zo’n verzoek deed. Eeuwenlang al beschouwden de Joden en de Samaritanen elkaar als de vijand. Maar Christus zei tegen haar dat zij, als ze begreep wie tegen haar sprak, Hem om water zou vragen — levend water, water dat haar dorst voor altijd zou lessen. Ze begreep het uiteraard niet, en dus legde Hij het uit:

‘Een ieder, die van dit water drinkt, zal weder dorst krijgen; maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven’ (Johannes 4:13–14).

De Samaritaanse vrouw vond nooit meer drinken nodig hebben een aantrekkelijke gedachte. Zware waterkruiken van de put naar huis dragen, was arbeid die ze beslist niet zou missen. Maar toen Christus tot haar getuigde dat Hij de Messias was, en toen de Geest haar bevestigde dat dit waar was, drong het tot haar door dat Jezus van grotere waarheden sprak. Ze liet het water uit de put staan en ging haastig anderen zoeken die misschien ook wilden komen luisteren. Ik betwijfel echter of zij, ten minste toen, geheel begreep — en of wij geheel begrijpen — wat het inhoudt als er een fontein van levend water in ons is.

Levend water geneest. Het voedt en versterkt. Het geeft vrede en vreugde.

Een vrouw die ik ken, worstelde met boosheid jegens iemand die haar en haar gezin had gekwetst. Hoewel ze tegen haar kinderen zei dat ze niet bitter of haatdragend moesten zijn, worstelde ze zelf met die gevoelens. Pas toen ze haar hemelse Vader er wekenlang om gesmeekt had, voelde ze een verandering. Ze zei: ‘Op een goede dag in een tijd waarin ik bijna voortdurend bad, kwam de genezing. Er ging een fysieke sensatie door mijn lichaam. Vervolgens kreeg ik een gevoel van veiligheid en vrede. Ik wist dat alles goed zou komen met mijn gezin en mij, wat er ook gebeurde. De boosheid ging weg en mijn verlangen naar vergelding ook.’

Het levende water is het evangelie van Jezus Christus; haar boodschapper is de Heilige Geest. Mijn vriendin wist wat het goede was. Ze had haar gezin de juiste raad gegeven. Maar pas toen ze zelf nederig genoeg werd om van het water te drinken — om de Heilige Geest te voelen — kon ze genezen.

Het afgelopen jaar heb ik met veel vrouwen gesproken — en met hun priesterschapsleiders — en ik heb daarbij vaak gehoord van de genezende kracht van Christus. Er is zoveel lijden in dit sterfelijk leven, zoveel oorzaken van pijn. Ik ken mensen die hun geliefden het gevaar tegemoet hebben zien gaan en die dagelijks bidden voor hun veiligheid in de oorlog. Ik spreek met ouders die bezorgd zijn om hun kinderen, zich bewust van de verleidingen waaraan zij blootstaan. Ik heb dierbare vrienden die lijden onder de verwoestende gevolgen van chemotherapie. Ik ken alleenstaande ouders die door hun partner in de steek gelaten zijn en hun kinderen alleen grootbrengen. Ik heb zelf te maken gehad met de ondermijnende invloed van depressiviteit. Maar ik heb uit eigen ervaring geleerd, en dat hoor ik ook van anderen, dat we nooit aan ons lot worden overgelaten. We worden niet in de steek gelaten. Er is een fontein van goedheid, van kracht en vertrouwen in ons, en als we met een gevoel van geloof luisteren, worden we opgebeurd. We worden genezen. Niet alleen overleven we, maar we houden van het leven. We lachen, we genieten; we gaan met geloof voorwaarts.

Het levende water voedt ook. Ik getuig tot u dat Christus, zoals Hij heeft beloofd, tot allen komt die zwaar belast zijn; Hij geeft ons rust. (Zie Matteüs 11:28.) Hij ondersteunt ons als wij moe zijn. Een stromende bron verfrist voortdurend — als we ervan drinken. Trots kan het effect ervan tenietdoen, evenals achteloosheid. Maar zij die met volle teugen van het water drinken, worden niet alleen zelf geheeld, maar worden voor anderen een fontein, omdat dan de ene geest de andere voedt.

Vorig jaar overleed een vriendin van ons. Lucile was 89 jaar en ze was al meer dan twintig jaar weduwe. Ze was niet rijk, ze was niet beroemd en het grootste deel van de wereld wist niet dat ze was heengegaan. Maar haar familie wist het wel. Haar buren wisten het ook. En de leden van de wijk wisten het. Voor allen die haar liefde gevoeld hadden, had de wereld aan waarde ingeboet. In de jaren dat zij weduwe was, had Lucile ernstige moeilijkheden doorstaan, waaronder de dood van een geliefde kleinzoon en ouderdomskwalen. Maar Lucile voedde iedereen die ze kende met haar geest, met haar zelfgebakken lekkers, haar quilts en gehaakte dekens, haar humor en gewilligheid. En ze werkte graag in de tempel. Op een lentedag in 1981 schreef ze in haar dagboek: ‘Vanochtend liep ik om half vier naar de tempel. Ik keek naar de vlag die zachtjes in de wind wapperde en naar de mooie lucht, en ik bedacht dat ik blij was dat ik daar was. Ik had medelijden met alle mensen die sliepen en daardoor het ontwaken van een prachtige dag misliepen.’

Wij denken er om half vier ’s ochtends meestal niet aan dat de wereld ontwaakt, we draaien ons om die tijd nog eens heerlijk om in bed en hebben geen medelijden met onszelf. Maar wat een houding! Slechts een innerlijke stroom van goedheid kan daar een verklaring voor zijn. Was haar geest al zo zuiver toen ze vijftien was, vijfentwintig of misschien vijfenvijftig? Dat weet ik niet. De meesten van ons zullen wel hun hele leven naar de Heilige Geest moeten luisteren voordat we de stem van God zo goed kennen, en voordat we zoveel vertrouwen in het levende water hebben dat we het de hele dag kunnen proeven — vooral een dag die om half vier begint. Ik geloof echter dat het levende water Lucile heeft gesterkt in die lange jaren waarin ze in zelfmedelijden had kunnen verzinken en haar leven, haar geest, voorzag iedereen die ze kende van voedsel.

Het levende water kan nog vrede en vreugde verschaffen als de bron in ons lijkt te zijn opgedroogd. Onlangs hoorde ik dat een vrouw een zoon had die emotioneel ziek was en onverwacht overleed. Het gezin was er kapot van. De moeder kon zich niet voorstellen dat ze zich ooit nog gelukkig zou voelen. Maar een jonge vrouw, een van haar voormalige lauwermeisjes die nu een jonge ZHV-zuster en haar huisbezoekster was, was haar tot zegen. Deze zuster zei: ‘U heeft mij geholpen; nu help ik u — en samen slaan we ons er doorheen.’ Er kwam weer vrede in haar leven, ja, zelfs vreugde.

De volledige verfijning van onze geest vergt misschien een heel leven — en langer — maar het levende water staat ons allen ter beschikking, ook de jongeren. Het inspireert mij als jonge vrouwen in de kerk, die vanaf hun kinderjaren geestelijke training hebben ontvangen, in de ZHV komen en dan onmiddellijk de ervarener vrouwen daar versterken. En het verblijdt mij enorm als diezelfde jonge vrouwen beseffen hoeveel zij kunnen leren van vrouwen die ouder zijn dan zij. Vrede komt tot ons van de Heer, maar wij kunnen elkaar die vrede helpen voelen door elkaar in onze lasten en ons geluk te laten delen.

De belofte van Christus is eenvoudig en edel: ‘Vrede laat Ik u, mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd’ (Johannes 14:27). Broeders en zusters, overal om ons heen is beroering. Het gaat slecht met de economie; gezinnen hebben het moeilijk; we leven in, zoals president Hinckley het noemde, ‘een gevaarlijke tijd’. (‘De tijd waarin wij leven’, Liahona, januari 2002, p. 83.) Maar het levende water biedt ons nog steeds vrede en vreugde. Als we rechtschapen leven, als we alles hebben gedaan wat we kunnen, is vertrouwen een van de gaven die we ontvangen. De Heer zegt ons: ‘(…) wees stil, en weet, dat Ik God ben’ (LV 101:16). Te midden van chaos, moeten wij pal staan. We moeten, evenals de vroege heiligen, naar de Geest luisteren die ons zegt dat ‘alles wel’ is (‘Komt, heil’gen, komt’, lofzang 15). Er is reden voor bezorgdheid, maar er is meer reden voor innerlijke vrede.

De Samaritaanse vrouw keek naar het gezicht van Christus, luisterde naar zijn stem en herkende Hem in een tijd waarin de meesten alles wat Hij leerde, afwezen. Wij kennen Hem ook, of liever gezegd: dat is mogelijk, als we toelaten dat zijn genezende kracht, zijn voedende kracht, zijn vrede en vreugde door ons heen stromen als ‘een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven’. Dat wij dat zullen doen, is mijn gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.