2003
Jij bent een kind van God
Mei 2003


Jij bent een kind van God

Vergeet nooit, lieve jonge vrienden, dat je echt een kind van God bent (…) een kind van wie Hij houdt en dat Hij wil helpen en zegenen.

Beste jonge vrienden, geliefde jongens en meisjes, ik ben zo dankbaar dat ik samen met jullie de 125ste verjaardag van het jeugdwerk kan vieren.

Ik denk dat er in de kerk nog nooit zo´n bijeenkomst voor jongens en meisjes is geweest. We zijn in dit prachtige Conferentiecentrum hier in Salt Lake City. Het is vol kinderen, hun leerkrachten en hun ouders — wel 21 duizend. En in duizenden andere gebouwen over de hele wereld zijn jullie bijeengekomen om deze fijne viering mee te maken. Mijn woorden worden in veel talen vertaald. We wonen in verschillende landen en hebben verschillende vlaggen. Maar we hebben allemaal één ding gemeen: We zijn allemaal lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. En dat jullie op al die verschillende plekken bijeenkomen, is een teken dat de kerk enorm is gegroeid sinds zij is gesticht.

De kerk heeft niet altijd een jeugdwerk gehad. In de eerste 48 jaar van haar geschiedenis hadden de jongens en meisjes geen eigen organisatie. Een heel lieve vrouw die Aurelia Spencer Rogers heette, vond dat de kleine jongens hun eigen organisatie moesten hebben om ‘betere mannen te leren worden’.

Haar idee werd voorgelegd aan de president van de kerk, dat was toen John Taylor. Hij dacht: als een eigen organisatie goed is voor kleine jongens, is het ook goed voor kleine meisjes, want dan zou het zingen beter gaan klinken. En zo kwam het dat 125 jaar geleden het eerste jeugdwerk bijeenkwam met 224 jongens en meisjes ‘om gehoorzaamheid, geloof in God, gebed, stiptheid en goede manieren te leren.’ (Encyclopedia of Mormonism, 5 delen [1992], deel 3, p. 1146.)

Uit dat kleine begin is het jeugdwerk gegroeid tot een onderdeel van de kerk dat over de hele wereld te vinden is. Nu zijn er bijna een miljoen kinderen in het jeugdwerk.

Dat is goed, want jongens en meisjes moeten net zo goed hun eigen organisatie hebben als jongemannen en jongevrouwen en oudere leden van de kerk hun eigen organisaties hebben waar ze les krijgen.

De drie vrouwen die tot jullie hebben gesproken, geven leiding aan het jeugdwerk over de hele wereld. Samen hebben zij 23 kinderen, dus ze weten wat jullie interesseert.

Wat hebben jullie geluk, jonge vrienden, dat jullie zulke fijne leerkrachten hebben. Ze hebben jullie erg lief, en ze willen jullie graag elke week zien en jullie vertellen over de wegen van de Heer.

Broeder Artel Ricks heeft een interessant verhaal over een geïnspireerde jeugdwerklerares. Artel was een jongetje van vijf of zes. Op een avond had de familie het aan tafel over tiende. Ze vertelden hem dat ‘tiende één tiende deel is van alles wat we verdienen, en iedereen die de Heer liefheeft, betaalt Hem tiende’.

Hij had de Heer ook lief en wilde Hem dus zijn tiende geven. Hij haalde zijn spaargeld tevoorschijn en legde daarvan een tiende deel apart. Hij zegt: ‘Ik ging naar de enige kamer in het huis met een slot op de deur — de badkamer — en knielde bij de badkuip neer. Ik hield de drie of vier munten in mijn open hand en vroeg de Heer om ze te accepteren. [Ik was er zeker van dat Hij zou verschijnen om de munten in ontvangst te nemen.] Ik bepleitte dat enige tijd bij de Heer [maar er gebeurde niets. Waarom wilde Hij mijn tiende niet accepteren?] Toen ik opstond, voelde ik me zo naar dat ik niemand durfde te vertellen wat er was gebeurd. (…)

‘Enkele dagen later zei de jeugdwerklerares dat ze het gevoel had iets uit te moeten leggen dat niet in de les stond. Ik zat er verbaasd bij toen ze ons leerde hoe je tiende betaalt [aan de bisschop, de dienstknecht van de Heer]. Maar ik leerde iets dat veel belangrijker was dan de vraag hoe je tiende moet betalen. Ik leerde dat de Heer mijn gebed had gehoord en verhoord, dat Hij me liefhad, en dat ik belangrijk voor Hem was. In latere jaren ging ik nog een andere les waarderen die mijn jeugdwerklerares me had geleerd die dag — onderwijzen met de Geest.

‘De herinnering aan die les was zo ontroerend dat ik er dertig jaar lang niemand over kon vertellen. Zelfs nu, na zestig jaar, vind ik het nog moeilijk om erover te vertellen zonder dat me de tranen in de ogen schieten. Het is jammer dat een fantastische jeugdwerklerares nooit heeft geweten dat de Heer door haar tot een kleine jongen had gesproken.’ (‘An Answer to Prayer’, Tambuli, mei 1988, p. 28.)

Toen ik een kleine jongen was, ging ik naar het jeugdwerk. In die tijd kwamen we op dinsdagmiddag bij elkaar, na school. In mijn herinnering lijkt het wel of we altijd moe en hongerig waren als we laat in de middag van school kwamen. Maar onze leraressen waren zo aardig voor ons. Vaak namen ze koekjes voor ons mee. Maar belangrijker was dat ze ons fijne lessen gaven. Daar leerden we van Jezus en zijn grote liefde voor ons. We leerden van God, onze eeuwige vader, tot Wie wij in gebed konden komen.

We leerden van de jonge Joseph, die het bos inging om te bidden en antwoord kreeg op zijn gebed toen onze hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus hem bezochten. Daar leerden we van de kerkgeschiedenis, van de moedige en getrouwe mannen en vrouwen, jongens en meisjes die zo hard werkten om de kerk sterk te maken. Daar leerden we dat we altijd lief en behulpzaam voor elkaar moeten zijn. We leerden dat het erg belangrijk is om thuis te helpen. We leerden ons ordelijk gedragen.

Het jeugdwerk is nu op zondag. In veel opzichten is dat een betere dag. We zijn nog niet moe van een lange dag op school. Ik weet dat jullie het jeugdwerk vrij lang vinden duren, maar onze leerkrachten zijn goed voorbereid. En we hebben niet alleen goede lessen, maar ook activiteiten.

Daar zingen we samen de fijne liedjes van het jeugdwerk. Een liedje dat we zongen toen ik klein was, ging zo:

Vader, laat uw godd’lijk licht

Schijnen op ons nu,

raak toch onze ogen aan,

leer ons over U.

Vader, moog’ met onze hulp uw woord gaan overal:

het waarheidsvuur gloeit in ons hart,

daarvoor staan wij pal.

(‘Het licht van God’, Zing maar mee, B–26)

De woorden van dat prachtige lied zijn geschreven door Matilda W. Cahoon, die mijn lerares op de basisschool was.

Nu hebben jullie het prachtige boek Kinderliedjes, dat vol staat met allerlei soorten muziek alleen voor jullie. Sommige van die liedjes zijn vandaag al gezongen. We hebben samen dat prachtige liedje gezongen dat voor jullie, jeugdwerkkinderen, geschreven is, maar tegenwoordig door iedereen in de kerk gezongen wordt. Het is zo’n mooi lied. En er staan zulke grote waarheden in.

Ik ben een kind van God,

door Hem op aard’ gebracht.

Hij heeft mij met een veilig thuis

en ouders lief bedacht.

Leid mij, help mij, blijf dicht bij mij,

vraag ik hun steeds weer,

leer mij al wat ik moet doen

dat ik tot Hem wederkeer.

(‘Ik ben een kind van God’, lofzang 195)

Wat een prachtig lied is dat. En wat staat er een geweldige waarheid in. Jullie hebben een aardse vader. Hij is de lieve metgezel van je moeder. Ik hoop dat je van hem houdt, en dat je naar hem luistert. Maar je hebt nog een andere vader. Dat is je Vader in de hemel. Hij is de Vader van je geest, net zoals je aardse vader de vader van je lichaam is. En het is net zo belangrijk om je Vader in de hemel te gehoorzamen als je aardse vader.

We praten met onze aardse vader. Hij is onze goede vriend, beschermer, degene die over het algemeen zorgt dat we eten, kleren en een thuis hebben. Maar we praten ook tot onze Vader in de hemel. Dat doen we in gebed. Ik hoop dat jullie elke avond en ochtend op je knieën gaan en met je Vader in de hemel praten. Ik hoop dat jullie Hem ’s morgens bedanken voor je nachtrust, voor de warmte, de gemakken en de liefde die je thuis hebt. Ik hoop dat jullie Hem vragen om die dag over je te waken en je te leiden. Ik hoop dat jullie voor je vader en je moeder en je broers en zussen bidden, en dat je denkt aan alle mensen die ziek en behoeftig zijn. Ik hoop dat jullie bij het bidden aan de zendelingen van de kerk denken.

En ik hoop dat jullie ’s avonds vóór het slapen gaan weer op je knieën gaan en Hem danken voor de zegeningen van die dag. Dank Hem nog een keer voor je ouders en je leerkrachten. Vraag Hem om je te zegenen met een goede nachtrust en om alle andere mensen te zegenen, en vooral mensen in nood of die niet genoeg te eten hebben en geen goede plek om te slapen.

Als je weet dat je een kind van God bent, is het toch niet teveel gevraagd om elke dag een paar minuten de tijd te nemen om met je Vader in de hemel te praten?

Als je echt weet dat je een kind van God bent, dan weet je ook dat Hij veel verwacht van jou, zijn kind. Hij verwacht van je dat je zijn leringen volgt en de leringen van zijn geliefde Zoon Jezus. Hij verwacht van je dat je vriendelijk en aardig bent voor andere mensen. Hij vindt het niet fijn als je vloekt of smerige taal gebruikt. Hij vindt het niet fijn als je op de een of andere manier oneerlijk bent, als je ook maar een beetje steelt of bedriegt. Hij is blij als je in je gebeden tot Hem denkt aan mensen die het minder goed hebben dan jij. Hij zal over je waken, zal je leiden en beschermen. Hij zal je zegenen in je werk op school en in het jeugdwerk. Hij zal je thuis zegenen en dan word je een betere jongen of een beter meisje: je wordt je ouders gehoorzaam, maakt minder ruzie met je broers en zussen, en helpt thuis met karweitjes.

En zo groei je uit tot een sterke jongeman of -vrouw in de kerk. Je wordt ook een beter lid van de samenleving.

Elke man of vrouw die ooit op aarde heeft geleefd, zelfs de Heer Jezus, was ooit een jongen of een meisje zoals jij. Ze groeiden volgens het voorbeeld dat ze kregen. Als dat een goed voorbeeld was, dan werden ze goede mannen en vrouwen.

Vergeet nooit, lieve jonge vrienden, dat je echt een kind van God bent, dat iets van zijn goddelijke aard heeft geërfd, een kind waar Hij van houdt, en dat Hij wil helpen en zegenen. Ik bid dat onze hemelse Vader je zal zegenen. Moge Hij goedgunstig op jullie neerkijken. Mogen jullie zijn paden bewandelen en zijn leringen volgen. Mogen jullie nooit de slechte woorden gebruiken die de jongens en meisjes op school vaak gebruiken. Mogen jullie altijd tot Hem bidden, altijd bidden in de naam van zijn geliefde Zoon, de Heer Jezus Christus. Mogen wij allemaal besluiten om Hem altijd in geloof te volgen. Moge het leven goed voor jullie zijn, want jullie zijn echt kinderen van God, die zijn liefde en zegeningen verdienen.

Vergeet nooit dat je lid bent van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Ik bid dat de Heer jullie zal zegenen en ik geef jullie mijn liefde in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.