2007
De vreugde van bekering
April 2007


Lessen uit het Nieuwe Testament

De vreugde van bekering

Afbeelding

Tijdens zijn aardse bediening toonde de Heiland veel liefde voor iedere zoon en dochter van God — vooral voor hen die gezondigd hadden. In de gelijkenissen van het verloren schaap, de verloren penning en de verloren zoon geeft de Heer aan hoe belangrijk het is om de helpende hand uit te steken naar de mensen die zijn afgedwaald of verdwaald en hoe groot de vreugde zal zijn als zij terugkeren. (Zie Lucas 15.) Hij zei bijvoorbeeld: ‘Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over een zondaar, die zich bekeert, meer dan over negenennegentig rechtvaardigen, die geen bekering nodig hebben’ (Lucas 15:7).

Ik wil me graag concentreren op de grote vreugde die bekeerlingen ontvangen en de vreugde die wij ervaren als we anderen gedurende het bekeringsproces helpen.

‘De mensen zijn, opdat zij vreugde zullen hebben’

Vreugde gaat veel dieper dan kortstondige momenten van genoegen of gevoelens van geluk. We ontvangen echte vreugde, ofwel ‘eeuwige vreugde’ (2 Nephi 8:11), als we door middel van bekering de kracht van de verzoening ervaren en de geestelijke bevestiging krijgen dat we door middel van de Heer Jezus Christus van onze zonden verlost kunnen worden en het eeuwige leven kunnen beërven.

De profeet Lehi heeft gezegd dat onze hemelse Vader wil dat wij ‘vreugde zullen hebben’ (2 Nephi 2:25) en dat we uitsluitend door de verzoening van Jezus Christus eeuwige vreugde kunnen ontvangen.

Hoewel we in dit leven geen volheid van vreugde kunnen ontvangen (zie LV 93:33–34), kunnen we dagelijks vreugde ervaren als we het evangelie naleven. Mormon sprak over het ervaren van vreugde toen hij over de getrouwe Nephieten zei: ‘Niettemin vastten en baden zij dikwijls, en werden steeds sterker in hun ootmoed, en steeds onwrikbaarder in het geloof in Christus, waardoor hun ziel met vreugde en vertroosting werd vervuld, ja, zodat hun hart gereinigd en geheiligd werd, welke heiliging tot stand kwam door de overgave van hun hart aan God’ (Helaman 3:35).

Door de Heilige Geest met vreugde vervuld

In veel teksten spreken de profeten op soortgelijke wijze over gevoelens van vreugde en de Heilige Geest. In het boek Handelingen staat: ‘De discipelen werden vervuld met blijdschap en met de Heilige Geest’ (Handelingen 13:52). En de Heer belooft zijn volgelingen: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik zal u van mijn Geest meedelen, die uw verstand zal verlichten, die uw ziel met vreugde zal vervullen’ (LV 11:13).

Als we begrijpen dat vervuld zijn van de Geest samengaat met vervuld zijn van vreugde, gaan we beseffen dat waar geluk het gevolg is van onze bekering van zonden en van zo te leven dat we de tegenwoordigheid van de Geest waardig zijn. En als we de Geest voelen, ervaren we vreugde in de kennis dat we in de ogen van God geheiligd zijn.

De vreugde die uit bekering voortkomt, is op verschillende vlakken zichtbaar. Ten eerste, de vreugde en troost die een berouwvolle ziel ontvangt als de last van zonde wordt verwijderd. Ten tweede, de diepe gevoelens van vreugde en liefde die ons deel zijn als we anderen bij het bekeringsproces helpen. En ten slotte zijn er de vreugdevolle gevoelens van een dierbare Heiland als Hij ziet dat wij gehoor geven aan zijn waarschuwingen en op de genezende kracht van zijn zoenoffer vertrouwen.

Wanneer wij de verzoening in ons leven toepassen, kan het niet anders dan dat we aan de Heiland en zijn oneindige gave denken, geloof in Hem oefenen en een geestelijke bevestiging ontvangen dat Hij ons van al onze zonden en zwakheden kan en zal verlossen. Aldus voelen we de vreugde en vrede die we alleen door zijn Heilige Geest kunnen ontvangen. Onze ervaring lijkt op die van het volk van Zarahemla: ‘Dat de Geest des Heren op hen kwam en zij met vreugde waren vervuld, omdat zij vergeving van hun zonden hadden ontvangen en gemoedsrust hadden dankzij het grote geloof dat zij hadden in Jezus Christus, die komen zou’ (Mosiah 4:3).

‘Om zielen tot bekering te brengen’

Nadat we de vreugde hebben gevoeld die uit de zegeningen van de verzoening voortkomen, kunnen we ook grote vreugde ervaren door anderen aan te moedigen om tot Christus te komen. Toen hij zijn zoon Helaman onderwees, zei Alma: ‘[Ik heb] onophoudelijk gearbeid om zielen tot bekering te brengen; om hen ertoe te brengen de buitengewone vreugde te smaken die ik heb gesmaakt, opdat ook zij uit God zouden worden geboren en met de Heilige Geest worden vervuld.

‘Ja, en nu zie, o mijn zoon, de Heer schenkt mij een buitengewoon grote vreugde in de vrucht van mijn arbeid’ (Alma 36:24–25).

De Heiland zelf heeft gezegd: ‘En al ware het zo dat u al uw dagen arbeidde om dit volk bekering toe te roepen, en slechts één ziel tot Mij bracht, hoe groot zal dan uw vreugde met hem zijn in het koninkrijk van mijn Vader!

‘En nu, indien uw vreugde groot zal zijn met één ziel die u tot Mij hebt gebracht in het koninkrijk van mijn Vader, hoe groot zal dan uw vreugde zijn indien u vele zielen tot Mij brengt!’ (LV 18:15–16.)

‘Hoe groot is zijn vreugde over de ziel die zich bekeert!’

En ten slotte stel ik me het gevoel van voldoening voor dat de Heiland moet ervaren als wij ons van onze zonden bekeren en zijn zoenoffer in ons leven toepassen. Johannes heeft de gevoelens van de Heiland als volgt onder woorden gebracht: ‘Groter blijdschap ken ik niet, dan dat ik hoor, dat mijn kinderen in de waarheid wandelen’ (3 Johannes 1:4). En Christus heeft over zichzelf gezegd: ‘En hoe groot is zijn vreugde over de ziel die zich bekeert!’ (LV 18:13).

Nadat Hij de Nephieten over zijn verzoening had verteld en wat zij moesten doen om vlekkeloos in zijn ogen te zijn, sprak Jezus over zijn gevoelens met de woorden: ‘Mijn vreugde is groot, ja, zelfs overvloedig, wegens u (…); ja, en zelfs de Vader verheugt Zich, en tevens alle heilige engelen, wegens u en dit geslacht; want geen van hen is verloren. (…) In hen heb ik een volheid van vreugde’ (3 Nephi 27:30–31).

Ik getuig dat ook wij de vreugde in dit leven en de volheid van vreugde in het hiernamaals kunnen ontvangen: ‘Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods’ (Hebreeën 12:2; cursivering toegevoegd).

De vreugde van de berouwvolle ziel

We kunnen veel leren over de vreugde die uit ware bekering voortkomt als wij de ervaringen van de apostel Paulus en Alma de jonge bestuderen, ook al zijn onze ervaringen niet even indrukwekkend als de hunne. (Zie Handelingen 8:1–3; 9:1–31; Mosiah 27:8–31; Alma 36:5–24.) Paulus en Alma waren invloedrijke mannen die de heiligen vervolgden. Tijdens hun vernietigingswerk werden beide mannen door hemelse boodschappers bezocht. Er verscheen een engel aan Alma, terwijl Jezus zelf tot Paulus sprak en vroeg: ‘Waarom vervolgt gij Mij?’ (Handelingen 9:4).

Beide mannen vielen ter aarde door wat zij gezien en gehoord hadden. Alma kon niet meer praten en Paulus werd blind. Maar wat nog belangrijker was, beide mannen herstelden op soortgelijke wijze van hun goddeloze en gevallen staat. Paulus vroeg eenvoudig: ‘Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?’ (SV, Handelingen 9:6). Hij richtte zijn leven onmiddellijk op de Heiland en volgde de instructies van de Heer nauwkeurig op. Alma beschrijft zijn bekering als volgt:

‘Terwijl ik aldus met kwelling werd gepijnigd, en door de herinnering aan mijn vele zonden verscheurd, dat ik mij ook herinnerde hoe ik mijn vader tot het volk had horen profeteren over de komst van een zekere Jezus Christus, een Zoon van God, om voor de zonden der wereld verzoening te doen.

‘Welnu, zodra deze gedachte bij mij opkwam, riep ik in mijn hart: O Jezus, Zoon van God, wees barmhartig jegens mij, die in de gal van bitterheid verkeer en door de eeuwigdurende ketenen des doods ben omsloten.

‘En nu, zie, toen ik dat dacht, kon ik mij mijn pijnen niet meer herinneren; ja, ik werd niet meer verscheurd door de gedachte aan mijn zonden.

‘En o, wat een vreugde, en wat een wonderbaar licht zag ik; ja, mijn ziel werd vervuld met een vreugde die even buitengewoon was als voordien mijn pijn (Alma 36:17–20; cursivering toegevoegd)’

Ouderling Craig C. Christensen van de Zeventig