2006
Opgroeien in de vreze des Heren
Mei 2006


Opgroeien in de vreze des Heren

De gewillige hulp aan anderen is, ook in moeilijke omstandigheden, een vereiste voor hen die oprecht willen ‘opgroeien in de vreze des Heren’.

Enkele maanden geleden zat ik bij twee oudere zendelingzusters in de auto. Zij waren vastbesloten om de flat van een lid van de wijk in het centrum van een stad in het oosten van de Verenigde Staten te vinden. Terwijl ik met ingehouden adem op de achterbank zat, riep het navigatiesysteem geregeld: ‘Verkeerde afslag, verkeerde afslag!’ Onverschrokken bleef de zendelinge die de kaart las aanwijzingen geven totdat we uiteindelijk bij de woning van de zuster aankwamen. De zusters hadden beloofd dat ze haar zouden leren lezen en schrijven.

Uit het gedrag en de houding van deze opmerkelijke zusters sprak meer dan de wijsheid die met de jaren komt. Ze gaven blijk van ware geestelijke volwassenheid.

Helaman, de grote profeet uit het Boek van Mormon, noemde zijn zoons Nephi en Lehi, naar hun voorvaderen, en ‘zij begonnen op te groeien in de vreze des Heren.’1 Dat moeten we allemaal doen, of we nu jong of ouder zijn.

Het beginsel om in de vreze des Heren op te groeien is fascinerend. In tegenstelling tot de lichamelijke groei zullen we niet geestelijk groeien totdat we kiezen, of zoals de apostel Paulus zegt, afleggen ‘wat kinderlijk’ is.2

Dagelijks gebed en schriftstudie, gehoorzaamheid aan de geboden en aan de verbonden die we bij de doop en in de tempel sluiten, zijn de kern van ons opgroeien. Als we dichter bij onze hemelse Vader leven en onze kinderen en anderen bijbrengen om dat ook te doen, zullen we zijn weg leren bewandelen. We leggen af ‘wat kinderlijk’ is als we ervoor kiezen om meer op Christus te gaan lijken en net als Hij anderen te dienen.

Toen de kerk in deze bedeling werd georganiseerd, legde de Heer uit dat zij die ‘door de doop in zijn kerk worden ontvangen’, in feite de mensen zijn die ‘gewillig zijn de naam van Jezus Christus op zich te nemen, met het vaste voornemen Hem tot het einde te dienen.’3 Dat betekent iedere dag van ons leven ‘standvastig en onveranderlijk [zijn], te allen tijde overvloedig in goede werken.’4 Nu de kerk in 170 landen groeit, is de gewillige hulp aan anderen, ook in moeilijke omstandigheden een vereiste voor hen die oprecht willen ‘opgroeien in de vreze des Heren’. Deze groei van de kerk betekent dat velen van ons de kans krijgen om nieuwe leden te begeleiden.

Toen ik met deze twee toegewijde zendelingzusters meeging, die zich niet door verkeerde afslagen uit het veld lieten slaan, mocht ik deelnemen aan een gedenkwaardig voorbeeld van hulp aan mensen die pas lid van de kerk zijn: een weduwe van bijna tachtig en een alleenstaande ouder in de zestig. Ook was ik getuige van een ander voorbeeld in die wijk.

Deze wijk bestaat uit leden van verschillende leeftijden en uit verschillende landen. Ze hebben allemaal andere economische omstandigheden en ervaring in de kerk. De leden met de meeste kerkervaring zijn gehuwde studenten met een druk schema en een jong gezin.

Ik zag een jonge moeder in haar hoedanigheid van huisbezoekster nieuwe leden in de wijk bezoeken. Terwijl haar man voor de baby zorgde, zorgde zij enthousiast voor twee Afrikaanse zusters. Ze leerde de zusters niet alleen hoe ze in een nieuw land moesten functioneren, maar ook hoe ze zich aan hun nieuwe godsdienst moesten aanpassen.

Door haar voorbeeld leerde ze deze Afrikaanse zusters dat de Heer van ons verwacht dat wij elkaar helpen. De woorden van Paulus beschrijven liefdevol wat ik deze huisbezoekster voor deze nieuwe leden zag doen: ‘Wij gedroegen ons in uw midden vriendelijk (…) in onze grote genegenheid voor u, bereid u niet alleen het evangelie Gods, maar ook ons eigen leven mede te delen, daarom, dat gij ons lief geworden waart.’5 Bij ieder bezoek had de jonge zuster een goed humeur, een helpende hand en de huisbezoekboodschap bij zich.

In de loop der tijd bereidden de zusters samen de huisbezoekboodschap voor, om bij andere zusters thuis te bespreken. Toen zij zelf behoeften inventariseerden en anderen hielpen, werden zij ware ZHV-zusters, toegewijd om elkaar op te bouwen, te troosten en aan te moedigen. Ik denk dat ik nooit meer de woorden ‘hun hart samengevoegd in eenheid en in liefde’6 kan horen zonder aan deze liefdevolle vrouwen te denken die door hun toegewijde hulp aan anderen laten zien wat het betekent om ‘in de vreze des Heren’ op te groeien.

Behalve standvastig en vastberaden dienstbetoon kunnen we er ook voor kiezen om de Heer te dienen door onze bereidheid om in geloof voorwaarts te streven7 — ook als we niet precies weten wat we moeten doen. Overweeg de woorden van Nephi toen hij de opdracht had gekregen om een schip te bouwen. Hij zei:

‘En het geschiedde dat de Heer tot mij sprak, zeggende: Gij zult een schip bouwen op de wijze die Ik u zal tonen. (…)

‘En ik zeide: Heer, waarheen zal ik gaan om erts te vinden om te smelten, zodat ik gereedschap kan vervaardigen.’8

Nephi plaatste geen vraagtekens bij zijn opdracht. Maar net als in andere situaties liet hij zich van zijn geestelijk volwassen kant zien: ‘En zo zien wij dat de geboden van God moeten worden volbracht. En indien de mensenkinderen de geboden Gods onderhouden, voedt Hij hen en sterkt Hij hen, en verschaft Hij de middelen waardoor zij kunnen volbrengen wat Hij hun heeft geboden.’9 Kortom, Nephi zocht naar een oplossing in plaats van naar de problemen te kijken. Hij wist — hij wist — dat gedurende het proces om in de vreze des Heren op te groeien, God hem zou helpen ieder gebod te volbrengen.

In diezelfde wijk in de binnenstad zag ik een soortgelijk geloof bij de aardige, liefdevolle bisschop, die niet wanhoopte over de steeds grotere behoeften van het groeiende aantal nieuwe leden. Maar hij streefde voorwaarts door de meer ervaren leden van de Aäronische- en Melchizedekse-priesterschapsquorums te vragen de nieuwe leden uit Afrika en Latijns-Amerika op hun priesterschapstaken voor te bereiden. De nieuwe broeders leerden hoe ze de schalen moesten vasthouden als ze het avondmaal ronddienden en eerbiedig moesten neerknielen als ze de avondmaalsgebeden uitspraken. De meer ervaren, vaak jongere broeders oefenden de woorden van de gebeden met hen, zodat zij ze vol vertrouwen konden uitspreken. En gezamenlijk spraken alle broeders over de heilige aard van deze belangrijke priesterschapsverordening.

We hebben allemaal weleens moeten laten zien dat we bereid zijn om anderen te dienen en vol geloof voorwaarts te streven. Toen mijn man me belde om te zeggen dat onze zendingsoproep was veranderd, en we naar een moeilijk gebied in Afrika zouden gaan, zei ik: ‘Dat kan ik wel. Ik denk dat ik dat wel kan.’ Ik liet door mijn woorden zien dat ik bereid was om in geloof voorwaarts te streven — door opnieuw op de Heer te vertrouwen. Ik liet mijn gewilligheid zien dat ik ‘in de vreze des Heren’ opgroeide.

Zoals die getrouwe bisschop, die toegewijde zusters en ik kunnen getuigen, zullen we tijdens dit proces om in de vreze des Heren op te groeien ons uiterste best moeten doen. In sommige gevallen zelfs meer dan we zelf kunnen. De uitdagingen lijken soms groot en de weg is vaak onbekend. Maar ondanks enkele verkeerde afslagen zullen zij die ernaar streven om ware christenen te worden — met het vaste voornemen om anderen te dienen — en de bereidheid om in geloof voorwaarts te streven — deze grote geestelijke waarheid herhalen die Nephi tijdens de bouw van het schip sprak: ‘En ik bad dikwijls tot de Heer; daarom toonde de Heer mij grote dingen.’10 Het is een grote gave en zegen om de ‘grote dingen’ te zien die beloofd zijn aan hen die ervoor hebben gekozen om ‘in de vreze des Heren’ op te groeien. Dat wij een liefdevol leven mogen leiden, standvastig in geestelijke volwassenheid, bid ik nederig in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Helaman 3:21.

  2. 1 Korintiërs 13:11.

  3. LV 20:37.

  4. Mosiah 5:15.

  5. 1 Tessalonicenzen 2:7–8; cursivering toegevoegd.

  6. Mosiah 18:21.

  7. 2 Nephi 31:20; cursivering toegevoegd.

  8. 1 Nephi 17:8–9.

  9. 1 Nephi 17:3.

  10. 1 Nephi 18:3.