2007
Extra ideeën voor de participatieperiode, april 2007
April 2007


Extra ideeën voor de participatieperiode, april 2007

Jeugdwerkleidsters kunnen de volgende ideeën gebruiken als aanvulling op de participatieperiode in deze uitgave van de Liahona. Voor de les, de instructies en de activiteit die overeenkomen met deze ideeën, raadpleegt u ‘Hij leeft’ op pp. 4 en 5 van De Kindervriend in deze uitgave.

  1. Zet het woord verkeerd op het bord. Leg uit dat als de kinderen zich bekeren, ze iets goedmaken wat verkeerd is. Vraag de kinderen hoe ze het woord verkeerd in goed kunnen veranderen door te bedenken hoe iemand zich kan bekeren. Gebruik enkele praktijkgevallen (zie ‘Praktijkgevallen’, Onderwijzen — geen grotere roeping [1999], pp. 170–171) om situaties aan te geven waarin kinderen zich moeten bekeren. Na het eerste praktijkgeval zingt u een lied of lofzang over bekering en legt u uit dat bekering het tweede beginsel van het evangelie is. Na het tweede praktijkgeval zingt u een ander lied of lofzang over bekering. Na het derde praktijkgeval zingt u een lied of lofzang over vergeving en legt u uit dat wij mensen moeten vergeven die zich bekeren. Wis het woord verkeerd op het bord uit, en zet daar het woord goed neer. Lees uit ‘Mijn evangelienormen’: ‘Ik kies de goede weg. Ik weet dat ik me kan bekeren als ik een vergissing maak.’ Geef uw getuigenis van bekering en de verzoening van Jezus Christus.

  2. Leg uit dat onze hedendaagse profeet alle sleutels en bevoegdheid van het priesterschap heeft. Laat een foto van de profeet zien. Leg uit dat hij de kerk onder leiding van iemand anders bestuurt. Vraag de kinderen wie dat dan is (Jezus Christus). Laat een afbeelding van Jezus Christus zien en hang die boven de foto van de profeet waarmee u aangeeft dat de profeet onder zijn leiding werkt. Laat de meest recente conferentie-uitgave van de Liahona zien. Leg uit dat als onze profeet tijdens de algemene conferentie tot ons spreekt, hij ons vertelt wat Jezus Christus van ons verwacht. Kies zorgvuldig vier zinnen uit een recente toespraak van de profeet en laat enkele oudere kinderen die voorlezen. Noem vier dingen die kinderen kunnen doen om de woorden van de profeet te volgen. U kunt bijvoorbeeld ‘tiende betalen’, ‘anderen vergeven’ of ‘de Schriften bestuderen’ noemen. Laat de kinderen een tekening maken van een van de punten waaraan zij willen werken om de profeet beter te volgen. (Zie ‘Tekenen’, Onderwijzen geen grotere roeping, pp. 174–175.) Kies een lied of lofzang uit dat bij de vier beginselen past die de profeet onlangs heeft genoemd. Laat de kinderen die een tekening over dat beginsel hebben gemaakt naar voren komen en hun tekening tonen terwijl dat lied gezongen wordt. Geef uw getuigenis over het belang van het priesterschap.

  3. Lied: ‘Een engel kwam bij Joseph Smith’ (deze uitgave, p. K13). Voordat u de kinderen dit lied leert, oefent u het dirigeren van het unieke ritme. In iedere regel verandert de maat even van 3/4 naar 2/4.

    Hang de volgende woordstroken in willekeurige volgorde op: ‘Moroni’, ‘Heuvel Cumorah’, ‘Nephieten’ en ‘Boek van Mormon’. Vertel de kinderen dat dit lied over die vier dingen gaat. Laat ze u helpen om de woordstroken in dezelfde volgorde als het lied te zetten. Zing het lied voor en vraag dan welke woordstrook eerst komt. Omdat de eerste zin ‘Een engel kwam bij Joseph Smith’ luidt, is ‘Moroni’ de eerste woordstrook. Laat de kinderen die regel met u meezingen. Zing het lied nog drie keer, en hang steeds de volgende woordstrook op de juiste volgorde. Leg uit dat Joseph Smith de gouden platen uit de heuvel Cumorah nam, dat de platen een verslag van de Nephieten zijn en dat het heilige boek het Boek van Mormon is. Omdat het lied kort is, zingt u het lied iedere keer helemaal als u een vraag stelt. Daardoor leren de kinderen de tekst en het interessante ritme van het lied kennen. Moedig de kinderen aan om thuis over het verhaal van het Boek van Mormon te vertellen door dit lied te zingen. Geef uw getuigenis dat het verhaal in het lied waar is.