2006
Het grote plan van geluk
Mei 2006


Het grote plan van geluk

Door middel van de oneindige verzoening heeft God een middel verschaft waardoor wij onze zonden kunnen overwinnen en weer helemaal rein kunnen worden.

De profeet Jakob heeft gevraagd: ‘Waarom zouden wij niet spreken over de verzoening van Christus en evengoed tot een volmaakte kennis van Hem geraken?’1

Die vraag is het onderwerp van mijn toespraak: waarom niet over de verzoening van Jezus Christus spreken?

Alma noemde de verzoening ‘het grote plan van geluk.’2 Ik zal die woorden gebruiken om de prachtige leer van de verzoening van Jezus Christus te beschrijven.

President Hugh B. Brown heeft ooit gezegd: ‘Vroeg of laat worden we door de onbestendigheden van het leven met dit belangrijke onderwerp geconfronteerd (…): de onsterfelijkheid van de ziel, en de relatie van de mens met God. (…) Eenieder van ons, ongeacht huidskleur, overtuiging of nationaliteit, zal ooit met de dood geconfronteerd worden.’3

De meesten van ons hebben in tijden van verdriet en verlies eerbiedig bij het graf van een dierbare gestaan en de vraag gesteld: ‘Is er leven na de dood?’

Een profeet uit het Boek van Mormon beantwoordt deze vraag met zijn vreugdevolle uitdrukking van dankbaarheid voor de verzoening van Jezus Christus, waardoor wij van de dood verlost worden: ‘O, de wijsheid Gods, zijn barmhartigheid en genade! (…) O, de grootheid en gerechtigheid van onze God!’4

Ik wil graag vijf waarheden van het grote plan van geluk bespreken waardoor ik dergelijke vreugde heb ontvangen.

Ten eerste, kennis van het plan bevestigt dat er een God is en dat Hij een Zoon heeft, Jezus Christus. De Vader en de Zoon zijn volmaakt. Zij leven in de hemel en zij bezitten een verheerlijkt lichaam van geest, vlees en beenderen.

Deze waarheden werden in deze bedeling geopenbaard toen de jonge Joseph Smith in nederig gebed neerknielde en later verklaarde: ‘Toen (…) zag ik twee Personen, wier glans en heerlijkheid elke beschrijving tarten, boven mij in de lucht staan. Een van Hen sprak tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’5

Ten tweede, door kennis van de Vader en de Zoon kunnen we te weten komen dat wij allemaal op aarde zijn om een lichaam te ontvangen, ervaring op te doen en ons te bewijzen, zodat we bij onze hemelse Vader kunnen terugkeren. Dit leven is onderhevig aan wetten. Als we de wet overtreden, zondigen we. Als we zondigen, overtreden we eeuwige wetten. De wet van gerechtigheid vereist een straf.

Zonde en de noodzaak van bekering kan vergeleken worden met een man op reis. Hij heeft een grote, lege zak op zijn rug. Af en toe raapt hij een steen op die de overtreding van een wet voorstelt. Hij doet de steen in de zak op zijn rug. Na verloop van tijd is de zak vol. Hij is zwaar. De man kan zijn reis niet voortzetten. Hij moet de zak zien te legen en de stenen kwijtraken. Dat kan alleen door middel van de verzoening van de Heiland.

Dat is mogelijk als wij ons geloof in Jezus Christus oefenen, onze zonden verzaken en door middel van de verordeningen van het evangelie verbonden sluiten. Als wij getrouw tot het einde toe volharden, kunnen we bij onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, terugkeren.

Ten derde, heeft God door middel van de oneindige verzoening een middel verschaft waardoor wij onze zonden kunnen overwinnen en weer helemaal rein kunnen worden. Dat wordt door de eeuwige wet van barmhartigheid mogelijk gemaakt. Door middel van onze bekering en de kracht van de verzoening beantwoordt de barmhartigheid aan de vereisten van de gerechtigheid. Zonder de kracht van de verzoening en onze volledige bekering zijn we aan de wet van gerechtigheid overgeleverd.

Alma heeft gezegd: ‘De barmhartigheid maakt aanspraak op de boetvaardigen’6, en ‘het verlossingsplan [kon] alleen worden verwezenlijkt op voorwaarde van bekering.’7

De grote profeet Amulek heeft gezegd: ‘En aldus kan de barmhartigheid de eisen der gerechtigheid bevredigen en hen met de armen der geborgenheid omsluiten, terwijl hij die geen geloof tot bekering oefent aan de gehele wet van de eisen der gerechtigheid is blootgesteld; daarom is het grote en eeuwige verlossingsplan alleen van kracht voor hem die geloof tot bekering heeft.’8

Adam en Eva, onze eerste voorouders, overtraden de wet en werden uit de prachtige hof van Eden gezet. Adam en Eva werden in het grote heilsplan onderricht, zodat zij gelukkig konden worden.9

Adam zei: ‘Geprezen zij de naam van God, want wegens mijn overtreding zijn mijn ogen opengegaan, en in dit leven zal ik vreugde hebben, en wederom in het vlees zal ik God zien.’10

En Eva uitte een soortgelijke gelukskreet: ‘Als wij niet overtreden hadden, zouden wij nooit nakomelingen gehad hebben en nooit goed en kwaad gekend hebben en de vreugde van onze verlossing.’11

Ten vierde, de val van Adam en Eva veroorzaakte twee soorten dood. Wij zijn aan beide onderhevig. De lichamelijke dood is de scheiding van lichaam en geest. Door de val van Adam zal iedereen de lichamelijke dood ondergaan.

De tweede dood is geestelijk. Hier gaat het om de verwijdering uit de tegenwoordigheid van God. In de hof van Eden spraken Adam en Eva vrijelijk met God. Na hun overtreding raakten ze dat voorrecht kwijt. Daarna vond communicatie met God alleen door geloof en offers plaats, gecombineerd met oprechte smeekbeden.

Momenteel verkeren we allemaal in een staat van geestelijke dood. We zijn uit de tegenwoordigheid van God verwijderd. Hij verblijft in de hemel; wij wonen op aarde. Wij willen graag bij Hem terugkeren. Hij is rein en volmaakt. Wij zijn onrein en onvolmaakt.

Door de kracht van de verzoening van Christus zijn beide soorten dood overwonnen.

Na zijn kruisiging en begrafenis is Christus op de derde dag opgewekt. Bij zijn opstanding werden zijn lichaam en geest herenigd.

De opstanding uit de dood is een prachtig aspect van de verzoening en waarlijk een onderdeel van het plan van geluk. De opstanding is universeel en op de hele mensheid van toepassing. Iedereen zal opstaan. Ik geef u mijn getuigenis van die waarheid. Het is een onvoorwaardelijke gave van God.

Maar door de opstanding wordt niet de tweede dood tenietgedaan. Om het eeuwige leven te ontvangen en in de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon te leven, moeten we ons bekeren en in aanmerking komen voor de barmhartigheid, waardoor aan de eisen van de gerechtigheid voldaan zal worden.

In de Schriften staat:

‘Dit leven is de tijd voor de mens om zich erop voor te bereiden God te ontmoeten.’12

‘[Stel] de dag van uw bekering niet (…) uit.’13

‘Diezelfde geest die uw lichaam in bezit heeft ten tijde dat gij uit dit leven vertrekt, diezelfde geest zal macht hebben om uw lichaam in die eeuwige wereld te bezitten.’14

Ten vijfde, Jezus Christus is uit een aardse moeder, Maria, geboren. Daardoor was Hij sterfelijk — onderhevig aan de dood.

Jozef was zijn aardse leermeester. God in de hemel was zijn Vader. Van Hem erfde Hij zijn onsterfelijkheid, de macht om over de lichamelijke dood te zegevieren.

Jezus Christus, die was verkozen om de vereisten van de verzoening te bevredigen, werd als hulpeloze baby uit Maria geboren. Hij kwam op aarde om bezocht, beproefd, veroordeeld en gekruisigd te worden, hoewel Hij de macht en het gezag had om dat te voorkomen.

President John Taylor heeft de aardse zending van Christus als volgt beschreven: ‘Het was noodzakelijk dat Hij beneden alles zou afdalen zodat Hij boven alles zou kunnen uitstijgen. Want als Hij zichzelf niet zou kunnen opwekken en door de beginselen van de verzoening verhoogd worden, zou Hij dat ook niet voor anderen kunnen doen. Hij kon niet voor anderen doen wat Hij niet voor zichzelf kon doen.’15

Het lijden van Christus in de hof van Getsemane belichaamt de grootste van alle eigenschappen van Christus: zijn volmaakte liefde. Daaraan kunnen wij zien dat Hij ons waarlijk liefheeft.

Een Engelse theoloog uit de negentiende eeuw heeft over die gebeurtenis gezegd: ‘Al het lijden dat het menselijk lichaam kan verdragen werd op zijn ineenkrimpende lichaam gelegd. (…) De hevigste pijn, de meest overweldigende en wrede vernedering, alle lasten van (…) zonde (…) moest Hij verdragen.’16

Over zijn lijden heeft de Heer in een hedendaagse openbaring gezegd: ‘Welk lijden Mij, ja, God, de grootste van allen, van pijn deed sidderen en uit iedere porie bloeden, en naar lichaam en geest deed lijden.’17

De verzoening is een gebeurtenis die ons toestaat met God verzoend te worden. Het woord verzoenen betekent herstellen of terugkeren. Wat het gezin betreft, houdt het in dat we met elkaar en met God en zijn Zoon, Jezus Christus, herenigd worden. Het betekent dat verdriet door verwijdering plaats zal maken voor geluk door hereniging.

Tot slot wil ik de woorden van president Boyd K. Packer voorlezen:

‘Als u het grote plan van geluk begrijpt en het navolgt, zullen de gebeurtenissen in de wereld niet bepalend zijn voor uw geluk.’18

Ik getuig van die waarheid en van de liefde die onze Heer en Heiland, Jezus Christus, ons allen heeft betoond, door middel van de verzoening — het grote plan van geluk. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Jakob 4:12.

  2. Alma 42:8; zie ook 2 Nephi 9:13; Alma 12:32; 34:9, 16; 41:2; 42:15; Mozes 6:62.

  3. Conference Report, april 1967, p. 48.

  4. 2 Nephi 9:8, 17.

  5. Geschiedenis van Joseph Smith 1:17.

  6. Alma 42:23.

  7. Alma 42:13.

  8. Alma 34:16.

  9. Zie Alma 12:32.

  10. Mozes 5:10.

  11. Mozes 5:11.

  12. Alma 34:32.

  13. Alma 34:33.

  14. Alma 34:34.

  15. The Mediation and Atonement (1882), p. 144.

  16. Frederic W. Farrar, The Life of Christ (1994), p. 575.

  17. LV 19:18.

  18. Conference Report, april 1994, p. 26.