2006
Er is voor hen geen struikelblok
November 2006


Er is voor hen geen struikelblok

Door de versterkende kracht van de verzoening van Jezus Christus kunnen u en ik gezegend worden om beledigingen te mijden en te overwinnen.

Ik bid dat ik deze middag hulp van de Heilige Geest krijg om belangrijke evangeliebeginselen aan u uit te leggen.

Een van de dingen waar ik als priesterschapleider het meest van geniet is het bezoeken van de leden thuis. Ik vind het vooral fijn om contact op te nemen en te praten met leden die als ‘minderactief’ te boek staan.

In de jaren dat ik ringpresident was, vroeg ik geregeld aan de bisschoppen om onder gebed personen en gezinnen uit te kiezen die we samen zouden kunnen bezoeken. Voordat we naar iemand toegingen, knielden de bisschop en ik neer om onze hemelse Vader om leiding en inspiratie te vragen, ten behoeve van ons en van de leden die we zouden bezoeken.

Onze bezoeken waren rechtdoorzee. We spraken onze liefde en waardering uit voor de gelegenheid om hen thuis te bezoeken. We bevestigden dat we dienstknechten van de Heer waren en namens Hem bij hen thuis kwamen. We gaven aan dat we hen misten en nodig hadden — en dat zij de zegeningen van het herstelde evangelie nodig hadden. En al vrij snel in het gesprek stelde ik dan de vraag: ‘Kunt u ons alstublieft uitleggen waarom u niet meer actief deelneemt aan de zegeningen en programma’s van de kerk?’

Ik heb honderden van dergelijke bezoeken afgelegd. Iedere persoon, ieder gezin en ieder antwoord was anders. In de loop der jaren heb ik echter een rode draad in veel van de antwoorden op mijn vraag ontdekt. Geregeld hoorde ik antwoorden als:

‘Enkele jaren geleden zei iemand iets in de zondagsschool waar ik me door beledigd voelde, en ik ben sindsdien nooit meer in de kerk geweest.’

‘Niemand in deze gemeente heeft iets tegen me gezegd of iets voor me gedaan. Ik had het gevoel dat ik een buitenstaander was. Ik ben teleurgesteld door de afstandelijkheid in deze gemeente.’

‘Ik was het niet eens met de raad die de bisschop mij gaf. Ik zet geen stap meer in dat gebouw zolang hij de bisschop is.’

Er zijn veel andere redenen genoemd — van leerstellige meningsverschillen onder volwassenen tot bespotting, plagerij en uitsluiting door jongeren. Maar het terugkerende thema luidde: ‘Ik ben beledigd door…’

De bisschop en ik luisterden dan aandachtig en oprecht. Vervolgens vroeg een van ons dan iets over hun bekering tot en hun getuigenis van het herstelde evangelie. Tijdens dergelijke gesprekken vloeiden er vaak tranen als deze goede mensen de bevestiging van de Heilige Geest en hun geestelijke ervaringen beschreven. De meeste ‘minderactieve’ mensen die ik heb bezocht, hadden een waarneembaar en teder getuigenis van de waarheid van het herstelde evangelie. Maar zij namen niet deel aan de activiteiten en bijeenkomsten van de kerk.

En dan zei ik meestal iets als volgt: ‘Dus als ik het goed begrijp, is er het volgende met u gebeurd. Omdat iemand in de kerk u heeft beledigd, wordt u niet meer door de verordening van het avondmaal gezegend. U hebt zich het gezelschap van de Heilige Geest ontzegd. Omdat iemand in de kerk u heeft beledigd, hebt u zich verwijderd van de priesterschapsverordeningen en de heilige tempel. U hebt een einde gemaakt aan de mogelijkheid om anderen te dienen, en om te leren en te groeien. En u werpt hindernissen op die de geestelijke vooruitgang van uw kinderen, kleinkinderen en de daaropvolgende generaties belemmeren.’ Heel vaak denken de mensen dan even na en zeggen dan: ‘Zo heb ik dat nog nooit bekeken.’

De bisschop en ik moedigden hen dan aan: ‘Dierbare vriend, we zijn hier vandaag om u te adviseren dat de tijd om beledigd te zijn nu voorbij is. Niet alleen hebben wij u nodig, maar u hebt de zegeningen van het herstelde evangelie nodig. Kom alstublieft terug — nu meteen.’

Kies ervoor om niet beledigd te raken

Als we denken of zeggen dat we beledigd zijn, bedoelen we meestal dat we het gevoel hebben dat we niet goed behandeld, onjuist bejegend of zonder respect benaderd zijn. In onze omgang met andere mensen gebeuren er nu eenmaal onbeholpen, beschamende, gewetenloze en ongemanierde dingen, waardoor we beledigd kunnen raken. Maar uiteindelijk is het onmogelijk dat een andere persoon ons beledigt. De overtuiging dat iemand anders ons heeft beledigd, is eigenlijk niet juist. Wij maken de keus om aanstoot te nemen. Het is geen gesteldheid die ons door iemand of iets anders wordt opgelegd.

In de onderverdeling van alle scheppingen Gods zijn er dingen die handelen en dingen die met zich laten handelen (zie 2 Nephi 2:13–14). Als zoons en dochters van onze hemelse Vader zijn wij gezegend met morele keuzevrijheid, het vermogen om zelfstandig te handelen en te kiezen. Die keuzevrijheid maakt van u en mij rentmeesters. Er wordt van ons verwacht dat wij handelen, en niet met ons laten handelen. Als wij geloven dat iets of iemand ervoor kan zorgen dat wij ons beledigd, boos, gekwetst of verbitterd voelen, verzwakt dat onze morele keuzevrijheid en worden wij een voorwerp waarmee gehandeld wordt. Als rentmeesters hebben u en ik de macht om te handelen en te kiezen hoe we op aanstootgevende of pijnlijke situaties zullen reageren.

Thomas B. Marsh, de eerste president van het Quorum der Twaalf Apostelen in deze bedeling, koos ervoor om aanstoot te nemen aan een onbelangrijke zaak als melk van een koe. (Zie Deseret News, 16 april 1856, p. 44.) Maar Brigham Young, die door de profeet Joseph Smith streng en in het openbaar was terechtgewezen, koos ervoor om geen aanstoot te nemen. (Zie Truman G. Madsen, Hugh B. Brown—Youthful Veteran, New Era, april 1976, p. 16.)

In veel gevallen is ervoor kiezen ons beledigd te voelen een symptoom van veel diepere en ernstigere geestelijke problemen. Thomas B. Marsh liet met zich handelen, wat uiteindelijk tot zijn afval en ellende leidde. Brigham Young was een rentmeester die zijn keuzevrijheid gebruikte en volgens de juiste beginselen handelde, waarna hij een krachtig instrument in de handen van de Heer werd.

De Heiland is het grootste voorbeeld van de manier waarop we op aanstootgevende gebeurtenissen of situaties moeten reageren.

‘En de wereld zal Hem, wegens haar ongerechtigheid, als niets achten; daarom geselen zij Hem, en Hij verdraagt het; en zij slaan Hem, en Hij verdraagt het. Ja, zij bespuwen Hem, en Hij verdraagt het wegens zijn goedertierenheid en zijn lankmoedigheid jegens de mensenkinderen’ (1 Nephi 19:9).

Door de versterkende kracht van de verzoening van Jezus Christus kunnen u en ik gezegend worden om beledigingen te mijden en te overwinnen. ‘Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok’ (Psalmen 119:165).

Een leerschool in de laatste dagen

Soms lijkt het wel of het vermogen om beledigingen te overwinnen buiten ons bereik is. Toch is dat vermogen niet alleen voorbehouden aan vooraanstaande leiders in de kerk als Brigham Young. De aard van de verzoening van de Heiland en het doel van de herstelde kerk zijn juist bedoeld om ons de nodige geestelijke kracht te geven.

Paulus zei tegen de heiligen in Efeze dat de Heiland zijn kerk had gesticht ‘tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het lichaam van Christus.

‘Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van de Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de maat van de grootte der volheid van Christus’ (SV, Efeziërs 4:12–13).

Let op het gebruik van het woord volmaking. Volgens ouderling Neal A. Maxwell is de kerk geen ‘goed voorzien rusthuis voor de volmaakten’. (‘A Brother Offended’, Ensign, mei 1982, p. 38.) Maar de kerk is een leerschool en een werkplaats waarin we ervaring kunnen opdoen terwijl we met elkaar oefenen in het voortdurende proces om de heiligen te vervolmaken.

Ouderling Maxwell heeft ook inzichtelijk uitgelegd dat de leden op deze leerschool in de laatste dagen, die bekendstaat als de herstelde kerk, de nodige groei en ontwikkeling kunnen doormaken. (Zie ‘Jesus the Perfect Mentor’, Ensign, februari 2001, p. 13.) Een huisbezoekster leert haar taak als ze haar medezusters in de ZHV liefheeft en dient. Een onervaren leerkracht leert waardevolle lessen als hij zowel aanmoedigende als onoplettende cursisten lesgeeft, waardoor hij een betere leerkracht wordt. En een nieuwe bisschop leert hoe hij een goede bisschop kan zijn door inspiratie en door samen te werken met de leden die hem oprecht steunen, zelfs als ze zijn menselijke zwakheden zien.

Als wij begrijpen dat de kerk een leerschool is, kunnen we ons beter op de onvermijdelijke realiteit voorbereiden. Op de een of andere manier zal iemand in deze kerk een keer iets doen of zeggen waardoor wij beledigd kunnen worden. Dat zal eenieder van ons overkomen — zeker meer dan eens. Hoewel andere mensen niet de bedoeling hebben om ons pijn te doen of te beledigen, kunnen ze toch onachtzaam en tactloos zijn.

U en ik kunnen de voornemens of het gedrag van andere mensen niet bepalen. Maar we kunnen wel bepalen hoe wij erop reageren. Vergeet alstublieft niet dat u en ik rentmeesters met morele keuzevrijheid zijn, en dat wij ervoor kunnen kiezen om geen aanstoot te nemen.

Gedurende een hachelijke oorlog vond er een briefwisseling plaats tussen Moroni, de aanvoerder van het Nephitische leger, en Pahoran, de opperrechter en regeerder van het land. Moroni, wiens leger wegens gebrek aan steun van de regering zware verliezen leed, schreef aan Pahoran ‘bij wijze van veroordeling’ (Alma 60:2) en beschuldigde hem hardvochtig van achteloosheid, luiheid en onachtzaamheid. Pahoran had aanstoot kunnen nemen aan Moroni en zijn boodschap, maar hij koos ervoor om zich niet te laten beledigen. Pahoran reageerde meelevend en schreef over een opstand tegen de regering waar Moroni niet van op de hoogte was. En toen schreef hij: ‘Zie, ik zeg u, Moroni, dat ik mij niet verheug over uw grote ellende, integendeel, die bedroeft mijn ziel. (…) En nu, in uw brief hebt gij mij gelaakt, maar het doet er niet toe; ik ben niet vertoornd, maar verheug mij over de grootheid van uw hart’ (Alma 61:2, 9).

Een van de belangrijkste aanwijzingen van onze geestelijke volwassenheid komt tot uitdrukking in onze reactie op de zwakheden, onervarenheid en het eventueel aanstootgevende gedrag van anderen. Een voorval, een gebeurtenis of een uitdrukking kan aanstootgevend zijn, maar u en ik kunnen ervoor kiezen om geen aanstoot te nemen — en net als Pahoran te zeggen: ‘Het doet er niet toe.’

Twee aanmoedigingen

Ik besluit mijn toespraak met twee aanmoedigingen.

Aanmoediging 1

Ik moedig u aan om leringen van de Heiland te bestuderen en toe te passen die over interacties en gebeurtenissen gaan die als beledigend beschouwd kunnen worden.

‘Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten.

‘Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen, doet goed aan hen die u haten, en bidt voor wie u vervolgen. (…)

‘Want indien gij liefhebt, die u liefhebben, wat voor loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde?

‘En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde?

‘Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is.’ (Matteüs 5:43–44; 46–48.)

Het is interessant dat de aanmoediging om ‘volmaakt’ te zijn, vooraf wordt gegaan door advies hoe we moeten reageren op wangedrag en ergernis. De strenge vereisten die tot de volmaking van de heiligen leiden, omvatten duidelijk opdrachten waardoor we getoetst en beproefd worden. Als iemand iets zegt of doet waar we aanstoot aan kunnen nemen, moeten we ons ten eerste niet laten beledigen, en vervolgens onder vier ogen, eerlijk en open met die persoon praten. Door zo’n aanpak kunnen we door de Heilige Geest geïnspireerd worden, kunnen misverstanden uit de wereld worden geholpen en kan de ware intentie worden begrepen.

Aanmoediging 2

Veel personen en gezinnen die deze boodschap over de keuze om geen aanstoot te nemen het hardst nodig hebben, nemen waarschijnlijk niet aan deze conferentie deel. Maar ik veronderstel dat wij allemaal leden kennen die uit de kerk wegblijven omdat ze beledigd zijn — en die gezegend zullen worden als zij terugkomen.

Wilt u alstublieft met een gebed in uw hart iemand uitkiezen die u zult bezoeken en zult uitnodigen om weer actief in de kerk te worden? Wellicht kunt u ze een kopie van deze toespraak geven, of met ze over de beginselen praten die we vandaag behandeld hebben. En vergeet niet dat zo’n verzoek liefdevol en nederig moet worden gedaan — niet met een zelfingenomen of hoogmoedige houding.

Als wij met geloof in de Heiland gehoor geven aan deze aanmoediging, getuig ik en beloof ik u dat de deuren geopend zullen worden, onze mond gevuld zal worden, de Heilige Geest van de eeuwige waarheid zal getuigen, en de vlam van het getuigenis aangewakkerd zal worden.

Ik onderschrijf deze woorden van de apostel Johannes: ‘Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geërgerd wordt’ (SV, Johannes 16:1). Ik getuig van de waarheid en goddelijkheid van een levende Heiland en van zijn macht om ons te helpen bij het mijden en overwinnen van aanstootgevende zaken. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.