2002
‘Volg Mij’
Juli 2002


‘Volg Mij’

‘Wie in geloof hun netten verlaten en de Heiland volgen, zullen vreugde ondervinden die hun begrip te boven gaat.’

Ze waren vissers voordat ze geroepen werden. Ze wierpen hun netten uit in de Zee van Galilea. Maar Petrus en Andreas hielden daarmee op toen Jezus van Nazaret dichterbij kwam, hen in de ogen keek en de simpele woorden ‘Komt achter Mij’ sprak. Matteüs schrijft dat de twee vissers ‘terstond hun netten [lieten] liggen en [Hem] volgden.’

Vervolgens benaderde de Zoon des Mensen twee andere vissers, die in een boot met hun vader netten zaten te repareren. Jezus riep hen en ‘zij lieten dan terstond het schip en hun vader achter en volgden Hem.’1

Heeft u zich ooit afgevraagd hoe het was om in de tijd van de Heiland te leven? Als u daar toen geweest was, zou u dan gehoor hebben gegeven aan zijn oproep: ‘Volg Mij’?

Misschien is de vraag zo realistischer: ‘Als de Heiland u nu zou roepen, zou u dan net zo gewillig zijn om uw netten achter te laten en Hem te volgen?’ Ik weet zeker dat velen dat wel zouden doen.

Maar voor enkelen zou het misschien niet zo’n gemakkelijke beslissing zijn. Sommigen hebben gemerkt dat het niet zo gemakkelijk is om netten te verlaten, wegens de aard van die netten.

Er zijn netten in vele maten en soorten. De netten die Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes verlieten, waren tastbare voorwerpen — hulpmiddelen waarmee ze de kost verdienden.

Soms zien we deze vier mannen als eenvoudige vissers die niet veel opofferden toen ze hun netten verlieten en de Heiland volgden. Ouderling James E. Talmage maakt daarentegen in het boek Jezus de Christus duidelijk dat Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes partners in een bloeiend bedrijf waren. Zij ‘hadden eigen boten en hadden andere mensen in dienst.’ Volgens ouderling Talmage was Simon Petrus ‘welgesteld; de Heer ontkende niet dat de opoffering van zijn wereldse goederen (…) groot was (…).’2

Later raakte een rijke jongeling die beweerde dat hij alle geboden vanaf zijn kinderjaren had gehoorzaamd, gevangen in het net van rijkdom. Toen hij de Heiland vroeg wat hij nog meer kon doen om het eeuwige leven te verwerven, zei de Meester: ‘Indien gij volmaakt wilt zijn, ga heen, verkoop uw bezit en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemelen hebben, en kom hier, volg Mij.’ Toen de jongeling dit hoorde, ‘ging hij bedroefd heen, want hij bezat vele goederen.’3

Een net is in het algemeen een middel om iets te vangen. In een wat beperktere maar belangrijkere betekenis kunnen we een net definiëren als alles wat ons verleidt, of ons verhindert de oproep van Jezus Christus, de Zoon van de levende God, te volgen.

In die zin kan ons werk een net zijn, of onze hobby’s, onze pleziertjes en vooral onze verleidingen en zonden. Kortom, een net kan alles zijn wat ons wegtrekt van onze relatie met onze Vader in de hemel of van zijn herstelde kerk.

Laat me u een eigentijds voorbeeld geven. Een computer kan een nuttig en onmisbaar hulpmiddel zijn. Maar als we toelaten dat het onze tijd met nutteloze, onproductieve en soms destructieve bezigheden opslokt, wordt het een verstrikkend net.

Velen van ons kijken graag naar sportwedstrijden, maar als we wel de prestaties van onze favoriete spelers kunnen opsommen maar tegelijkertijd verjaardagen of gedenkdagen vergeten, ons gezin verwaarlozen, of gelegenheden voor christelijk dienstbetoon aan ons voorbij laten gaan, dan is sport misschien ook een verstrikkend net.

Sinds de dagen van Adam heeft de mens in het zweet zijns aanschijns zijn dagelijks brood verdiend. Maar als ons werk ons dusdanig opeist dat de geestelijke aspecten van het leven worden verwaarloosd, is werk soms ook een verstrikkend net.

Sommigen zijn verstrikt in het net van extreme schulden. Het net van de rente houdt ze gevangen en vereist dat ze hun tijd en energie verkopen om aan de eisen van de schuldeisers te voldoen. Zij geven hun vrijheid op en worden slaaf van hun eigen mateloosheid.

Het is onmogelijk de vele netten op te noemen die ons kunnen verstrikken en ons ervan weerhouden de Heiland te volgen. Maar als we oprecht zijn in ons verlangen Hem te volgen, moeten we de verstrikkende netten van de wereld terstond verlaten en Hem volgen.

Ik ken geen andere periode in de geschiedenis van de wereld die zo vol was met zo’n verscheidenheid aan verstrikkende netten. Onze tijd wordt zo gemakkelijk gevuld met afspraken, bijeenkomsten en taken. We kunnen heel gemakkelijk in een zo groot aantal netten gevangen raken dat zelfs de gedachte om eruit los te breken al bedreigend en beangstigend kan zijn.

Soms hebben we het gevoel dat we belangrijker worden naarmate we het drukker hebben — alsof de mate van ‘druk hebben’ onze waarde bepaalt. Broeders en zusters, we kunnen een heel leven vullen door in een koortsachtig tempo rond te rennen en hele lijsten af te strepen met zaken die uiteindelijk niet echt van belang zijn.

Dat we veel doen, is misschien niet zo belangrijk. Dat we de energie van ons verstand, ons hart en onze ziel op zaken van eeuwig belang richten — dat is essentieel.

Als het geschreeuw en lawaai van het leven om ons heen raast, horen we roepen: ‘kom hier’, en: ‘ga daarheen’. Te midden van het lawaai en de verlokkende stemmen die om onze tijd en belangstelling wedijveren, staat een eenzame figuur aan de oever van de zee van Galilea en roept ons rustig toe: ‘Volg Mij.’

Wij kunnen gemakkelijk uit balans raken. Ik herinner me een paar jaren die uitermate moeilijk voor mij waren. We hadden inmiddels een gezin met zeven kinderen. Ik was als raadgever in de bisschap werkzaam geweest en kreeg nu de heilige roeping van bisschop van onze wijk. Ik probeerde ons bedrijf goed te laten lopen en dat vergde lange werkdagen. Ik uit mijn waardering voor mijn vrouw. Zij heeft altijd gezorgd dat ik de Heer kon dienen.

Er was gewoon te veel te doen in de beschikbare tijd. Ik wilde niets belangrijks aan de kant zetten en besloot dus vroeger op te staan, voor de zaak te zorgen, dan de nodige tijd uit te trekken om een goede vader en echtgenoot te zijn, en een getrouw lid van de kerk. Het was niet makkelijk. Soms als de wekker ’s ochtends afging, deed ik met moeite een oog open en wierp hem een dreigende blik toe in de hoop dat hij zou ophouden.

Niettemin, de Heer was barmhartig en met zijn hulp vond ik de energie en tijd om alles te doen wat ik beloofd had. Hoewel het moeilijk was, heb ik nooit spijt gehad van de keuze om naar de oproep van de Heiland te luisteren en Hem te volgen.

Denk aan wat we Hem verschuldigd zijn. Jezus is ‘de opstanding en het leven; wie in [Hem] (…) gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven.’4 Er zijn hele rijke mensen die er toch alles voor over zouden hebben om slechts een paar extra jaren, maanden of zelfs dagen aan hun sterfelijk leven toe te voegen. Wat zouden wij voor het eeuwige leven over moeten hebben?

Er zijn mensen die alles wat ze hebben, zouden opgeven om vrede te kunnen ervaren. ‘Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt,’ verkondigde de Heiland, ‘en Ik zal u rust geven.’5 Maar de Heiland belooft hun die zijn geboden onderhouden en tot het einde toe vol-harden niet alleen rust, maar het eeuwige leven, ‘welke gave de grootste van alle gaven Gods is.’6

Dankzij de Heiland zullen wij altijd leven. Onsterfelijkheid betekent dat we nooit zullen sterven. Maar het eeuwige leven betekent voor altijd leven in een verheerlijkte sfeer, in gezelschap van hen die ons dierbaar zijn, omgeven door diepe liefde, intense vreugde en heerlijkheid.

Met geen enkel geldbedrag kan men die verheerlijkte staat kopen. Het eeuwige leven is een geschenk van een liefhebbende hemelse Vader dat iedereen kan krijgen die gehoor geeft aan de oproep van de Man van Galilea.

Helaas zijn velen te zeer verstrikt in hun netten om aan die oproep gehoor te geven. De Heiland legde uit: ‘Gij gelooft niet, omdat gij niet tot mijn schapen behoort. (…) Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.’7

Hoe kunnen we de Heiland volgen? Door geloof te oefenen. Door in Hem te geloven. Door in onze hemelse Vader te geloven. Door te geloven dat God met de mens op aarde spreekt.

We volgen de Heiland door ons van onze zonden te bekeren — door berouw over onze zonden te voelen en ze na te laten.

We volgen de Heiland door in het doopwater af te dalen en vergeving van onze zonden te ontvangen, door de gave van de Heilige Geest te ontvangen en toe te laten dat Hij ons door zijn invloed inspireert, onderricht, leidt en troost.

Hoe kunnen we de Heiland volgen? Door Hem te gehoorzamen. Hij en onze Vader in de hemel hebben ons geboden gegeven — niet om ons te straffen of te kwellen, maar om ons een volheid van vreugde te laten ervaren, zowel in dit leven als in de eeuwigheid die volgt, voor altijd en eeuwig.

Als we ons daarentegen vastklampen aan onze zonden, ons plezier en soms zelfs aan wat we als verplichtingen beschouwen; als we de invloed van de Heilige Geest weerstaan en de woorden van de profeten terzijde leggen, dan staan we aan de oever van ons eigen Galilea, stevig verstrikt in onze netten. Dan zijn we niet in staat die achter te laten en de levende Christus te volgen.

Maar de Heiland roept eenieder van ons. Zullen we de stem van de Zoon van God herkennen? Zullen we Hem volgen?

Mag ik een woord van waarschuwing uitspreken? Er zijn er die denken dat, als we de Heiland volgen, ons leven vrij zal zijn van zorgen, pijn en angst. Dat is niet waar! De Heiland zelf werd een Man van smarten genoemd.8 De eerste discipelen die Jezus volgden, ondergingen zware vervolging en beproevingen. De profeet Joseph Smith vormde daarop geen uitzondering. En dat geldt ook voor de eerste heiligen in deze laatste bedeling. En ook vandaag is het al niet anders.

Ik heb de kans gehad om te praten met een vrouw die de oproep van de Heiland hoorde toen ze achttien jaar was. Haar vader was een hoogwaardigheidsbekleder in een andere kerk. Hij werd boos op haar en verbood haar zich te laten dopen. Hij liet haar weten dat ze, als ze lid werd van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, uit de familie gebannen zou worden.

Hoewel het offer enorm was, gaf die jonge vrouw gehoor aan de oproep van de Heiland en daalde af in het doopwater.

Haar vader kon haar besluit echter niet aanvaarden en probeerde haar te dwingen om afstand te doen van haar nieuwe geloof. Hij en zijn vrouw bespotten haar wegens haar besluit om lid van de kerk te worden en eisten dat ze haar dwaling zou erkennen en haar nieuwe geloof prijsgeven.

Ondanks hun woede, verbittering en verontwaardiging bleef zij sterk in haar geloof. Ze verdroeg de verbale en emotionele mishandeling in de wetenschap dat ze de oproep van de Heiland had gehoord en dat ze Hem zou volgen, wat de gevolgen ook zouden zijn.

Uiteindelijk vond die jonge vrouw een veilige haven, een toevluchtsoord bij een aardig gezin van de kerk, ver van de dreigementen en het getier van haar vader.

Ze maakte kennis met een getrouwe jonge man, ze trouwden in de tempel en genieten de bijzondere zegeningen die met een tempelhuwelijk gepaard gaan.

Nu behoort ze tot de menigte mensen die zoveel geofferd hebben om aan de oproep van de Heiland gehoor te geven.

Nee, ik zeg niet dat de weg gemakkelijk zal zijn. Maar ik getuig tot u dat zij die in geloof hun netten verlaten en de Heiland volgen, geluk zullen ondervinden die hun begrip te boven gaat.

Wanneer ik contact heb met de leden van deze kerk — zowel jong als oud — voel ik me bemoedigd en heel dankbaar voor de getrouwheid van hen die de oproep van de Heiland hebben gehoord en Hem zijn gevolgd.

Bijvoorbeeld, de staalarbeider die de Heiland volgt. Al drie decennia lang, dag in dag uit, pakt hij zijn Schriften in de lunchpauze hoewel zijn collega’s hem belachelijk maken. De weduwe van zeventig jaar die aan haar rolstoel gekluisterd is en iedereen die haar bezoekt, opvrolijkt en vertelt hoe gezegend zij is, volgt de Heiland. Het kind dat door gebed met de Meester van het heelal wil communiceren, volgt de Heiland. Het rijke lid dat gul aan de kerk en aan zijn medemensen geeft, volgt de Heiland.

Zoals Jezus Christus tweeduizend jaar geleden aan de kust van de Zee van Galilea stond, zo staat Hij vandaag bij ons en richt dezelfde oproep die Hij tot die getrouwe vissers richtte, nu tot allen die zijn stem willen horen: ‘Volg Mij!’

Wij hebben netten die verzorgd moeten worden en netten die gerepareerd moeten worden. Maar als de Meester van de oceaan, de hemel en aarde ons ‘Volg Mij’ toeroept, moeten we de verstrikkende, wereldse netten verlaten en in zijn voetstappen treden.

Broeders en zusters, ik verkondig met blijde stem dat het evangelie hersteld is! De hemelen zijn voor de profeet Joseph Smith opengegaan, en hij zag God, de Vader, en zijn Zoon, Jezus Christus, en sprak met Hen. Onder goddelijke leiding en met onderricht door hemelse wezens zijn eeuwige waarheden weer aan de mens gegeven.

In onze tijd hebben we weer een geweldige levende profeet die dagelijks van die heilige waarheden getuigt. President Gordon B. Hinckley bekleedt het heilige ambt van spreekbuis van onze Heer en Heiland Jezus Christus. Naast hem staan zijn edele raadgevers. Bovendien zijn er het Quorum der Twaalf Apostelen, de Quorums de Zeventig en miljoenen leden waar ook ter wereld, die hem bijstaan, en hun stem verheffen om het heerlijke, vreugdevolle nieuws van de herstelling van het evangelie dat opnieuw aan de mens is gegeven!

Jezus Christus is ‘de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door [Hem].’9 Als zijn bijzondere getuige getuig ik vandaag tot u dat de dag zal komen dat iedere man, iedere vrouw en ieder kind in de liefdevolle ogen van de Heiland zal kijken. Op die dag zullen we zeker weten wat ons besluit om Hem terstond te volgen waard was.

Dat wij de oproep van de Meester allemaal mogen horen, terstond onze verstrikkende netten verlaten en Hem met blijdschap volgen, is mijn vurig gebed in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Matteüs 4:18–22.

  2. Jesus the Christ (1916), blz. 218.

  3. Matteüs 19:21–22.

  4. Johannes 11:25.

  5. Matteüs 11:28.

  6. LV 14:7.

  7. Johannes 10:26–27.

  8. Zie Jesaja 53:3; Mosiah 14:3.

  9. Johannes 14:6.