2002
Mannen in wie de Geest van God woont
Juli 2002


Mannen in wie de Geest van God woont

‘De Heer is door een plechtig verbond gebonden ons te zegenen overeenkomstig onze getrouwheid. Alleen Hij kan ons veranderen in mannen in wie de Geest van God, namelijk de Heilige Geest, woont.’

Vanavond wil ik mij richten tot jullie, jongemannen, die het heilig Aäronisch priesterschap dragen. Wat is het een bijzondere zegen dat we het priesterschap van God dragen waardoor onze macht, vaardigheid en ons onderscheidingsvermogen alleen maar toenemen. Om te verduidelijken welke zegeningen we door dit voorrecht ontvangen, wil ik spreken over twee mannen van God die allebei de naam Jozef droegen.

Mijn vader heeft iets unieks meegemaakt toen hij de leeftijd van priester had. Waar hij woonde, waren er geen middelbare scholen, en hij wilde een opleiding volgen. Hij kreeg toestemming van zijn vader om de boerderij te verlaten en ergens anders een opleiding te volgen, maar hij was daarbij wel op zichzelf aangewezen. Bij aankomst in Salt Lake City hoorde hij dat er bij president Joseph F. Smith thuis een baantje vrij was. Hij werd aangenomen om voor de twee koeien van de profeet te zorgen. Op onze gezinsavonden vroegen we papa altijd naar verhalen uit zijn jonge jaren, toen hij bij de profeet woonde. We hoorden dan verhalen als deze:

Zuster Smith gaf mijn vader aanwijzingen omtrent zijn taak en vertelde daarbij: ‘De koeien zijn van adel, en je moet ze goed behandelen. Houd ze zo schoon en richt ze zo af dat ze, als ik op een willekeurig moment besluit ze naar de salon te verhuizen, daar schoon genoeg voor zijn.’ Papa zei dat hij koeien kon melken, maar niet wassen.

Vóór het melken moesten ze elke ochtend en avond grondig worden gewassen met warm water en zeep, en afgedroogd met speciale doeken. Ze werden gevoerd met het beste hooi en tweemaal per dag op precies dezelfde tijd gemolken.

Behalve het werk met de ‘adellijke’ koeien van de familie Smith kreeg mijn vader nog wat huishoudelijke klusjes te doen. Hij vertelde ons dan verhalen als de volgende: ‘Op een ijskoude ochtend boende ik de trap naar het officiële verblijf van de president van de kerk. Dat is bijna zijn ondergang geworden, want ik liet het water bevriezen voordat het was opgedroogd. Toen moest ik met kokend water het ijs ontdooien en met doeken de stenen treden afdrogen. De treden waren bijna schoon, maar mijn klasgenoten kwamen langs voordat het karwei geklaard was. Ik schaamde me dood.’

Ik wil met deze verhalen niet de indruk bij jullie wekken dat mijn vader de tweelingbroer van Assepoester was. Die arme boerenjongen uit Idaho werd in het gezin Smith opgenomen toen hij de middelbare school afmaakte en naar de University of Utah ging. Ze betrokken hem bij hun gezinsactiviteiten, hij zat bij hen aan tafel en deed mee met het gezinsgebed. Mijn vader gaf ons zijn getuigenis dat de profeet Joseph F. Smith echt een man van God was: ‘Maar toen ik samen met de profeet neerknielde voor het gezinsgebed en hoorde hoe hij de Heer vurig smeekte om een zegen voor zijn gezin, hun schapen en runderen, en besefte dat hij een zegen vroeg voor diezelfde domme koeien, stond ik weer met beide benen stevig op de grond. (…) De meeste belangrijke mannen die ik gekend heb, vielen bij nauw contact van hun voetstuk. De profeet Joseph F. Smith niet. Elk alledaags contact met hem maakte hem grootser. Voor mij was hij zelfs profeet als hij zijn handen waste of zijn schoenen uittrok.’

Het heeft me veel waardering en liefde voor een profeet van God bijgebracht.

Mijn vaders beschrijving van president Joseph F. Smith doet me denken aan de uitspraak van Farao over Jozef van Egypte: ‘Zouden wij iemand kunnen vinden als deze, een man in wie de Geest Gods is?’ (Genesis 41:38.)

Mijn vaders verhalen gaan over president Smith, zijn gezin en zijn koeien, maar ze laten ook zien hoe de tijden zijn veranderd sinds het begin van de twintigste eeuw. Ik denk dat mijn vader zelfs geen voorstelling had van onze moderne computers op een klein bureau met snelheden, gemeten in gigahertz en een geheugen, gemeten in gigabytes. Ik denk dat hij ook geen voorstelling had van het kwaad dat Satan met diezelfde, schitterende technologie kan doen. Door zijn slechte manier van doen is het Satan gelukt veel nieuwe, besmettelijke virussen te verspreiden. Die virussen zullen onze geest veel schade toebrengen als we ons er niet krachtig tegen kunnen verdedigen. Dat doet me denken aan het allerbeste antivirusprogramma — de gave van de Heilige Geest.

Over deze gave heeft president Joseph F. Smith gezegd: ‘“De gave van de Heilige Geest” is een bijzondere zegen, verzegeld op gedoopte, boetvaardige gelovigen in Jezus Christus, en is “een bestendige getuige”. De geest van God kunnen we ervaren als een tijdelijke invloed waardoor de mens goddelijk licht en kracht krijgt voor bepaalde doeleinden en gelegenheden. Maar de gave van de Heilige Geest die de apostelen met Pinksteren ontvingen, en ons bij de bevestiging wordt verleend, is een constante getuige en een hogere begiftiging.’ (James R. Clark, samenstelling, Messages of the First Presidency of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, 6 delen [1965– 1975], deel 5, blz. 4.)

Het is belangrijk dat je thuis het evangelie van onze Heer en Heiland leert. Vervolgens moeten we allemaal ons vertrouwen stellen in de gave van de Heilige Geest bij het onderscheid van goed en kwaad. Hierbij is het voorbeeld van Jozef van Egypte een hulpmiddel. Hij was iemand die zo volkomen op de Geest van de Heer vertrouwde, dat zelfs een man die verblind was door afgoderij, namelijk Farao, zijn ongewone zelfbeheersing en kracht zag.

Laten we vanavond eens zien welke belangrijke boodschappen we kunnen ontdekken aan de hand van een studie van de grote leiders uit de Schriften. Joseph Fielding Smith heeft in zijn Answers to Gospel Questions gezegd:

‘Er bestaat voldoende bewijs dat jongens in vroeger tijden geroepen en geordend werden. Vóór de zondvloed, toen de mensen veel ouder werden dan nu, werden sommigen al betrekkelijk jong geroepen. Henoch was nog maar 25 toen hij door Adam werd geordend; (…) en Noach ontving het priesterschap toen hij nog maar tien was. [Zie LV 107:48, 52.] Hoe oud Jozef, zoon van Israël, was toen hij het priesterschap ontving, staat nergens, maar hij moet heel jong geweest zijn. Hij werd door zijn broers verkocht toen hij nog maar zeventien was, en hij moet het priesterschap al vóór die tijd gehad hebben, want hij heeft het in Egypte gebruikt. [Zie Genesis 37:2; 40:8–19; 41:14–36.]’ (Samenstelling, Joseph Fielding Smith jr., 5 delen [1957– 1966], deel 2, blz. 9.)

In het boek Genesis in het Oude Testament vinden we het verhaal van Jozef. Jozef kwam uit een gezin met elf broers — tien daarvan waren ouder dan hij. Zijn vader leek hem altijd gunstiger gezind dan de anderen. Hij maakte een veelkleurige jas voor Jozef, hield hem thuis, en liet hem soms zijn broers controleren die zorgden voor de kudden. Jozef had ook dromen waarin hij in gezag boven zijn broers werd geplaatst.

Eens, toen Jozef kwam kijken bij zijn broers die op de kudden pasten, besloten zij dat ze het met Jozef wel zo´n beetje gehad hadden, en ze wilden zich van hem ontdoen. De gelegenheid deed zich voor om Jozef als slaaf te verkopen aan een groep Midjanieten, op weg naar Egypte.

Plotseling was Jozef in een vreemd land, met vreemde gebruiken, een vreemde godsdienst, en, wat nog het ergste was, verkocht als slaaf. Jozef deed het zo goed dat hij gekocht werd door ‘Potifar, een hoveling van Farao, de overste der lijfwacht’ (Genesis 37:36).

‘En de Here was met Jozef, [en de Geest die hij bij zich had hielp hem] zodat hij een voorspoedig man werd, en hij woonde in het huis van zijn heer, de Egyptenaar.

‘Toen zijn heer zag, dat de Here met hem was, en dat de Here alles wat hij ondernam onder zijn hand deed gelukken, won Jozef zijn genegenheid en hij mocht hem bedienen; [Potifar] stelde hem aan over zijn huis, en alles wat hij had, gaf hij in zijn hand.

‘Van het ogenblik af, dat hij hem over zijn huis en over al war hij bezat had aangesteld, zegende de Here het huis van de Egyptenaar om Jozefs wil: de zegen des Heren rustte op alles wat hij had, zowel in huis als op het veld.

‘En hij liet al het zijne aan Jozef over, en met hem naast zich, bemoeide hij zich enkel met het brood dat hij at. Jozef nu was schoon van gestalte en schoon van uiterlijk’ (Genesis 39:2–6).

Eens, toen Jozef in het huis bezig was, raakte hij in een moeilijke situatie. Potifars vrouw zocht ongewenste toenadering tot hem. Jozef wist onmiddellijk dat hij daar niet moest zijn. Want hij zegt:

‘Niemand is in dit huis machtiger dan ik, en hij heeft mij niets onthouden dan alleen u, opdat gij zijn vrouw zijt; hoe zou ik dan dit grote kwaad doen en zondigen tegen God? (…)

‘Toen greep zij hem bij zijn kleed en zeide: Kom bij mij liggen. Maar hij liet zijn kleed in haar hand achter, vluchtte en liep naar buiten’ (Genesis 39:9, 12).

Wij leren een belangrijke les van Jozef. Toen hij in verleiding werd gebracht, trok hij zich onmiddellijk terug, zelfs van de schijn van kwaad. Allemaal maken we dingen mee waardoor we in moeilijke situaties verzeild raken.

Wanneer we te maken krijgen met wat kwaad en afbrekend is, of dat nu verkeerde muziek, televisieprogramma’s of internet is, waardoor we in de verkeerde omgeving terechtkomen, putten we kracht uit het verhaal van Jozef: ‘[En hij] vluchtte en liep naar buiten’ (Genesis 39:12).

Hij onttrok zich aan de verleiding.

Zelfs het maken van de goede keuzen bevrijdde Jozef niet van de problemen waarmee hij te kampen had. Toen Potifar thuiskwam, klaagde zijn vrouw dat Jozef haar bespot had. Potifar was zo boos dat hij Jozef ‘greep en [hem] in de gevangenis wierp, de plaats waar de gevangenen van de koning gevangen zaten. Zo kwam hij daar in de gevangenis.

‘En de Here was [weer] met Jozef. Hij bewees hem genade en [Hij] deed hem de genegenheid van de overste der gevangenen winnen.

‘[Al spoedig] vertrouwde de overste der gevangenis al de gevangenen die in de gevangenis waren, aan Jozef toe, en al wat daar te doen was, deed hij’ (Genesis 39:20–22).

Maar de Heer was met Jozef en opnieuw kreeg hij een kans toen hij in de gevangenis zat. Twee dienstknechten van Farao waren ook in de gevangenis geworpen. Ze hadden allebei een droom die Jozef kon uitleggen. Een van hen zou in de gevangenis zijn leven verliezen, de andere zou binnen drie dagen weer overste der schenkers van de Farao zijn. Beide dromen kwamen uit. De schenker, die zijn hoge ambt bij Farao terugkreeg, vergat Jozef helemaal, totdat er twee jaar was verstreken.

Toen had Farao een droom. Niemand kon die droom uitleggen. De schenker dacht eindelijk aan Jozef. Hij vertelde Farao dat Jozef dromen kon uitleggen. ‘Toen ontbood Farao Jozef, en zij haalden hem ijlings uit de kerker; men schoor hem en gaf hem andere klederen, en hij kwam bij Farao’ (Genesis 41:14).

Jozef kon Farao’s droom uitleggen. Farao was zo onder de indruk dat hij Jozef aanstelde tot een van zijn dienstknechten. En weer was de Heer Jozef goed gezind. Spoedig klom Jozef op tot de functie van onderkoning van Farao in heel Egypte. Er was iets wat Jozef onderscheidde van alle andere dienstknechten. Farao zei wat Jozef van alle andere dienstknechten onderscheidde: ‘Zouden wij iemand kunnen vinden als deze, een man in wie de Geest Gods is?’ (Genesis 41:38.)

Je merkt dat de Heer in elke situatie waarin Jozef zich bevond, bij hem was. De bijzondere geest in hem was gemakkelijk te herkennen door de manier waarop hij leefde en luisterde naar de stem van de Heer, die hem leidde.

Dat zal men ook in ieder van ons herkennen omdat wij geleid en bestuurd worden door zijn Heilige Geest. Luister naar de stille, zachte stem als je een keuze moet maken. Er zal je vast en zeker door een duidelijke stem gezegd worden dat je de verkeerde, suggestieve muziek moet uitzetten, afbrekende televisieprogramma’s moet vermijden, of een webpagina moet afsluiten omdat je er alleen maar verkeerde gedachten door krijgt. De Heilige Geest laat je weten wanneer je je op verboden gebied bevindt.

Ik beloof je dat je, als je gehoor geeft aan de waarschuwende stem van de Heilige Geest en zijn leiding volgt, gezegend zult worden met de bediening van engelen, waardoor er wijsheid, kennis, kracht en gelukzaligheid aan je wordt toegevoegd. Denk eraan dat de Heer door een plechtig verbond gebonden is ons te zegenen overeenkomstig onze getrouwheid. Alleen Hij kan ons veranderen in mannen in wie de Geest van God, namelijk de Heilige Geest, woont.

Wat is het een zegen dat we het heilig priesterschap van de Heer dragen en dat we die macht en kracht bij ons hebben. Moge de Heer ons inspireren en leiden bij het bestuderen van de grote profeten die op aarde zijn geweest. Mogen wij uit hun leven leren wat ons dichter brengt bij onze Maker en waardoor wij ons kunnen verheugen in de zegeningen en de vruchten die ons toevloeien door het evangelie van onze Heer en Heiland. Dat wij zo geïnspireerd worden om zijn pad te volgen, is mijn nederig gebed. In de naam van Jezus Christus. Amen.