2007
Het voorbeeld van één vrouw
April 2007


Het voorbeeld van één vrouw

Afbeelding

De e-mail die ik onlangs kreeg stemde mij droevig: ‘Begrafenis van Wendy Knaupp.’ Terwijl ik mijn tranen wegveegde, dacht ik aan de dag ruim veertig jaar geleden dat mijn zendingscollega en ik Wendy en Paul Knaupp voor het eerst hadden ontmoet bij een bloemenstal in het treinstation van Frankfurt. Ze waren een jong Amerikaans echtpaar in militaire dienst, ver weg van huis en in verwachting van hun eerste kind. Omdat onze zendingspresident ons had aangespoord om ‘altijd een zendeling te zijn’, begonnen we een gesprek met hen.

Toen we hun de zendelingenlessen gaven, was ik onder de indruk van het licht in de ziel van Wendy. Ze was opgewekt, stralend en geestelijk puntgaaf. Instinctief voelde ze aan hoe belangrijk de herstelling van het evangelie was. Het was een lust voor het oog haar getuigenis te zien groeien en het licht in haar gelaat te zien toenemen.

Ruim dertig jaar later sprak Wendy over ons eerste bezoek: ‘Ik zal nooit het gevoel vergeten toen ik voor het eerst het verhaal van Joseph Smith hoorde! Ik kan me onze kleine flat in Duitsland nog zo voor de geest halen, zo klein als onze huidige slaapkamer. We zaten op het bed [tegenover de zendelingen]. Ik weet nog dat ik verwonderd en opgelucht was. Ik had altijd al het gevoel gehad dat er zoiets moest bestaan. Ik vond het niet logisch dat God ons in het donker zou laten dwalen, en dat deden wij toen zeker. (…) Het klonk zo waar, en ik geloofde het.’

Vlak nadat ze besloten hadden om zich te laten dopen, spraken Wendy en Paul met een familielid dat het beleid van de kerk bekritiseerde over wie het priesterschap kon ontvangen. Ze raakten in de war en ontmoedigd. Ze zeiden dat ze ons niet meer wilden ontvangen — op één keer na om afscheid te nemen. We wisten niet hoe we hun vragen moesten beantwoorden, maar we wisten dat we een laatste kans kregen. Terwijl we met hen spraken, voelde ik me geïnspireerd om een tekst voor te lezen die ik kort daarvoor had gelezen, het verhaal van Petrus en Cornelius in Handelingen 10–11. Die avond besefte ik dat de belofte van de Heer aan de zendelingen in vervulling was gegaan: ‘Het zal u in het uur zelf, ja, op het moment zelf, worden ingegeven wat gij zult zeggen (…) [en] de Heilige Geest zal worden uitgestort om te getuigen van alle dingen die gij zeggen zult’ (LV 100:6, 8). We voelden een vredige geest toen we samen in gebed gingen.

Jaren later heeft Wendy over deze ervaring gezegd: ‘Ik kan me niet herinneren wat ze gezegd hebben of waar we over gesproken hebben, maar dat licht (…) de Geest (…) was weer terug en ik wist dat het waar was. En hoewel ik niet alles volledig begreep, was de boodschap waar en moesten we die aanvaarden. Ooit zouden we alles begrijpen.’

Paul en Wendy lieten zich dopen. Een jaar later werden ze in de tempel aan elkaar verzegeld. Te midden van de normale perikelen van het leven brachten ze vijf kinderen groot die uiteindelijk allemaal actief in de kerk werden. Sommigen van hen zijn op zending geweest. Paul was onderwijzer. Paul en Wendy zongen samen prachtige duetten in de kerk. Wendy heeft jarenlang het wijkkoor gedirigeerd. Ze gingen graag naar de tempel om zelf ‘de vreugde der heiligen’ (Enos 1:3) te ervaren.

Toen mijn vrouw en ik een keer in Londen waren, spraken we met een vrouw uit Maine (VS), Libby Casas. Omdat de familie Knaupp de enige mensen waren die we in Maine kenden, vroegen we haar of zij hen kende. Haar gezicht klaarde helemaal op: ‘Of ik ze ken? Wendy is een dierbare vriendin van mij. Zij heeft me met het evangelie in aanraking gebracht!’ Wendy had Libby in een wasserette ontmoet — twee moeders die allebei hun was deden — en had met Libby over het evangelie gesproken, zoals wij met Wendy in het treinstation hadden gedaan. Libby was vooral onder de indruk van het krachtige voorbeeld van Wendy — als moeder, als vrouw en als mens. Aanvankelijk was Wendy voor Libby de boodschap van de herstelling.

Later zijn de Knaupps naar Oregon verhuisd. Toen we vorig jaar hoorden dat Wendy kanker had, waren we blij dat ze tijdens de algemene conferentie in Utah waren. Haar man, haar zoon die van zending was thuisgekomen en ik gaven haar een zegen. Toen wisselden we ervaringen uit de laatste vier decennia uit. Het was duidelijk dat het evangelie een grote rol in hun leven speelde. Het was de kern en het doel van hun leven en dat van hun kinderen. Paul en Wendy verlangden naar de gezondheid om hun droom te verwezenlijken en samen op zending te gaan.

Vlak voordat ze overleed, schreef Wendy me in een brief: ‘Ik heb echt het gevoel dat ik me in de armen van de Heer bevindt. Hij kan alles wat Hij wil, en ik bevind me in zijn zorg.’ Ze sprak haar dankbaarheid uit voor het evangelie en haar gezin en schreef toen: ‘Is de Heer niet geweldig?’

Nu is Wendy er niet meer, en haar gezin mist haar enorm. Toen haar zoon ons over haar overlijden vertelde, zei hij: ‘Ik wil u bedanken omdat u mijn moeder het licht van het evangelie hebt gegeven. Ze heeft altijd de geboden onderhouden.’ Hij zei dat zijn moeder hem ooit had geschreven: ‘Ik heb de Heer lief en ik ben [Hem] eeuwig dankbaar dat ik het evangelie in mijn leven heb ontvangen. Ik wil altijd getrouw blijven en daar doe ik mijn uiterste best voor.’

Omdat het evangelie zoveel voor Wendy en haar gezin betekende, konden wij als hun zendelingen zo goed begrijpen ‘hoe groot zal dan uw vreugde zijn’ (LV 18:15) met haar in het koninkrijk van onze Vader. Het evangelie was alles voor haar, dus mijn zendingservaring met haar betekent alles voor mij. Geen wonder dat de Heer heeft gezegd dat zendingswerk ‘voor u de meeste waarde zal hebben’ (LV 15:6; cursivering toegevoegd).

President Gordon B. Hinckley heeft gezegd: ‘Ik wil de heiligen aanmoedigen om al het mogelijke te doen om verwijzingen te geven [van mensen] die [door de zendelingen] onderwezen kunnen worden. (…) U zult vreugde ontvangen door alle mensen die via u met de kerk in aanraking komen. Dat beloof ik u allen.’ (‘Inspirerende ideeën’, Liahona, oktober 2003, p. 3)

Ik heb persoonlijk ervaren wat die belofte inhoudt. Ook ik smeek u om dit jaar minimaal één persoon over de kerk te vertellen — en niet op te geven als u met wat tegenstand te maken krijgt. Als u ervoor zorgt dat die kans u niet voorbijgaat, zult u net als Wendy Knaupp kunnen zeggen: ‘Is de Heer niet geweldig?’