2006
Trouw aan het geloof
Mei 2006


Trouw aan het geloof

Laten wij ons hier en nu voornemen om dat nauwe pad te volgen dat naar de woning van de Vader van ons allen leidt.

Vele jaren geleden had ik een opdracht uit te voeren op de prachtige eilanden van Tonga. Ik kreeg het voorrecht om een bezoek te brengen aan de school van onze kerk, de Liahona High School, waar onze jongeren les krijgen van leerkrachten die hetzelfde geloof hebben en die niet alleen hun intellect trainen, maar hen ook voorbereiden op het leven. Toen ik een klas bezocht, merkte ik hoe goed de kinderen opletten tijdens de les van hun plaatselijke leerkracht. Zijn lesboek en hun leerboeken waren dicht. In zijn hand hield hij een vreemd uitziend visaas, gemaakt van een ronde steen en grote zeeschelpen. Ik vernam dat het een make-feke was, ofwel een inktvisval. In Tonga is inktvis een delicatesse.

De leraar legde uit dat Tongaanse vissers over een rif varen en met de ene hand hun vlerkprauw peddelen terwijl ze met de andere de maka-feke overboord houden. Een inktvis verlaat haastig zijn rotsachtige schuilplaats en grijpt het aas omdat hij het aanziet voor een aantrekkelijke maaltijd. De grip van de inktvis is zo stevig, en zijn instinct om de aantrekkelijke prooi niet te laten gaan zo sterk, dat vissers hem zo in de prauw kunnen gooien.

Het was niet moeilijk voor de leraar om de oplettende jongeren er vervolgens op te wijzen dat het kwaad — Satan — zogenaamde maka-fekes heeft gemaakt om nietsvermoedende mensen in de val te lokken en hun bestemming te wijzigen.

Tegenwoordig zijn wij omringd door de maka-fekes die de tegenstander ons voorhoudt en waarmee hij probeert ons te verleiden en in de val te lokken. Als we ze eenmaal vastgrijpen, is het erg moeilijk — en soms bijna onmogelijk — om die maka-fekes los te laten. Om veilig te zijn, moeten we ze herkennen en standvastig zijn in ons besluit om ze te vermijden.

De maka-feke van onkuisheid wordt ons voortdurend voorgehouden. Waar we ook heengaan, bijna overal vinden we mensen die ons willen laten geloven dat wat eens als onzedelijk werd beschouwd, nu aanvaardbaar is. Ik denk aan de schrifttekst: ‘Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht en licht als duisternis.’1 Zo werkt de maka-feke van onkuisheid. In het Boek van Mormon worden wij eraan herinnerd dat kuisheid en deugd het waardevolst zijn.

Als u met verleiding wordt geconfronteerd, denk dan aan deze wijze raad van de apostel Paulus: ‘Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt.’2

Ook houdt de tegenstander ons de maka-feke van pornografie voor. Hij wil ons laten geloven dat porno kijken niemand kwaad doet. Hoe toepasselijk is Alexander Pope’s klassieke gedicht An Essay on Man:

Onzedelijkheid is een monster zo angstaanjagend,

Zien we het, we worden op slag haatdragend;

Maar zien we het te vaak, en raken we gewend aan wat het behelst,

Dan wordt het eerst verdragen, daarna betreurd, en vervolgens omhelsd.3

Sommige uitgevers en drukkers besmeuren hun persen met het drukken van miljoenen pornografische uitgaven per dag. Kosten noch moeite worden gespaard om een product te maken dat steeds weer bekeken zal worden. Een van de toegankelijkste bronnen van pornografie is tegenwoordig het internet, want men kan een computer aanzetten en onmiddellijk talloze sites met porno onder handbereik hebben. President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: ‘Ik vrees dat dit bij sommige leden thuis gebeurt. Het is een venijnig kwaad. Het is obsceen en smerig. Het is verleidelijk en verslavend. Het zal [u] net zo zeker naar uw vernietiging leiden als wat ook ter wereld. Het is walgelijke smerigheid die zijn exploitanten rijker maakt en zijn slachtoffers armer.’4

Bezoedeld is ook de filmproducent, de televisieprogrammamaker of de entertainer die pornografie bevordert. De beteugeling van vroeger is verdwenen. Men jaagt nu het zogenaamde realisme na, zodat wij tegenwoordig met dit soort vuiligheid omringd zijn.

Vermijd alles wat maar enigszins op porno lijkt. Het verdooft de geest en holt het geweten uit. In de Leer en Verbonden staat: ‘Hetgeen niet opbouwt, is niet van God, en is duisternis.’5 Dat geldt voor pornografie.

Vervolgens wil ik het hebben over de maka-feke van drugs en alcohol. Als we die maka-feke eenmaal vastgrijpen, is hij bijzonder moeilijk los te laten. Drugs en alcohol benevelen het verstand, nemen remmingen weg, ontwrichten gezinnen, laten dromen in duigen vallen en bekorten het leven. Ze zijn overal te vinden en worden expres op het pad van onze kwetsbare jeugd gebracht.

Ieder van ons heeft een lichaam dat onze liefhebbende hemelse Vader hem heeft toevertrouwd. Ons is geboden er goed voor te zorgen. Kunnen we ons lichaam bewust misbruiken of beschadigen zonder daar rekenschap voor af te leggen? Absoluut niet! De apostel Paulus heeft gezegd: ‘Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest Gods in u woont? (…)

‘Want de tempel Gods, en dat zijt gij, is heilig.’6 Mogen wij ons lichaam, onze tempel, fit en rein houden en vrij van schadelijke middelen die ons lichamelijke, mentale en geestelijke welzijn vernietigen.

De laatste maka-feke die ik vandaag wil noemen, is er een die ons gevoel van eigenwaarde kan verbrijzelen, relaties kan ontwrichten en ons in wanhopige omstandigheden kan achterlaten. Het is de maka-feke van buitensporige schulden. Mensen hebben de neiging om dingen te willen hebben die hun aanzien en prestige geven. Wij leven in een tijd waarin lenen makkelijk is. Wij kunnen bijna alles kopen met een creditcard of een lening. Heel populair zijn hypothecaire leningen die iemand in staat stellen om geldbedragen te lenen ter hoogte van de overwaarde van zijn huis. Wat wij misschien niet beseffen, is dat elke hypothecaire lening in feite gewoon een hypotheek is. De dag van afrekening zal komen als we voortdurend boven onze stand leven.

Broeders en zusters, maak uzelf niet wijs dat de luxe artikelen van gisteren nu een noodzakelijkheid zijn. Ze zijn alleen noodzakelijk als wij ze als noodzakelijkheden gaan beschouwen. Veel mensen sluiten leningen met een lange looptijd af om er vervolgens achter te komen dat hun situatie verandert: ze worden ziek of raken gehandicapt, hun werkgever gaat failliet of gaat inkrimpen, ze raken hun baan kwijt of worden getroffen door een natuurramp. Om allerlei redenen kunnen de betalingen van grote schulden niet meer worden gedaan. Dan hangt onze schuld als een zwaard van Damocles boven ons hoofd en dreigt ons te vernietigen.

Ik spoor u aan om niet meer uit te geven dan u verdient. Niemand kan meer blijven uitgeven dan hij verdient en financieel zijn hoofd boven water houden. Ik beloof u dat u dan gelukkiger bent dan als u zich voortdurend zorgen maakt over hoe u de volgende betaling moet doen aan een schuld die nergens voor nodig was. In de Leer en Verbonden staat: ‘Betaal de schuld die gij zijt aangegaan. (…) Bevrijd u van knechtschap.’7

Er zijn uiteraard talloze andere maka-fekes die de tegenstander ons voorhoudt om ons van het pad van rechtschapenheid weg te leiden. Maar onze hemelse Vader heeft ons het leven gegeven en het vermogen om zelf na te denken, te beredeneren en lief te hebben. Wij kunnen verleiding weerstaan en bepalen welk pad wij nemen, welke richting wij kiezen. Ons doel is het celestiale koninkrijk van God. Ons doel is een vaste koers in die richting aan te houden.

De Heer waarschuwt allen die het levenspad bewandelen: pas op voor omleidingen, valkuilen en valstrikken. De listig gecamoufleerde en sluw geplaatste maka-fekes nodigen ons uit om ze vast te pakken en te verliezen waar wij het meest naar verlangen. Laat u niet misleiden. Neem de tijd om te bidden. Luister naar die stille, zachte stem die ons tot in het diepst van onze ziel raakt, die vriendelijke uitnodiging van de Meester: ‘Kom hier, volg Mij’.8 Als wij dat doen, keren wij ons af van de vernietiging en de dood en vinden wij geluk en het eeuwige leven.

Toch zijn er mensen die niet horen, niet gehoorzamen, maar wél luisteren naar de verlokkingen van het kwaad, die de maka-fekes vastgrijpen tot ze die niet meer los kunnen laten, tot alles verloren is. Ik denk bijvoorbeeld aan die machtige persoon, een geestelijke, namelijk kardinaal Wolsey. De uiterst productieve auteur William Shakespeare heeft met zijn pen de majestueuze hoogten, de uiterste macht, beschreven die kardinaal Wolsey bereikte. Maar met diezelfde pen heeft hij beschreven hoe zijn principes werden uitgehold door ijdele ambitie, opportunisme, streven naar een vooraanstaande status en prestige. En toen kwam de tragische val, de pijnlijke klaagzang van iemand die alles had gekregen en alles had verloren.

Kardinaal Wolsey zei tegen Cromwell, zijn getrouwe dienaar:

O, Cromwell, Cromwell!

Had ik maar mijn God gediend met slechts half de ijver

Waarmee ik mijn koning diende, dan had Hij mij niet

Blootgesteld aan mijn vijanden.9

Dat geïnspireerde mandaat wat kardinaal Wolsey veiligheid zou hebben geboden, werd tenietgedaan door zijn streven naar macht en aanzien, rijkdom en rang. Net als anderen vóór hem en velen na hem, viel kardinaal Wolsey.

In een eerder tijdperk werd een dienaar van God door een slechte koning op de proef gesteld. Geholpen door hemelse inspiratie legde Daniël het schrift op de wand uit aan koning Belsassar. Over de beloning die hem werd geboden — een purperen mantel en een gouden keten — zei Daniël: ‘Behoud uw geschenken, en schenk uw gaven aan een ander.’10

Darius, die later koning werd, eerde Daniël en gaf hem de hoogste positie van aanzien. Als gevolg daarvan werd het volk afgunstig, werden de prinsen jaloers en zweerden ambitieuze mensen samen.

Koning Darius ondertekende na misleiding en vleierij een proclamatie waarin het besluit werd afgekondigd dat ieder die een verzoek richtte aan enige god of mens buiten de koning in een leeuwenkuil geworpen zou worden. Bidden werd verboden. Maar in dergelijke zaken nam Daniël geen instructies aan van aardse koningen, maar van de koning van hemel en aarde, namelijk zijn God. Omdat hij werd betrapt bij zijn dagelijkse gebeden, werd Daniël voor de koning gebracht. Met tegenzin werd de straf uitgesproken. Daniël zou in de leeuwenkuil worden geworpen.

Ik vind wat er vervolgens in de Bijbel staat erg mooi:

‘Bij het ochtendkrieken, toen het licht werd, stond de koning op en ging inderhaast naar de leeuwenkuil,

‘en toen hij nabij de kuil kwam, riep hij Daniël toe met droeve stem (…); Daniël, (…) heeft uw God, die gij zo volhardend dient, u van de leeuwen kunnen bevrijden?

‘Toen sprak Daniël tot de koning: (…)

‘Mijn God heeft zijn engel gezonden en de muil der dieren toegesloten, en zij hebben mij geen kwaad gedaan. (…)

‘Toen werd de koning ten zeerste verheugd. (…) Daniël werd uit de kuil opgetrokken, en generlei letsel werd aan hem gevonden, omdat hij op zijn God had vertrouwd.’11

Op een kritiek moment van grote nood bood Daniëls vastbeslotenheid om getrouw te blijven goddelijke bescherming en veiligheid.

De klok van de geschiedenis markeert net als zand in een zandloper het verstrijken van de tijd. Er staat een nieuwe bezetting in het toneelstuk van onze tijd. De problemen van onze tijd doemen onheilspellend voor ons op. Omringd door de problemen van het leven in deze tijd zien wij op naar de hemel voor die zekere leiding waarmee wij een verstandige, goede koers kunnen uitzetten en volgen. Onze hemelse Vader laat onze oprechte verzoeken niet onverhoord.

Als ik aan rechtschapen mensen denk, dan schieten mij de namen Gustav en Margarete Wacker in gedachten. Ik zal ze beschrijven. Ik maakte kennis met de Wackers toen ik in 1959 het Canadese zendingsgebied presideerde. Zij waren uit hun geboorteland, Duitsland, geëmigreerd naar Kingston, in Ontario (Canada).

Broeder Wacker verdiende de kost als kapper. Hij had weinig geld, maar zijn vrouw en hij gaven altijd meer dan tien procent van hun inkomen als tiende. Toen hij gemeentepresident werd, riep broeder Wacker een zendingsfonds in het leven, maar hij was maandenlang de enige die eraan bijdroeg. Als er zendelingen in de stad waren, gaf het echtpaar Wacker ze te eten en zorgde het voor hen. En de zendelingen verlieten het huis van de Wackers nooit zonder een of andere tastbare bijdrage aan hun werk en welzijn.

De woning van Gustav en Margarete Wacker was een hemel op aarde. Zij waren niet gezegend met kinderen, maar ze bemoederden en bevaderden hun vele kerkelijke bezoekers. Geleerde, wereldwijze mensen zochten deze nederige, ongeletterde dienstknecht en dienstmaagd van God op en beschouwden het een eer om een uur in hun gezelschap te kunnen doorbrengen. De Wackers zagen er heel gewoontjes uit, hun Engels was gebrekkig en ietwat moeilijk te verstaan, en hun woning was eenvoudig. Ze hadden geen auto of tv en ze gaven ook niet om de dingen die de wereld over het algemeen belangrijk vindt. Maar de getrouwen waren niet bij hen weg te slaan omdat ze van hun geest wilden genieten.

In maart 1982 werden broeder en zuster Wacker op voltijdzending geroepen als verordeningswerkers in de Washington D.C.-tempel. Broeder en zuster Wacker waren nog werkzaam in die functie toen broeder Wacker op 29 juni 1983, met zijn vrouw aan zijn zij, vredig heenging om zijn eeuwige beloning in ontvangst te nemen. De woorden ‘wie God gedenkt, wordt door God bedacht’, zijn in dit opzicht gepast.12

Broeders en zusters, laten wij ons hier en nu voornemen om dat nauwe pad te volgen dat naar de woning van de Vader van ons allen leidt, zodat de gave van het eeuwige leven — leven in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader — de onze wordt. Moet u iets veranderen of verbeteren om daarvoor in aanmerking te komen, dan moedig ik u aan om dat nu te doen.

Mogen wij, om maar de woorden uit een bekende lofzang aan te halen, altijd.

Trouw [zijn] aan ’t geloof dat onz’ ouders beleden!

Trouw aan ’t geloof waar de mart’laars voor streden!

Wat God beval of spreken zal,

daarvoor staan w’immer onwrikbaar pal!13

Dat we dat allen zullen doen, is mijn nederig gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. 2 Nephi 15:20; zie ook Jesaja 5:20.

  2. 1 Korintiërs 10:13.

  3. Brief 2, regels 217–220; John Bartlett, Familiar Quotations 14e editie (1968), p. 409.

  4. ‘Groot zal de vrede van uw kinderen zijn’, Liahona, Jan. 2001, p. 62.

  5. LV 50:23.

  6. 1 Korintiërs 3:16–17.

  7. LV 19:35.

  8. Lucas 18:22.

  9. Henry VIII, derde bedrijf, tweede toneel, regels 454–457.

  10. Daniël 5:17.

  11. Daniël 6:19–23.

  12. Zie 1 Samuel 2:30.

  13. ‘Trouw aan ’t geloof’, lofzang 170, tekst en muziek van Evan Stephens.