2003
Bekommert u over het leven der ziel
Mei 2003


Bekommert u over het leven der ziel

Werkelijk bekeerde discipelen, zullen zich, hoewel nog steeds onvolmaakt, op elke dag, in elk decennium, te midden van welke decadentie en vernietiging ook, bekommeren om ‘het leven der ziel’.

Binnen de maalstroom van de wereldse verwikkelingen — verwikkelingen waarvan wij niet volledig verschoond kunnen blijven — voltrekt zich ononderbroken het echte gevecht van de mens, met name, of wij, te midden van de zorgen van de wereld, ons al dan niet bekommeren om wat de Heer ‘het leven der ziel’ noemt. Hoe intens we ook betrokken zijn bij verwikkelingen die zich buiten ons afspelen, die innerlijke strijd gaat voort in zowel rustige als roerige tijden. En of men dat nu inziet of niet, dit is het agendapunt waar het in dit leven van geslacht op geslacht onveranderlijk om draait.

Als we proberen de geboden van God te onderhouden, wordt ‘de innerlijke [mens] van dag tot dag vernieuwd.’ (2 Korintiërs 4:16.) Dan kunnen we, zelfs op slechte dagen, ‘onze eigen ziel bewaren’, ongeacht wat er zich rondom ons afspeelt. (Zie Spreuken 19:16.) Toegegeven, sommige beslissingen over het ‘bewaren’ van onze ziel worden genomen in anderszins onbewogen tijden, zoals in het geval van de verloren zoon. Hij hoedde dag in dag uit de varkens, totdat hij op een goede dag tot zichzelf kwam (Lucas 15:17). Wat er zich op die dag in dat verre land nog meer mag hebben afgespeeld, de verloren zoon had in elk geval zijn wegen overdacht en was tot de beslissing gekomen dat hij zou ‘opstaan en naar mijn vader gaan’. (Lucas 15:18; zie ook Psalmen 119:59.) Verandering volgde op zelfwaarneming. Toch zal een enkele varkenshoeder op weg naar huis de voorbijgangers nauwelijks zijn opgevallen, hoewel hij zaken van eeuwig belang had doorgemaakt.

Bij andere gelegenheden zal de wisselwerking tussen wat er zich uiterlijk en innerlijk voordoet echter duidelijker waarneembaar zijn. Zo moest Pilatus een ogenschijnlijk plaatselijk opstootje afhandelen waarbij een zekere Jezus van Nazaret betrokken was. Zijn recente verzoening met Herodes — met wie Pilatus ‘in vijandschap’ (Lucas 23:12) had geleefd — was ongetwijfeld politiek nieuws onder ‘ingewijden’. Hoewel hij innerlijk twijfelde, gaf hij toch toe aan een gemanipuleerde menigte en verleende hij Barabbas in plaats van Jezus gratie. Daarop keerde Pilatus, naar verluidt, naar Caesarea terug. Hij had de handen gewassen, en toch kleefde er nog vuil aan. Christus echter vervolgde zijn weg van Getsemane naar Golgota, om de hartverscheurende maar algeheel bevrijdende verzoening tot stand te brengen, die voor miljarden de opstanding mogelijk maakte.

In deze tijd trekken dan wel de oorlogswolken samen boven zowel bozen als goeden, maar Christus’ glorieuze gave van de heerlijke opstanding zal over ons allen worden uitgestort! Zoals de witte golftoppen niets onthullen over wat zich in de diepten van de zee afspeelt, zo vonden er, wat de verzoening betrof, zaken van universeel en eeuwig belang plaats in een hof en op een afgelegen heuvel.

De ontvouwing van de werken Gods voltrekt zich vaak in stilte. Welke directe economische redenen het gezin Smith bijvoorbeeld ook gehad mag hebben om van New England naar het Noorden van New York te verhuizen, ze werden wel — zonder dat ze het wisten — naar heilige platen geleid, die, begraven in de heuvel Cumorah, klaarlagen om ‘een getuige van Christus’ te worden ‘zolang de aarde zal bestaan’. (2 Nephi 25:22.)

Ook al leven we in een tijd van gewapende conflicten, toch blijft het juist daarom nog steeds het belangrijkste om ons te bekommeren over ‘het leven der ziel’. Hoewel gebeurtenissen medebepalend kunnen zijn voor beslissende momenten waarop het beste in de mens naar boven komt, kan onrust nooit een excuus zijn voor het wegvallen van innerlijke voornemens, zelfs als sommigen hun voornemens zo makkelijk terzijde schuiven. Als er hier en daar vijandigheden uitbreken, hoeven wij nog niet onze verbonden te verbreken! Zo wordt overspel niet aannemelijk omdat een oorlog echtgenoten van elkaar scheidt. Het zevende gebod heeft geen voetnoot waarin staat: ‘Gij zult niet echtbreken, tenzij het oorlogstijd is.’ (Zie Exodus 20:14.)

In een andere oorlogstijd gaf president David O. McKay de leden in de krijgsmacht de raad ‘zedelijk rein te blijven’ te midden van ‘de bruutheid van de oorlog’. (Conference Report, april 1969, p. 153.)

Zelfs al staan naties tegen naties op, dan geeft dat zakenpartners nog niet het recht om op te staan tegen hun partners of tegen aandeelhouders door te stelen of een vals getuigenis af te leggen. Daarmee schenden ze zowel het achtste als het negende gebod — ook hier zijn er geen verschonende voetnoten. (Zie Exodus 20:15–16.)

Onzekerheid over de wereldsituatie rechtvaardigt geen zedelijke onzekerheid; evenmin zal oorlogsgedruis onze zonden bedekken noch verduisteren voor Gods alziend oog. Bovendien vervangen militaire overwinningen nog altijd niet de persoonlijke overwinningen van zelfbeheersing. Evenmin doet de onder de mensen voortwoekerende haat niets af aan Gods volmaakte en verlossende liefde voor al zijn kinderen. Evenmin kunnen duistere misten van deze tijd veranderen dat Christus het Licht van de wereld is!

Laten we derhalve zijn als de jongeman die bij Elisa op de berg was. Hoewel hij zich eerst liet intimideren door de wagens van de vijand die de stad had omsingeld, werden de ogen van de jongen geopend, en zag hij ‘vurige paarden en wagens’, waaruit duidelijk bleek dat ‘zij, die bij ons zijn, talrijker [zijn] dan zij, die bij hen zijn.’ (2 Koningen 6:16, 17.) Broeders en zusters, die geestelijke getallenleer is onveranderd gebleven!

Onze eigen intellectuele tekortkoming en verwarring doen niets af aan Gods ontzaglijke voorkennis, die rekening houdt met de keuzes waarvoor wij verantwoordelijk zijn. Te midden van onvolledige persberichten en rechtstreekse verslaggeving over verschillende conflicten, leeft God in een ‘eeuwig heden’, waarin verleden, heden en toekomst voortdurend met Hem zijn. (Zie LV 130:7.) Zijn goddelijke besluiten staan vast, daar er niets is dat Hij zich in zijn hart voorneemt, wat Hij niet zal doen. (Zie Abraham 3:17.) Hij kent het einde van het begin! (Zie Abraham 2:8.) God is zeer wel ‘in staat [zijn] eigen werk te doen’ en al zijn doelstellingen te verwezenlijken, iets wat niet gezegd kan worden van de minutieus uitgewerkte plannen van de mens, aangezien we zo vaak onze keuzevrijheid verkeerd gebruiken! (Zie 2 Nephi 27:20.)

God heeft ons verzekerd:

‘Ik zal u voortleiden’ (LV 78:18).

‘Ik zal in uw midden zijn’ (LV 49:27).

Hij zal ‘in [onze] tijden van moeite met [ons] zijn’ (LV 3:8), broeders en zusters, ook door de leiding van zijn levende profeet, president Gordon B. Hinckley.

Waar het intussen bij de beslissende momenten in het ‘leven der ziel’ om blijft draaien is of wij de dagelijkse keuzes tussen vriendelijkheid en boosheid, barmhartigheid en onrecht, grootmoedigheid en laagheid tegemoet treden op basis van zelfzucht of van zelfverloochening.

Oorlogen doen niet het tweede gebod teniet. Dat gebod kent geen grenzen. Wie dat gebod navolgen, dragen geen specifieke nationale kentekens noch zijn ze van een welbepaalde huiskleur.

Zelfs als we honger hebben, kunnen we toch reageren als de weduwe die met haar laatste maaltijd Elisa voedde. (Zie 1 Koningen 17:8–16.) Een dergelijke daad als men zelf echt ontbeert, is altijd roerend. In zijn jongenstijd probeerde een fantastische bisschop uit mijn jeugd, M. Thirl Marsh, in de crisisjaren herhaaldelijk werk te krijgen in de mijnen. Hoewel eigenlijk te jong, maar groot van gestalte, bleef hij het proberen en uiteindelijk werd hij aangenomen. Zijn vrienden hadden dat geluk niet. Kennelijk heeft de milddadige Thirl meer dan eens, na een dag van zware arbeid, zijn verdiende loon gedeeld met die vrienden, totdat ook zij werden aangenomen. Het is dan ook geen wonder dat hij later in zijn leven zo’n zorgzame herder van de kudde was.

Wanneer we nadenken over ‘het leven der ziel’, doen we er goed aan om ons eerst met onze eigen volledige bekering bezig te houden. Het evangeliezaad moet immers eerst in ‘goede aarde’ vallen, wat naar het woord van Jezus inhoudt, bij hen met een ‘goed en vroom hart’. (Lucas 8:15.) Vervolgens hoort de persoon in kwestie het woord met blijdschap, verstaat het, draagt vrucht en volhardt, waarbij hij uiteindelijke leert wat het wil zeggen om ‘te hongeren en dorsten naar gerechtigheid’. (Zie Matteüs 13:20, 23; bijbelvertaling van Joseph Smith, Matteüs 13:21; Matteüs 5:6.) Het is een ‘grote verandering’ (Mosiah 5:2). Bekering slaat voornamelijk op de verandering van een ‘natuurlijke mens’ in een ‘volgeling van Christus’. (Mosiah 3:19; Helaman 3:29; zie ook 2 Korintiërs 5:17.) Het is een onderneming die meer dan een middag vergt.

Het resultaat van dit voortdurende proces is onder meer ‘geen lust meer hebben om het kwade te doen, maar wel om voortdurend het goede te doen’ (Mosiah 5:2). Het is dan ook niet verwonderlijk dat dit proces degenen die zich aldus bekeerd hebben, in staat stelt hun broeders te sterken (zie Lucas 22:32) en anderen te verheffen door ‘altijd bereid [te zijn] tot verantwoording aan al wie u rekenschap vraagt van de hoop, die in u is’ (1 Petrus 3:15). Die rechtschapenen verrichten nog een belangrijke, stille dienst aan de mensheid: zij gaan deel uitmaken van de kritische massa die Gods zo nodige zegeningen voor de gehele mensheid kan opwekken.

Werkelijk bekeerde discipelen, zullen zich, hoewel nog steeds onvolmaakt, op elke dag, in elk decennium, te midden van welke decadentie en vernietiging ook, bekommeren om ‘het leven der ziel’. Dat proces maakt deel uit van het bezig zijn met ‘de dingen [des] Vader’ (Lucas 2:49; zie ook Mozes 1:39).

Daar die volledige bekering hoe dan ook zal moeten plaatsvinden, kunnen schrikwekkende gebeurtenissen en chaotische toestanden ons feitelijk zelfs aanzetten tot het hervatten of versnellen van die reis.

Broeders en zusters, laten wij ons, ondanks de onzekere en ergerlijke zorgen van de wereld, zoals de openbaring aangeeft, bekommeren om ‘het leven der ziel’. Dankzij Jezus’ heerlijke verzoening overleeft de onsterfelijke ziel de levensduur van welke ster ook, en derhalve ook de korte tijdspanne van voorbijgaande stoffelijke gebeurtenissen, hoe beroerd die ook mogen zijn!

Daarvan getuig ik, in de heilige naam van Jezus Christus. Amen!