2006
O weest wijs
November 2006


O weest wijs

Laten we ons concentreren op de eenvoudige manieren om in het koninkrijk werkzaam te zijn en laten wij er altijd naar streven om levens te veranderen, waaronder ons eigen leven.

Broeders en zusters, toen ik onlangs in het Boek van Mormon zat te lezen, werd mijn aandacht getrokken door een van de leringen van de profeet Jakob. Zoals u weet was Jakob een van de twee zoons van Lehi die na hun vertrek uit Jeruzalem in de wildernis geboren waren. Hij was getuige geweest van wonderen en hij had het gezin door ongehoorzaamheid en opstandigheid uit elkaar zien vallen. Jakob had Laman en Lemuël lief, net zoals hij Nephi liefhad, en de onderlinge verdeeldheid trof hem persoonlijk. Wat Jakob betreft ging het niet zozeer om ideologie, filosofie of theologie. Het ging om het gezin.

De oprechte zorg van Jakob komt duidelijk tot uiting als hij zegt dat zijn volk ‘de woorden der profeten verwerp[t] (…) die over Christus zijn gesproken’ alsmede ‘de macht Gods en de gave van de Heilige Geest’ verloochenen ‘en de spot drijven met het grote verlossingsplan’ (Jakob 6:8).

En vlak voordat hij afscheid neemt, spreekt hij acht eenvoudige woorden die de basis van mijn toespraak vormen. Jakob zei: ‘O weest wijs; wat kan ik verder zeggen?’ (Jakob 6:12.)

Ouders en grootouders kunnen zich enigszins indenken wat Jakob op dat moment gevoeld moet hebben. Hij hield van zijn volk, gedeeltelijk omdat ze ook familie van hem waren. Hij onderrichtte hen zo duidelijk mogelijk en met heel zijn ziel. Hij waarschuwde hen onomwonden wat er zou gebeuren als ze er niet voor zouden kiezen om ‘door de enge poort’ te gaan en voort te gaan ‘op de weg die smal is’ (Jakob 6:11). Hij kon niets meer bedenken om hen te waarschuwen, aan te sporen, te inspireren en te motiveren. Daarom zei hij eenvoudig en diepzinnig: ‘O weest wijs; wat kan ik verder zeggen?’

Ik heb in veel landen leden van de kerk ontmoet. Ik ben onder de indruk van de levenskracht en energie van veel van onze leden. Zij beroeren veel harten en zijn veel mensen tot zegen. Het werk maakt veel vooruitgang en daar ben ik bijzonder dankbaar voor. Maar ik vind dat de leden van de kerk ook wijs moeten zijn in alles wat zij doen.

In zijn oneindige wijsheid heeft de Heer zijn kerk georganiseerd met vrijwilligers. Dat houdt in dat wij de opdracht hebben om over elkaar te waken en elkaar te helpen. Wij moeten elkaar liefhebben, zoals onze Vader in de hemel en de Heer Jezus Christus ons liefhebben. Onze kerkroepingen en andere omstandigheden veranderen zo nu en dan, waardoor wij nieuwe en unieke kansen krijgen om te dienen en te groeien. De meeste leidinggevenden en leerkrachten in de kerk zijn gedreven met hun taken bezig. Sommigen zijn wellicht minder effectief dan anderen, maar bijna altijd doen ze oprecht hun best om zinvol evangelisch werk te verrichten.

Af en toe zien we mensen die zo met hun taken in de kerk bezig zijn dat hun leven uit balans raakt. Zij zijn van mening dat de programma’s waar zij verantwoordelijk voor zijn, belangrijker zijn dan de mensen die zij dienen. Zij compliceren hun werk met nodeloze drukte en opsmuk die te veel tijd, geld en energie kosten. Zij delegeren niet en geven anderen niet de kans om in hun taken te groeien.

Omdat zij te veel tijd en energie aan hun taken in de kerk besteden, kunnen hun eeuwige gezinsbanden verslechteren. Hun carrière kan eronder lijden. Dat is noch in geestelijk, noch in enig ander opzicht gezond. Hoewel er momenten zijn dat onze taken in de kerk meer inspanning en aandacht vergen, moeten we ernaar streven om een balans te vinden. We mogen andere belangrijke prioriteiten in ons leven nooit door onze taken in de kerk laten verdringen. Laten we de raad van koning Benjamin niet vergeten: ‘En ziet toe dat al deze dingen in wijsheid en ordelijkheid worden gedaan, want het is niet nodig dat iemand harder loopt dan hij kracht heeft’ (Mosiah 4:27).

Ik wil graag zes manieren noemen waarop wij goed en wijs werkzaam kunnen zijn.

Ten eerste: concentreer u op mensen en beginselen — niet op programma’s. Een van de belangrijkste dingen die we met het evangelie van Jezus Christus kunnen doen, is mensen opbouwen. Als wij anderen willen dienen, moeten we hen persoonlijk kennen — hun karakter, hun sterke punten, hun problemen, hun hopen en dromen — zodat we de juiste hulp en steun kunnen bieden. Het is eerlijk gezegd veel gemakkelijker om programma’s te leiden dan om mensen te begrijpen en oprecht te dienen. Het belangrijkste doel van leidersvergaderingen is om te bespreken hoe we de leden kunnen dienen. De meeste routineuze informatie en coördinatie kan tegenwoordig door middel van telefoon, e-mail en de posterijen worden geregeld, zodat de agenda van de raads- en presidiumvergaderingen aan de behoeften van de mensen besteed kan worden.

De programma’s van de kerk zijn er om de mensen op te bouwen, aan te moedigen, bij te staan, te onderrichten, lief te hebben en te vervolmaken. ‘Bedenkt dat de waarde van zielen groot is in de ogen van God’ (LV 18:10). Programma’s zijn hulpmiddelen. De organisatie en personele bezetting daarvan mag niet meer aandacht vergen dan de behoeften van de mensen waarvoor ze bestemd zijn.

Ten tweede: wees vindingrijk. Als we eraan werken om onze roeping groot te maken, moeten we naar de inspiratie van de Geest streven om problemen van de leden te helpen oplossen. We hebben handboeken, en de richtlijnen daarin moeten opgevolgd worden. Maar binnen dat kader hebben we voldoende mogelijkheden om na te denken, creatief te zijn en van onze talenten gebruik te maken. De opdracht om onze roeping groot te maken is geen gebod om die te verfraaien en te compliceren. Innoveren betekent niet per definitie uitbreiden, maar vaak juist vereenvoudigen.

Dat we door het eeuwige beginsel van keuzevrijheid de mogelijkheid hebben om zelf te kiezen en na te denken, betekent dat we steeds beter problemen kunnen oplossen. Af en toe slaan we de plank mis, maar zolang we de beginselen en richtlijnen van het evangelie navolgen, kunnen we van die fouten leren, meer begrip voor anderen opbrengen en hen beter dienen.

Vindingrijk zijn houdt ook in dat ons niet steeds verteld hoeft te worden wat we moeten doen. De Heer heeft gezegd: ‘Het is niet juist dat Ik in alle dingen gebieden moet; want wie in alle dingen gedwongen wordt, die is een trage en geen verstandige dienstknecht’ (LV 58:26). Wij vertrouwen erop, broeders en zusters, dat u zich laat inspireren. Wij vertrouwen erop dat u dat binnen het kader van de richtlijnen en beginselen van het evangelie doet. Wij vertrouwen erop dat u in wijsheid vergadert om het geloof en het getuigenis te versterken van de mensen die u dient.

Ten derde: verdeel het werk en delegeer bepaalde taken. Er is een verschil tussen verantwoordelijk zijn en al het werk zelf verrichten. De tijd is bijvoorbeeld voorbij dat een quorumpresident ouderlingen zich gedreven voelt om al het huisonderwijs te doen waar anderen niet aan toe zijn gekomen. Datzelfde geldt voor de ZHV-presidente en het huisbezoek. Dat is niet alleen onverstandig, het is geen huisonderwijs of huisbezoek. Het huisonderwijs gaat niet om de cijfers of het aantal afgelegde bezoeken; die zijn slechts een meetinstrument. Het huisonderwijs gaat om de liefde voor de mensen en hulp aan en zorg voor de kinderen van onze hemelse Vader.

Er moeten opdrachten worden uitgedeeld, er moeten taken gedelegeerd worden, en de leden moeten de kans krijgen om hun eigen taken zo goed mogelijk te vervullen. Geef raad, adviseer, overreed, motiveer — maar doe niet hun werk. Geef anderen de kans om vooruitgang te maken en te groeien, ook als dat soms inhoudt dat de resultaten er op de rapporten niet zo mooi uitzien.

Ten vierde: geef schuldgevoelens geen kans. Ik hoop dat iedereen begrijpt dat leidinggevenden en leerkrachten geen schuldgevoelens mogen aanwenden om mensen te motiveren. We motiveren mensen door middel van liefde en oprechte waardering, niet door schuldgevoelens. Ik ben een voorstander van de gedachte dat we op de goede werken van een ander moeten letten.

Toch zijn er nog steeds mensen die schuldgevoelens hebben bij hun werk in de kerk. Die gevoelens kunnen opkomen als verschillende verplichtingen en prioriteiten tegelijk onze tijd en aandacht opeisen. Als stervelingen kunnen we gewoon niet alles tegelijk doen. Daarom moeten we alles ‘in wijsheid en ordelijkheid’ doen (Mosiah 4:27). Dat houdt vaak in dat we onze aandacht tijdelijk van een bepaalde prioriteit moeten afwenden om ons op een andere te concentreren. Soms eisen de gezinsomstandigheden onze volledige aandacht op. Op andere momenten staat onze carrière op de eerste plaats. En er zijn momenten waarop onze roeping in de kerk aan de beurt is. We krijgen een goede balans als we alles tijdig doen, onze voorbereiding niet uitstellen of tot het laatste moment wachten om onze taken uit te voeren.

En daarnaast mogen we niet vergeten dat Christus op aarde is gekomen om de mensen die zich bekeren te vergeven en hun schuldgevoelens weg te nemen. (Zie Alma 24:10.) Hij is gekomen om de verontruste ziel vrede te schenken. ‘Vrede laat Ik u’, zei Hij. ‘Mijn vrede geef Ik u; niet gelijk de wereld die geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd of versaagd’ (Johannes 14:27). Door middel van de wonderbaarlijke verzoening moedigt Hij ons aan: ‘Neemt mijn juk op u (…) en gij zult rust vinden voor uw zielen’ (Matteüs 11:29).

Naarmate de verzoening in ons leven werkzaam wordt, gaan we begrijpen dat de Heiland onze lasten al op Zich heeft genomen. Ik hoop dat wij wijs genoeg zijn om dat te begrijpen, ons zo nodig te bekeren en onze schuldgevoelens los te laten.

Ten vijfde: wij moeten al onze middelen — tijd, energie en inkomen — verstandig verdelen. Ik wil u een geheimpje vertellen. Sommigen van u hebben dat al geleerd. Zo niet, dan wordt het nu tijd. Wat de behoeften van uw gezinsleden of uw taken in de kerk ook mogen zijn, u bent nooit ‘klaar’. We kunnen altijd meer doen. Er is altijd een andere gezinsaangelegenheid om aandacht aan te besteden, een andere les om voor te bereiden, een ander gesprek om te houden, een andere vergadering om bij te wonen. We moeten goed op onze gezondheid letten en de raad opvolgen die President Hinckley vaak heeft gegeven, dat wij gewoon zo goed mogelijk ons best moeten doen.

Volgens mij gaat het erom dat wij onze eigen vaardigheden en beperkingen kennen en een gelijkmatig tempo aanhouden. We moeten onze tijd, aandacht en middelen verstandig verdelen om anderen, waaronder onze gezinsleden, op weg naar het eeuwige leven te helpen.

Ten zesde: leidinggevenden moeten ervoor zorgen dat de leden een taak hebben, vooral de nieuwe leden. President Hinckley heeft gezegd dat alle nieuwe leden een taak moeten hebben. Maar die taak mag niet te zwaar voor hen zijn, maar moet hen voldoende in de gelegenheid stellen om zich prettig in de kerk te voelen door de leerstellingen te leren en met aardige leden om te gaan. Omdat hun getuigenis groeit en ze nuttige werkzaamheden verrichten, worden ze in het herstelde evangelie verankerd.

Broeders en zusters, ik hoop dat wij ons zullen concentreren op de eenvoudige manieren om in het koninkrijk werkzaam te zijn en dat wij er altijd naar zullen streven om levens te veranderen, waaronder ons eigen leven. De rapporten die worden ingevuld en de vergaderingen die worden bijgewoond zijn niet het belangrijkst. Het gaat erom of wij naar het voorbeeld van de Heiland het individu opbouwen, aanmoedigen en uiteindelijk veranderen. Het is onze taak om ervoor te zorgen dat anderen de vrede en vreugde zullen vinden die alleen het evangelie kan bieden. Jezus heeft in negen woorden samengevat hoe we dat moeten doen. Hij zei: ‘Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren’ (Johannes 14:15).

Deze tijd lijkt in veel opzichten op de tijd van Jakob. Net als hij wil ik u aansporen ‘u te bekeren en met een volmaakt voornemen des harten te komen en God aan te hangen zoals Hij u aanhangt’ (Jakob 6:5). Broeders en zusters, wees thuis verstandig. Vervul uw taken in de kerk op verstandige wijze. Besteed uw tijd nuttig. Wees wijs in het balanceren van al uw taken. O wees wijs, geliefde broeders en zusters. Wat kan ik verder zeggen?

Ik bid dat God ons zal zegenen met de wijsheid om zijn Zoon, Jezus Christus, lief te hebben en verstandig aan zijn werk bij te dragen. Ik geef u mijn getuigenis dat Hij leeft. Dit is zijn kerk. We doen zijn werk. Moge de vrede des Heren ons vergezellen. En mogen wij wijs onze taken uitvoeren, dat bid ik nederig in de naam van Jezus Christus. Amen.