2003
Het licht van zijn liefde
Mei 2003


Het licht van zijn liefde

Vader in de hemel begrijpt al zijn kinderen. Hij weet ons de liefde te geven die we het hardst nodig hebben.

Toen ik negen was, verhuisden we. In het nieuwe huis sliepen mijn zus en ik in de kelder die nog niet af was. Soms, als ik ’s avonds probeerde te slapen, leken de onafgemaakte muren op vage figuren. Door die figuren had ik enge dromen. Soms slaapwandelde ik door ons huis en dan werd ik plotseling wakker op een vreemde plaats.

Op een avond werd ik helemaal in de war en bang wakker. Ik probeerde om hulp te roepen, maar er kwam geen geluid uit mijn mond. Het was zo donker dat ik geen hand voor ogen kon zien. Opeens deed iemand het licht aan en kon ik zien waar ik was. Mijn moeder moet gehoord hebben dat ik slaapwandelde en kwam in de kelder kijken. Toen ze zag dat ik niet veilig in bed lag, deed ze het licht aan om me te zoeken.

Gewoon omdat ze op de lichtknop had gedrukt, wist ik precies waar ik was, hoeveel mijn moeder van me hield en hoe ik weer veilig onder de dekens kon kruipen. Omdat de schaduwen me bang maakten, vroeg ik of mijn moeder het licht aan wilde laten. Dat vond ze goed. Ik ben blij dat mijn moeder genoeg van me hield om naar beneden te komen en het licht aan te doen.

Vandaag voelden we een ander licht van binnen toen we het kinderkoor hoorden zingen: ‘Omdat de Heer zoveel houdt van mij (…) ben ik echt heel blij’ (‘Ík volg Hem in geloof’, Liahona, februari 2003, p. K16.) Omdat we dat voelen, gaan we elke week naar de kerk en zingen we jeugdwerkliedjes en lofzangen, soms steeds weer dezelfde. We kennen de woorden wel, maar opeens vullen die woorden ons hart met licht en liefde. Het lijkt wel of we ons herinneren wie we echt zijn. Omdat we kinderen van onze hemelse Vader zijn, lijkt het of Hij naar beneden komt en een licht voor ons ontsteekt.

Dat gevoel van licht in de kerk is net als mijn gevoel van liefde en veiligheid toen mijn moeder het licht in de kelder aan deed.

Een dokter, Rachel Remen, vertelde eens een verhaal over een knappe, jonge voetballer die het gevoel van liefde en daardoor het licht verloor. Hij had een goed leven, vrienden, en een gespierd lichaam Toen kreeg hij kanker in zijn been. Zijn been moest eraf tot boven de knie. Voetbal en roem waren nu verleden tijd. Hij werd boos. Zijn leven werd somber en verwarrend. Hij wist niet zeker meer wie hij was.

Dokter Remen liet die jongeman tekenen waar zijn lichaam op leek. Hij tekende eenvoudig een vaas. Toen tekende hij met een dik, zwart potlood een grote barst in de vaas. Het was duidelijk dat hij zijn lichaam zag als een gebroken vaas die je nooit meer kon gebruiken. Maar dat was niet waar. Hij kreeg een kunstbeen zodat hij kon lopen. Maar in zijn hart was het zo donker dat zijn lichaam niet genas.

Toen sprak hij met mensen die net zulke problemen hadden als hij. Hij begreep wat ze voelden. Hij zorgde dat andere mensen zich beter gingen voelen. Er kwam licht in zijn eigen hart, en hij werd beter.

Hij ontmoette een jongedame met dezelfde soort problemen. Haar hart was vol angst. Toen hij voor het eerst bij haar in het ziekenhuis kwam, wilde ze niet naar hem kijken, en ze lag in bed met haar ogen dicht. Hij probeerde van alles om contact met haar te krijgen. Hij deed de radio aan, vertelde grappen, en ten slotte deed hij zijn kunstbeen af en liet het op de grond vallen. Geschrokken deed ze haar ogen open en zag hem voor het eerst terwijl hij op de muziek de kamer rondhuppelde en met zijn vingers knipte. Ze barstte in lachen uit en zei: ‘Als jij kunt dansen, kan ik misschien wel zingen.’ Ze werden vrienden. Ze vertelden elkaar over hun angsten en gaven elkaar hoop.

Toen de jongeman laatst bij de dokter was, bekeek hij zijn oude tekening van de gebarsten vaas en zei: ‘Die tekening van mij is niet af.’ Hij pakte een geel potlood en trok lijnen vanaf de barst naar de rand van het papier. Hij legde zijn vinger op de lelijke, zwarte barst en zei: ‘Daar komt het licht doorheen.’ (Zie Kitchen Table Wisdom [1996], p. 114–118). Ik denk dat hij bedoelde dat donkere en moeilijke ervaringen een middel zijn om het licht van de liefde van onze hemelse Vader te voelen.

De avond dat ik slaapwandelde en bang wakker werd, lag ik al die tijd naast mijn zusje. Zij was okay, maar ik had iemand nodig die me het licht liet zien.

Dit gebeurt met ons allemaal. Het wonderlijke is niet dat we allemaal iets anders meemaken, maar dat onze hemelse Vader ieder van ons begrijpt. Hij weet ons de liefde te geven die we het hardst nodig hebben. Soms voelen we zijn liefde door onze ouders, leerkrachten en vrienden. Soms voelen we zijn liefde door de influisteringen van de Heilige Geest. Soms voelen we zijn liefde door muziek en knuffels, door de Schriften en onze gebeden. Hij kan ons met zijn licht omgeven wanneer we het nodig hebben, want we zijn zijn kinderen.

Ik weet dat onze hemelse Vader van ons allemaal houdt. Als wij ‘de liefde van God altijd in [ons hart hebben]’ (Alma 13:29), krijgen we het vertrouwen om moeilijke dingen te doen. Ik voel die liefde nu ik vandaag tot jullie spreek. Ik hoop dat je onthoudt wat je voelt als je getuigenissen hoort over de liefde van onze hemelse Vader voor jou en dan probeert daar te zijn waar je het licht van zijn liefde kan voelen.

Ik bid dat alle kinderen de liefde van onze hemelse Vader mogen voelen en koesteren. In de naam van Jezus Christus. Amen.