2006
Een koninklijk priesterschap
Mei 2006


Een koninklijk priesterschap

Hoewel het dragen van het priesterschap grote zegeningen voortbrengt, brengt het priesterschap ook bepaalde verplichtingen met zich mee.

Geliefde broeders, ik vind het altijd een groot voorrecht en een zware verantwoordelijkheid om de priesterschap van de kerk toe te spreken. Dit is mogelijk de grootste priesterschapsbijeenkomst in de geschiedenis van de wereld. Jongemannen, ik wil graag met jullie bespreken wat een grote zegen het is om het Aäronisch priesterschap te dragen, wat ook wel het ‘lagere priesterschap’ wordt genoemd. Maar het woord lager betekent niet dat het niet belangrijk is. Het is zeker niet klein — vooral niet als ik zie hoe groot sommigen van jullie zijn!

Ik weet zeker dat jullie je nog kunnen herinneren dat je voor het eerst het avondmaal ronddiende. Als jullie als dragers van het Aäronisch priesterschap het avondmaal klaarzetten, zegenen en ronddienen, help je alle leden die het gebruiken om zich opnieuw aan de Heer toe te wijden en hun geloof in de verzoening van de Heiland te hernieuwen. De leden die aan het avondmaal deelnemen, worden eraan herinnerd dat zij de naam van de Zoon op zich nemen, Hem altijd indachtig zijn, zijn geboden onderhouden en ernaar streven om zijn Geest bij zich te hebben. Ik hoop dat jullie het priesterschap dat je draagt zullen waarderen en je priesterschapstaken eren.

Ik las onlangs over enkele diakenen die wat onverschillig ten opzichte van het avondmaal waren geworden. Ze waren het als een karweitje gaan beschouwen, iets wat niemand anders wilde doen. Ze kwamen vaak te laat binnen, en soms waren ze niet gepast gekleed. Op een zondag zei de priesterschapsadviseur tegen hen: ‘Jullie hoeven je vandaag niet om het avondmaal te bekommeren. Daar wordt voor gezorgd.’

Ze waren uiteraard verbaasd om dat te horen, maar zoals gebruikelijk kwamen ze te laat de avondmaalsdienst binnen. Ze kwamen tijdens de openingslofzang binnensluipen en gingen in de kapel zitten. Toen zagen ze wie er op de bank van de diakenen zaten — hun adviseur en enkele hogepriesters van de wijk, waaronder mannen die bisschop of ringpresident waren geweest. Ze hadden allemaal een donker pak aan met een wit overhemd en een stropdas. Maar ze waren bovenal bijzonder eerbiedig toen ze het avondmaal rij voor rij ronddienden. Het avondmaal was die dag geestelijker en diepzinniger. De diakenen die zo ongeïnteresseerd in hun taken waren, leerden door dit voorbeeld dat het ronddienen van het avondmaal een heilige taak is en een hele grote eer.1 Ze begonnen te beseffen dat het priesterschap, zoals de apostel Petrus heeft gezegd, ‘een koninklijk priesterschap’2 is.

Over het algemeen is de Aäronische priesterschap, onder toezicht van de bisschap, verantwoordelijk voor het avondmaal. In onze eigen wijk in Salt Lake City hebben we vrij veel getrouwe, oudere leden, maar weinig jonge Aäronisch-priesterschapsdragers. In de loop der jaren heb ik de hogepriesters en ouderlingen, mannen met een groot geloof en een goede staat van dienst, nederig en eerbiedig het avondmaal zien ronddienen. Een tijdlang bevond zich onder deze priesterschapsdragers een rechter aan het hooggerechtshof, een kandidaat voor het ambt van gouverneur van de staat Utah en andere prominente mannen. Toch vonden zij het een eer en een voorrecht om deze heilige priesterschapstaak te verrichten.

Het Aäronisch priesterschap is een grote gave van geestelijke macht die de Heer aan Aäron en zijn zoons verleende.3 Het omvat ‘de sleutel van de bediening van engelen en van het voorbereidende evangelie’4 en ‘het evangelie van bekering en van de doop door onderdompeling tot vergeving van zonden.’5

Ik wil graag iets over de bediening van engelen zeggen. In oude en nieuwe tijden zijn engelen verschenen om instructies, waarschuwingen en leiding te geven, ten behoeve van de mensen die zij bezochten. Wij beseffen niet goed in hoeverre dienende engelen ons leven beïnvloeden. President Joseph F. Smith heeft gezegd: ‘Evenzo kunnen onze vader en moeder, broers, zussen en vrienden die zijn overleden en gelovig zijn geweest en waardig om deze rechten en voorrechten te ontvangen, een zending toegewezen krijgen om hun verwanten en vrienden op aarde te bezoeken en vanuit de goddelijke tegenwoordigheid boodschappen van liefde, waarschuwing of vermaning en instructie te brengen aan hen die zij in het vlees hebben leren liefhebben.’6 Velen onder ons hebben deze ervaring gehad. Hun bediening is een belangrijk onderdeel van het evangelie. Joseph Smith werd door engelen bediend toen hij de volheid van het evangelie herstelde.

Alma de jonge had een persoonlijke ervaring met dienende engelen. Als jongeman bevond hij zich onder de ongelovigen en ‘bracht hij velen van het volk ertoe naar zijn ongerechtigheden te handelen.’ Op een dag, ‘terwijl hij rondging om de kerk van God te vernietigen’, samen met de zonen van Mosiah, ‘verscheen hun de engel des Heren; en hij daalde als het ware in een wolk neer; en hij sprak als het ware met de stem des donders, die de aarde waarop zij stonden deed beven.’ De engel riep uit: ‘Alma, sta op en treed naar voren. Waarom vervolgt gij de kerk van God?’

Alma was daar zo van onder de indruk dat hij flauwviel en naar zijn vader gedragen moest worden. Pas nadat zijn vader en anderen twee dagen lang hadden gevast en gebeden, kreeg Alma zijn gezondheid en kracht terug. Toen stond hij op en verklaarde: ‘Ik heb mij van mijn zonden bekeerd en ben door de Heer verlost; zie, ik ben uit de Geest geboren.’7 Alma werd vervolgens een van de beste zendelingen in het Boek van Mormon. Maar tijdens zijn jarenlange zendingswerk sprak hij nooit over het bezoek van de engel. Maar hij koos ervoor om te getuigen van de waarheid die hem door de Heilige Geest van God was bijgebracht.

Het kan een grote zegen zijn om instructies van een engel te ontvangen. Maar, zoals Alma ons leert, kwam zijn uiteindelijke en blijvende bekering pas tot stand toen ‘hij vele dagen had gevast en gebeden.’8 Zijn volledige bekering was van de Heilige Geest afkomstig, die voor ons allen beschikbaar is als we dat waardig zijn.

Wonderbaarlijke gebeurtenissen zijn niet altijd een bron van bekering geweest. Toen Laman en Lemuël bijvoorbeeld hun jongere broers mishandelden, verscheen er een engel die zei dat zij moesten ophouden. De engel verzekerde alle broers ervan dat Laban aan hen zou worden overgeleverd. Nephi geloofde dat en kreeg de platen van Laban in handen. Maar Laman en Lemuël geloofden het niet en veranderden ook hun houding niet toen ze de engel hadden gezien. En Nephi herinnerde hen er zelfs aan: ‘Hoe komt het dat gij vergeten zijt dat gij een engel des Heren hebt gezien?’9

Jongemannen, jullie werken aan de opbouw van je getuigenis. Je getuigenis wordt versterkt door geestelijke bevestigingen van de Heilige Geest in je dagelijks leven. Hoewel een grote, geestelijke manifestatie je getuigenis zou kunnen versterken, zal dat waarschijnlijk niet gebeuren.

Hoewel het dragen van het priesterschap grote zegeningen voortbrengt, brengt het priesterschap ook bepaalde verplichtingen met zich mee.

  1. Alle priesterschapsdragers behoren hun roeping groot te maken, in de naam van de Heer te handelen voor zover hun ambt en roeping dat toestaat. Wij maken onze roeping groot als we de instructies van ons quorumpresidium, de bisschop en onze quorumadviseur opvolgen. Dat betekent het avondmaal klaarzetten, zegenen en ronddienen als dat van ons gevraagd wordt. Het houdt ook in dat we andere taken van het Aäronisch priesterschap verrichten, zoals het schoonmaken van het kerkgebouw, stoelen klaarzetten voor de ringconferentie en andere bijeenkomsten, en andere taken die gegeven worden.

  2. Dragers van het Aäronisch, of voorbereidende, priesterschap moeten aan de vereisten voldoen om het hogere priesterschap te ontvangen en meer taken in de kerk te verrichten.

  3. Dragers van het Aäronisch priesterschap moeten een goed voorbeeld zijn, met reine gedachten en gepast gedrag. We ontwikkelen deze eigenschappen als we onze priesterschapstaken verrichten.

  4. Je zult in je quorum en tijdens andere activiteiten omgaan met jongemannen die dezelfde normen hebben als jij. Je kunt elkaar versterken.

  5. Je kunt de Schriften bestuderen en evangeliebeginselen leren om je op een zending voor te bereiden.

  6. Je kunt leren bidden en antwoorden leren herkennen.

In de Leer en Verbonden staan verschillende soorten bevoegdheden beschreven die met het Aäronisch priesterschap te maken hebben. Ten eerste krijg je door de ordening tot het priesterschap de macht van het Aäronisch priesterschap en de bevoegdheid om verordeningen te verrichten. De bisschap is het presidium van de Aäronische priesterschap in de wijk.10 Ten tweede zijn er verschillende ambten in dit priesterschap, met verschillende taken en voorrechten. Als diaken behoor je over de kerk te waken en ben je een vaste dienaar.11 Als leraar heb je naast de plicht om over de kerk te waken, ook de taak om ‘bij hen te zijn en hen te versterken.’12 Als priester behoor je ‘te prediken, te onderwijzen, uit te leggen, aan te sporen en te dopen, en (…) het avondmaal te bedienen, en (…) elk lid thuis te bezoeken.’13 Je bisschop, die hogepriester is, is ook president van het priestersquorum. Hij geeft leiding aan het werk van het quorum.

Naarmate je van het ene naar het volgende ambt van het Aäronisch priesterschap overgaat, behoud je de bevoegdheid van de vorige. Priesters hebben bijvoorbeeld nog steeds de bevoegdheid om alles te doen wat ze als diaken en leraar deden. En zelfs als je later tot het Melchizedeks priesterschap wordt geordend, zul je nog steeds de ambten van het Aäronisch priesterschap bezitten en daarin fungeren. De overleden ouderling LeGrand Richards, die jarenlang lid van het Quorum der Twaalf Apostelen was, begreep dit beginsel bijzonder goed. Hij zei vaak: ‘Ik ben maar een volwassen diaken.’

Ik heb geleerd dat onderwijzen een van de belangrijkste taken van de Aäronische priesterschap is. De kans om als jonge tiener les te geven, begint vaak als je met je vader of een andere Melchizedeks-priesterschapsdrager op huisonderwijs gaat. Een belangrijk onderdeel van ‘over de kerk te waken’ is voor de stoffelijke en geestelijke behoeften van de leden zorgen.

De profeet Joseph Smith vond huisonderwijs heel belangrijk. Broeder Oakley was de huisonderwijzer van de profeet, en als broeder Oakley bij de familie Smith op huisonderwijs kwam, ‘riep de profeet zijn gezin bij elkaar, gaf zijn eigen stoel aan broeder Oakley en zei tegen de gezinsleden’ dat ze goed naar broeder Oakley moesten luisteren.14

Jongemannen van de Aäronische priesterschap, jullie horen in het dagelijks leven de Geest bij je te hebben, maar ook als je op huisonderwijs gaat, het avondmaal klaarzet of ronddient, of bij andere priesterschapsactiviteiten. Je zult enkele struikelblokken moeten vermijden. Een van de grootste daarvan is verslaving.

Ik wil alle broeders het advies geven om iedere vorm van verslaving te mijden. In deze tijd proberen Satan en zijn volgelingen enkele van onze uitverkoren jonge mensen verslaafd te laten raken aan alcohol, allerlei soorten drugs, tabak, gokken en andere verslavingen. Het lijkt wel of sommige mensen met een zwakheid voor dergelijke stoffen geboren worden, zodat slechts een enkel experiment tot een onbedwingbare verslaving leidt. Sommige verslavingen beïnvloeden de denkwijze en veroorzaken een begeerte die het gezonde verstand en het oordeelsvermogen tenietdoen. Dergelijke verslavingen verwoesten niet alleen het leven van de verslaafde, maar ook dat van hun ouders, huwelijkspartner en kinderen. De profeet Jeremia weeklaagde lang geleden: ‘De koningen der aarde hadden het niet geloofd, noch al de bewoners der wereld, dat een tegenstander of vijand zou komen binnen de poorten.’15

De Heer heeft ons in zijn wijsheid gewaarschuwd dat we stoffen die niet goed voor ons zijn helemaal moeten mijden. We zijn gewaarschuwd om niet dat eerste drankje te drinken, die eerste sigaret te roken of dat eerste verslavende middel te proberen. Nieuwsgierigheid en groepsdwang zijn zelfzuchtige redenen om met verslavende middelen te experimenteren. We moeten goed over de gevolgen nadenken, niet alleen voor onszelf en onze toekomst, maar ook voor onze dierbaren. Deze gevolgen zijn lichamelijk, maar we kunnen ook de Geest kwijtraken en in de handen van Satan vallen.

Ik getuig van de verfijnende, geestelijke, vertroostende, versterkende en beteugelende invloed van het priesterschap in mijn leven. Ik heb mijn hele leven onder de invloed ervan geleefd — bij mijn grootvader thuis, bij mijn vader thuis, en nu in mijn eigen huis. Als we de allesovertreffende macht en bevoegdheid van het priesterschap gebruiken om anderen te bemoedigen, te genezen en te zegenen, zal dat ons nederiger maken. Dat wij het gezag van het priesterschap waardig mogen zijn om in Gods naam te handelen, bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Aangepast overgenomen van Laird Roberts: ‘On Water & Bread’, New Era, mei 1984, pp. 40–41.

  2. 1 Petrus 2:9.

  3. Zie LV 84:18.

  4. LV 84:26.

  5. LV 13:1.

  6. Gospel Doctrine, 5e uitgave (1939), p. 436.

  7. Zie Mosiah 27:8–24.

  8. Alma 5:46.

  9. 1 Nephi 7:10.

  10. Zie LV 107:15.

  11. Zie LV 84:111; zie ook LV 20:57–59.

  12. LV 20:53.

  13. LV 20:46–47.

  14. William G. Hartley, ‘Ordained and Acting Teachers in the Lesser Priesthood, 1851–1883’, William G. Hartley, BYU Studies, 16 (1975–1976), nummer 3 — voorjaar 1976, p. 384.

  15. Klaagliederen 4:12.