2006
Geloof, dienstbaarheid en bestendigheid
November 2006


Geloof, dienstbaarheid en bestendigheid

Als wij ons geloof ontwikkelen, groeien door ons dienstbaar te maken, en bestendig en trouw blijven, wat er ook gebeurt, zullen wij de liefde van de Heiland voelen.

Negenendertig jaar geleden kwamen er in Glasgow (Schotland) twee zendelingen van de Heer bij mijn ouders aan de deur. Wij waren diep geroerd door hun opgewektheid, ootmoed en geloof. Elke keer als ze kwamen, kregen we een gevoel van liefde en gemoedsrust. Het was een gevoel van uiterste goedheid.

Hun onderwijs was persoonlijk, oprecht en vertrouwd. We voelden gewoon dat het waar was. Enkele weken later waren we gedoopt en bevestigd; en onmiddellijk werden we met vriendschap en zorg door leden en leiders in onze nieuwe kerkfamilie opgenomen.

Zo begon een evangelische reis die elk aspect van ons leven heeft verrijkt, ons tot zegen is geweest, en ons een sterk, blijvend, rustgevend gevoel van zin en richting heeft gegeven. In de hoop dat het nuttig is voor hen die nog maar pas lid van de kerk zijn, wil ik drie fundamentele evangeliewaarheden bespreken die we in de loop der tijd leerden.

Ten eerste: geloof in Jezus Christus is een motiverende kracht tot verandering. Dergelijk geloof is als geestelijke zuurstof. Staan we ons geloof toe om ongehinderd door ons heen te stromen, dan doet het onze geestelijke zintuigen ontwaken en stimuleert het ze. Het blaast onze ziel adem in.

Stroomt het geloof door ons heen, dan raken wij afgestemd op de influisteringen van de Geest. Ons verstand wordt verlicht, onze geestelijke polsslag versnelt en ons hart wordt geraakt.

Geloof voedt hoop. Ons perspectief verandert; onze visie wordt helderder. We gaan naar het beste en niet het slechtste in het leven en in andere mensen kijken. We krijgen een beter idee van het doel en de zin van het leven. Wanhoop maakt plaats voor vreugde.

Dergelijk geloof is een hemelse gave, maar we kunnen er zelf naar streven en het ontwikkelen. Zoals in het Engelstalige bijbels woordenboek van de kerk staat: ‘Geloof ontstaat vaak wanneer men het getuigenis hoort van iemand die geloof heeft.’1 Vervolgens wordt dat geloof gevoed doordat we onszelf toestaan te geloven. Net als alle andere deugden wordt geloof gesterkt door het te gebruiken, als we leven en handelen alsof we al een groot geloof hadden. Geloof is het gevolg van een rechtschapen verlangen, overtuiging en gehoorzaamheid.

Zo ging het ook in het voorbeeld in het Boek van Mormon met de vader van koning Lamoni die het getuigenis van Aäron hoorde. Hij was bereid te geloven en daarnaar te handelen, zodat hij in nederig gebed kon zeggen: ‘(…) indien er een God is; en indien Gij God zijt, wilt Gij U dan aan mij bekendmaken, en ik zal al mijn zonden afleggen om U te kennen.’2

Zo kan het ook voor ons zijn als wij toestaan dat wij geraakt worden door de Geest van getuigenis, als wij ons geloof uitoefenen, nadenken en zoeken — als wij ons geloof ontwikkelen.

Ten tweede groeien we door ons dienstbaar te maken. President George Albert Smith heeft gezegd: ‘Ons leven wordt niet verrijkt door wat wij ontvangen, maar door wat wij geven.’3

Onzelfzuchtige dienstbaarheid is een fantastisch tegengif voor de ziekten die voortvloeien uit de wereldwijde epidemie van egoïsme. Sommigen raken verbitterd of wanhopig als het erop lijkt dat men niet genoeg aandacht aan ze schenkt, terwijl het hun leven zo zou verrijken als ze maar meer aandacht schonken aan de behoeften van anderen.

De remedie ligt in hulp bieden aan mensen met problemen in plaats van ons zorgen te maken over onze eigen problemen, door andermans lasten te dragen, zelfs als we onszelf zwaar belast voelen, door de handen uit de mouw te steken in plaats van te klagen dat het leven aan ons voorbij lijkt te gaan.

Als we onze ziel verruimen door dienstbaar te zijn, helpt dat ons om uit te stijgen boven onze eigen zorgen en moeilijkheden. Als we onze energie gebruiken om andermans lasten te verlichten, gebeurt er iets wonderbaarlijks. Onze eigen lasten worden minder zwaar. We worden gelukkiger. Ons leven heeft meer zin.

Ten derde garandeert het discipelschap geen vrijwaring van de levensstormen. Zoeken we voorzichtig en getrouw onze weg over het enge en nauwe pad, dan komen we toch nog hindernissen en moeilijkheden tegen. Er zijn dagen, en misschien zelfs maanden en jaren, dat het leven gewoon zwaar is. We maken ons deel aan tegenspoed, verdriet, eenzaamheid, pijn en rouw mee — soms lijkt het meer dan ons deel, lijkt het niet eerlijk.

Wat moet u doen als de tegenspoed toeslaat? Er is eigenlijk maar één ding dat u kunt doen. Houd stand en houd vol. Wees standvastig, bestendig en trouw. De ware tragiek van levensstormen maken we alleen maar mee als we toelaten dat ze ons van onze ware koers af blazen.

Op die momenten van crisis en problemen, kiezen sommigen ervoor om het geloof te laten varen, juist op het moment dat ze dat het hardste nodig hebben. Het gebed wordt veronachtzaamd net op het moment dat ze vuriger moeten bidden. Deugdzaamheid wordt zorgeloos opzijgezet, net als het gekoesterd moet worden. God wordt verlaten in de al te menselijke maar onterechte vrees dat Hij ons verlaten heeft.

De waarheid is dat onze enige veiligheid, onze enige hoop is dat wij vasthouden aan het goede. Trekt de mist om ons heen dicht, dan gaan wij alleen verloren als we besluiten om de ijzeren roede, die het woord Gods voorstelt, los te laten.

De gelijkenis die de Heiland gaf van de wijze man die zijn huis op een rots bouwde, is juist zo krachtig omdat hij illustreert dat ook de wijze man moeilijkheden kreeg. De regens kwamen, de winden woeien, de vloedgolven rezen. Maar hij doorstond het allemaal omdat hij op een stevig fundament had gebouwd en — dit is essentieel — omdat hij daar was gebleven toen de storm kwam.

In zijn beschrijving van de voortgang van een discipel of pelgrim heeft John Bunyan geschreven:

Wie ware heldenmoed wil aanschouwen,

laat hem naderbij komen tot de getrouwe;

want die houdt hier stand,

al is hij in weer en wind beland;

maar hij raakt niet ontmoedigd — kop op,

hij geeft het niet één keer op,

zijn aanvankelijke gedachtelijn

om een pelgrim te zijn.’4

De apostel Paulus spoorde de Kolossenzen aan: blijft ‘gegrond en standvastig […] in het geloof en [laat] u niet afbrengen […] van de hoop van het evangelie, dat gij gehoord hebt.’5

Aan de inwoners van Korinte gaf hij dit krachtige getuigenis:

‘In alles zijn wij in de druk, doch niet in het nauw; om raad verlegen, doch niet radeloos;

‘vervolgd, doch niet verlaten; ter aarde geworpen, doch niet verloren.’6

Wat maakte een dergelijke visie mogelijk? Paulus heeft de reden gegeven: ‘Want de God, die gesproken heeft: Licht schijne uit het duister, heeft het doen schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid Gods in het aangezicht van Christus.’7

Het is mijn getuigenis dat als wij ons geloof ontwikkelen, groeien door ons dienstbaar te maken, en bestendig en trouw blijven, wat er ook gebeurt, wij de liefde van de Heiland zullen voelen. Wij brengen onszelf in de positie waar wij toegang hebben tot de volle omvang van alle zegeningen van de verzoening. Ons lidmaatschap wordt discipelschap. Wij worden gesterkt, gereinigd, verfrist en geestelijk en emotioneel genezen.

Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Bible Dictionary, ‘Faith’, p. 669.

  2. Alma 22:18.

  3. Conference Report, april 1935, p. 46.

  4. The Pilgrim’s Progress (1997), p. 295.

  5. Kolossenzen 1:23.

  6. 2 Korintiërs 4:8–9.

  7. 2 Korintiërs 4:6.