2006
Discipelschap
November 2006


Discipelschap

Een van de grootste zegeningen van het leven en de eeuwigheid is gerekend te worden onder de toegewijde discipelen van de Heer Jezus Christus.

De Heiland werd bij zijn bediening op de oever van het Meer van Galilea gevolgd door een grote menigte. Om te zorgen dat meer mensen Hem konden horen, klom Hij in Petrus’ vissersboot en vroeg hem om een beetje afstand van de oever te nemen. Toen Hij uitgesproken was, zei Hij tegen Petrus, die de hele nacht zonder succes gevist had, dat hij het meer op moest gaan en zijn netten in het diepe water moest uitzetten. Petrus gehoorzaamde en ving zoveel vis dat de netten scheurden. Petrus riep zijn partners, Jakobus en Johannes, om hem te komen helpen. Allen waren verbaasd over de hoeveelheden vis die ze vingen. Jezus zei tegen Petrus: ‘Wees niet bevreesd, van nu aan zult gij mensen vangen.’ Lucas vertelt ons: ‘En zij trokken de schepen op het land en lieten alles achter en volgden Hem.’1 Zij werden discipelen van de Heer.

De woorden discipel en discipline komen beide van hetzelfde Latijnse woord: discipulus, wat pupil betekent. Dat duidt op oefening of training. Zelfdiscipline en zelfbeheersing zijn onveranderlijke, blijvende eigenschappen van de volgelingen van Jezus, waarvan we een voorbeeld zien in Petrus, Jakobus en Johannes die waarlijk ‘alles achterlieten en Hem volgden’.

Wat houdt discipelschap in? Het houdt vooral gehoorzaamheid aan de Heiland in. Discipelschap omvat veel aspecten, zoals kuisheid, tiende betalen, gezinsavond houden, alle geboden onderhouden en alles opgeven wat niet goed voor ons is. Alles in het leven heeft een prijs. Gezien de grote belofte die de Heiland ons doet aangaande gemoedsrust in dit leven en eeuwig leven in het hiernamaals, is discipelschap een prijs die de moeite waard is. We kunnen ons niet veroorloven om die niet te betalen. Als we ze vergelijken, dan zijn de vereisten van het discipelschap veel minder dan de beloofde zegeningen.

De discipelen van Christus krijgen een oproep om niet alleen het najagen van wereldse zaken op te geven, maar ook om dagelijks het kruis te dragen. Het kruis dragen houdt in dat we zijn geboden volgen en zijn kerk op aarde opbouwen. En het betekent zelfbeheersing.2 Zoals Jezus van Nazaret ons heeft gezegd: ‘Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij.’3 ‘Wie niet zijn kruis draagt en achter Mij komt, kan mijn discipel niet zijn.’4

De tekst van een geliefd jeugdwerkliedje weerklinkt voor allen die de Meester volgen:

Ik wil graag als Jezus worden

en volg dus zijn voorbeeld na.

Ik wil van zijn liefde geven, ja, overal waar ik ga.5

Laten wij eens kijken naar enkele dingen die Jezus deed waarin wij Hem allemaal kunnen navolgen.

  1. Jezus ging ‘rond (…), weldoende.’6 We kunnen allemaal dagelijks een goede daad doen — voor een gezinslid, een vriend of zelfs een vreemde, als we maar op de kansen letten die we krijgen.

  2. Jezus was de goede Herder die over zijn schapen waakte en gaf om de schapen die verdwaalden.7 We kunnen eenzame mensen opzoeken of vriendschapsbanden aanknopen met minderactieve leden.

  3. Jezus had mededogen met veel mensen, inclusief een arme melaatse.8 Ook wij kunnen mededogen hebben. In het Boek van Mormon worden wij eraan herinnerd dat we behoren te ‘treuren met hen die treuren’.9

  4. Jezus getuigde van zijn goddelijke zending en van zijn Vaders grote werk. Wij kunnen allen ons deel doen door ‘te allen tijde als getuige van God’10 te staan.

  5. Jezus zei: ‘Laat de kinderen tot Mij komen.’11 Onze kinderen hebben onze aandacht, liefde en zorg nodig.

Ware volgelingen van de Heiland dienen bereid te zijn om hun leven neer te leggen, en sommigen hebben dat voorrecht gehad. In de Leer en Verbonden staat deze raad:

‘Laat niemand bevreesd zijn om zijn leven omwille van Mij af te leggen, want wie zijn leven omwille van Mij aflegt, zal het weer vinden.

‘En wie niet bereid is zijn leven omwille van Mij af te leggen, is mijn discipel niet.’12

In het boek Handelingen lezen we het relaas van de discipel Stefanus die ‘vol [geloof] en kracht’ was en ‘wonderen en grote tekenen onder het volk’ deed.13 In Jeruzalem werd Stefanus geconfronteerd met een vijandige menigte die hem ten onrechte van godslastering beschuldigde, hoewel hij voor hun ogen verheerlijkt werd. Stefanus getuigde van de goddelijkheid van de Heiland en toen hij de menigte tot bekering riep, keerden enkelen zich tegen hem. ‘Maar hij, vol van de heilige Geest, sloeg de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods.’14 Zelfs terwijl hij gestenigd werd, waren de laatste woorden die van zijn lippen rolden: ‘Here, reken hun deze zonde niet toe!’15

Toen de kerk nog niet zo lang in Mexico gevestigd was, werden twee getrouwe leiders als discipelen van Christus martelaar wegens hun geloof. De twee die men het leven benam waren Rafael Monroy en Vicente Morales.

Tijdens de Mexicaanse Revolutie was Rafael Monroy president van de kleine gemeente San Marcos. En Vicente Morales was zijn eerste raadgever. Op 17 juli 1915 werden ze gepakt door de Zapatisten. Ze kregen te horen dat ze gespaard zouden worden als ze hun wapens opgaven en hun vreemde godsdienst afzwoeren. Broeder Monroy zei tegen de mensen die hem gevangen hadden genomen dat hij geen wapens had en hij pakte zijn bijbel en zijn boek-van-mormon uit zijn zak. Hij zei: ‘Heren, dit zijn de enige wapens die ik draag; zij zijn de wapens van waarheid tegen dwaling.’

Toen men geen wapens vond, werden de broeders wreed gemarteld om ze te laten bekennen waar de wapens verstopt waren. Maar er waren geen wapens. Ze werden toen naar de rand van het dorp gebracht waar men hen tegen een es voor een vuurpeloton zette. De bevelvoerend officier bood hen de vrijheid als ze hun godsdienst opgaven en zich bij de Zapatisten aansloten, maar broeder Monroy antwoordde: ‘Mijn godsdienst is mij dierbaarder dan mijn leven en ik kan die niet opgeven.’

Er werd ze meegedeeld dat ze geëxecuteerd zouden worden en men vroeg hen of ze nog een laatste verzoek hadden. Broeder Rafael vroeg of hij nog mocht bidden vóór zijn executie. Daar, in aanwezigheid van zijn scherprechters, knielde hij neer en bad, hoorbaar voor allen, dat God zijn dierbaren zou zegenen en beschermen en dat Hij zou zorgen voor de kleine gemeente, die het al moeilijk had maar het nu zonder leider moest stellen. Aan het eind van zijn gebed gebruikte hij de woorden van de Heiland toen deze op het kruis hing en bad voor zijn scherprechters: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’16 Daarna werden broeder Monroy en broeder Morales door het vuurpeloton doodgeschoten.17

Jaren geleden ging ik naar Mexico om een ringpresidium te reorganiseren. Tijdens de gesprekken had ik het voorrecht om kennis te maken met een van de nakomelingen van Rafael Monroy. Ik was erg onder de indruk van het sterke getuigenis van de man en van zijn toewijding aan het evangelie. Toen ik hem vroeg wat er was gebeurd met de rest van broeder Monroys nakomelingen, zei hij dat velen van hen op zending waren geweest en dat ze de kerk trouw waren.

Toen de kerk nog jong was, legden naast Joseph Smith en Hyrum Smith ook andere discipelen hun leven neer voor het evangelie van Jezus Christus. In de Leer en Verbonden lezen we hoe trouw Edward Partridge, de eerste bisschop van de kerk, was.18 Op 20 juli 1833 zat Edward thuis bij zijn vrouw, die net bevallen was en nog zwak was. Drie bendeleden drongen zijn huis binnen en sleepten hem de straat op, waar het een heksenketel was, waarop ze hem meenamen naar het plein waar ze Charles Allen al heen hadden gebracht. De woordvoerder van de bende van driehonderd man zei dat Edward en Charles hun geloof in het Boek van Mormon moesten afzweren of de streek verlaten. Edward Partridge antwoordde: ‘Als ik voor mijn godsdienst moet lijden, is dat niet meer dan anderen vóór mij hebben gedaan. Ik ben mij niet bewust dat ik iemand in deze streek kwaad heb gedaan en daarom kan ik er niet in toestemmen weg te gaan. Ik heb niemand gekwetst of beledigd. Als u mij mishandelt, dan verwondt u een onschuldig mens.’ Vervolgens smeerde de bende Edward en Charles van top tot teen in met hete pek, die potas bevatte, wat een vleesetend zuur is, waarna ze veren over hen heen gooiden, die aan de bijtende pek bleven vastzitten.19

De profeet Joseph Smith zei enkele jaren later, na Edwards dood op 46-jarige leeftijd, het volgende over hem: ‘Hij heeft het leven gelaten wegens de vervolging in Missouri, en hij is een van hen voor wiens bloed zij rekenschap zullen moeten afleggen.’20 Edward Partridge liet een erfgoed na dat voortleeft in vele rechtschapen nakomelingen.

Maar de meesten van ons wordt gevraagd om niet voor de kerk te sterven, maar ervoor te leven. Voor velen kan dagelijks een christelijk leven leiden zelfs moeilijker zijn dan hun leven neerleggen. In de oorlog kwam ik erachter dat veel mensen in staat waren om uiterst onzelfzuchtige daden te verrichten, heldhaftige en edele daden, zonder aan hun eigen leven te denken. Maar toen de oorlog voorbij was en ze weer naar huis gingen, konden ze de lasten van het dagelijkse leven niet aan en raakten verslaafd aan tabak, alcohol, drugs en losbandigheid, waardoor ze uiteindelijk toch hun leven verspeelden.

Sommigen zeggen misschien: ‘Ik ben maar een eenvoudig mens. Ik bekleed geen vooraanstaande positie. Ik ben nieuw in de kerk. Ik heb slechts beperkte talenten en vaardigheden. Ik draag niet veel bij.’ Misschien zeggen ze: ‘Ik ben te oud om te veranderen. Mijn leven is al voorbij. Waarom zou ik het nog proberen?’ Het is nooit te laat om te veranderen. Het discipelschap heeft niets te maken met vooraanstaande posities, rijkdom of geleerdheid. Jezus’ discipelen kwamen uit alle lagen van de bevolking. Maar voor het discipelschap moeten we wél overtredingen verzaken en genieten van wat president Spencer W. Kimball ‘het wonder der vergeving’21 heeft genoemd. Dat krijgen we alleen door bekering, wat inhoudt dat we zonde verzaken en elke dag opnieuw besluiten om waarheid en rechtschapenheid na te streven. Zoals Jezus heeft gezegd: ‘Wat voor mannen behoort gij daarom te zijn? Voorwaar, Ik zeg u, zoals Ik ben.’22

Velen vinden de prijs van het discipelschap te hoog en te zwaar. Sommigen moeten er te veel voor opgeven. Maar het kruis is niet zo zwaar als het lijkt. Door gehoorzaamheid krijgen we veel meer kracht om het te dragen.

‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’23

Wij kunnen pas met recht zeggen dat wij discipelen zijn als we met zekerheid kunnen stellen dat zijn wegen de onze zijn geworden.

De zegeningen van het discipelschap staan allen ter beschikking die bereid zijn er de prijs voor te betalen. Het discipelschap geeft ons leven zin, zodat we niet doelloos rondlopen, maar gestaag voortgaan op het enge en smalle pad dat ons terugvoert naar onze hemelse Vader. Het discipelschap biedt ons troost bij verdriet, gemoedsrust, en vreugde in dienstbetoon, wat ons allemaal helpt om meer op Jezus te gaan lijken.

Door het discipelschap van de Heiland kunnen wij kennis krijgen van, en kunnen wij in ons hart en ons verstand gaan geloven in, de verlossende beginselen en verordeningen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Door ons discipelschap gaan wij de zending waarderen van de profeet Joseph Smith, die deze verlossende beginselen in onze tijd heeft teruggebracht. Wij verheugen ons in de sleutels en het gezag van het priesterschap, die van de ene kerkpresident op de andere zijn overgedragen, van de profeet Joseph Smith tot onze huidige profeet, president Gordon B. Hinckley.

Wij zijn dankbaar dat wij in ons discipelschap van de Heiland zijn belofte van vrede in deze wereld24 kunnen genieten in de vorm van tevredenheid, geluk en voldoening. Door ons discipelschap kunnen wij de geestelijke kracht krijgen die we nodig hebben om met de moeilijkheden van het leven om te gaan.

Een van de grootste zegeningen van het leven en de eeuwigheid is gerekend te worden onder de toegewijde discipelen van de Heer Jezus Christus. Ik heb een groot getuigenis van deze waarheid, waarvan ik getuig in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Lucas 5:1–11.

  2. Zie Alma 39:9, voetnoot b.

  3. Lucas 9:23.

  4. Lucas 14:27.

  5. ‘Ik wil graag als Jezus worden’, Kinderliedjes, p. 40.

  6. Handelingen 10:38.

  7. Zie Matteüs 15:24 of Johannes 10:1–12.

  8. Zie Marcus 1:40–42.

  9. Mosiah 18:9.

  10. Mosiah 18:9.

  11. Marcus 10:14.

  12. LV 103:27–28.

  13. Handelingen 6:8.

  14. Handelingen 7:55.

  15. Handelingen 7:60.

  16. Lucas 23:34.

  17. Zie Rey L. Pratt, ‘A Latter-day Martyr’, Improvement Era, juni 1918, pp. 720–726.

  18. Zie LV 124:19.

  19. Zie B. H. Roberts, A Comprehensive History of the Church, deel 1, p. 333; Andrew Jenson, Latter-day Saint Biographical Encyclopedia, 4 delen (1901–1936), deel 1, p. 220.

  20. History of the Church, deel 4, p. 132.

  21. Zie The Miracle of Forgiveness (1969), p. 362.

  22. 3 Nephi 27:27.

  23. Matteüs 11:28–30.

  24. LV 59:23.