2002
Het evangelie in ons leven
Juli 2002


Het evangelie in ons leven

‘Hij heeft ons zijn verzoening, zijn evangelie en zijn kerk gegeven, een heilige combinatie die ons de zekerheid geeft van de onsterfelijkheid en de mogelijkheid van het eeuwig leven.’

Enige jaren geleden heb ik genoten van een krantenstrip waarin een geestelijke in gesprek was met een hippie-achtig gekleed echtpaar op een motorfiets. ‘Wij gaan echt naar de kerk’, zei een van hen tegen de geestelijke. ‘Dat doen we al jaren. (…) We zijn er alleen nog niet aangekomen.’1

Veel van onze familieleden en vrienden zijn nog niet in de kerk aangekomen. Misschien komen ze af en toe, maar ze ondervinden nog niet de volledige zegeningen van een actief kerklid. Anderen komen misschien wel regelmatig, maar komen hun beloften niet na en streven niet naar de persoonlijke, geestelijke wedergeboorte die volgt als we ons hart aan God overgeven. Zij allen lopen een aantal unieke zegeningen mis. En beiden dreigen de heerlijkste zegeningen in het komende leven mis te lopen.

De Heer heeft profeten en apostelen gegeven, zei Paulus, om ‘de heiligen toe te rusten tot dienstbetoon (…) [en] tot opbouw van het lichaam van Christus.’ (Efeziërs 4:12.) Iemand die niet actief is in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen en tegelijk streeft naar geestelijke bekering loopt ervaringen mis die essentieel zijn in het door God gevestigde, grote plan van gelukzaligheid. De leringen en het werk van de kerk zijn onontbeerlijk om het eeuwige leven van de mens tot stand te brengen. (Zie Mozes 1:39.)

Ik bid dat velen die mij horen een geestelijk getuigenis zullen krijgen van het belang van de zending van de kerk om de kinderen van God op te bouwen en te verhogen. Ik bid vooral dat sommigen die zich nog niet verheugen in de volledige zegeningen van actieve deelname in de kerk, dienstbetoon en toewijding, dat getuigenis krijgen en ernaar zullen handelen.

Ongeveer tien jaar geleden werd ik tijdens een ringconferentie in de Verenigde Staten voorgesteld aan een lid dat al vele jaren niet meer actief in de kerk was. ‘Waarom zou ik weer actief worden?’ vroeg dat lid mij. Ik antwoordde dat het, alles wat de Heiland voor ons gedaan heeft in aanmerking genomen, makkelijk moest zijn om iets te offeren door Hem en onze naasten te dienen. Mijn vragensteller dacht daar even over na en had toen deze onvoorstelbare reactie: ‘Wat heeft Hij voor mij gedaan?’

Dat onvoorstelbare antwoord heeft mij ertoe aangezet na te denken over wat mensen verwachten te ontvangen van Jezus Christus, van zijn evangelie en van zijn kerk. Ik moest denken aan een aantal anderen die zeiden dat ze niet meer naar de kerk gingen omdat de kerk ‘niet in hun behoeften voorzag’. In welke behoeften zou de kerk volgens hun verwachtingen moeten voorzien? Als mensen gewoon op zoek zijn naar een bevredigende sociale ervaring, zouden ze teleurgesteld kunnen raken in een bepaalde wijk of gemeente en op zoek gaan naar andere contacten. Bevredigende, sociale ervaringen zijn in veel organisaties te vinden. Als zij slechts meer over het evangelie willen weten, kunnen ze dat doel nastreven aan de hand van de beschikbare lectuur. Maar zijn dat de belangrijkste doeleinden van de kerk? Is dat alles wat we van het evangelie van Jezus Christus kunnen ontvangen?

Iemand heeft gezegd dat wat we krijgen, afhangt van wat we zoeken. Mensen die alleen naar de kerk gaan om iets van tijdelijke aard te krijgen, kunnen teleurgesteld raken. De apostel Paulus schreef geringschattend over mensen die ‘niet onze Here Jezus Christus, maar hun eigen buik (dienen)’ (Romeinen 16:18). Mensen die naar de kerk gaan om aan hun naasten te geven en de Heer te dienen, zullen zelden teleurgesteld worden. De Heiland heeft beloofd: ‘Wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden’ (Matteüs 10:39).

De kerk biedt ons de gelegenheid om de Heer en onze medemens te dienen. Als we dat doen op de goede manier en om de juiste redenen, zullen wij voor dienstbetoon beloond worden, veel meer dan wat we hebben gegeven. Miljoenen dienen onzelfzuchtig en doeltreffend in de kerkorganisatie, en wie dat doen, ervaren de bekering die beschreven is door de profeet die ons dringend vroeg: ‘Komt tot Christus en wordt in Hem volmaakt’ (Moroni 10:32).

Mijn leven lang ben ik gezegend door mijn lidmaatschap en actieve deelname in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. Het is onmogelijk alle manieren te beschrijven waarop de kerk mij en mijn dierbaren tot zegen is geweest. Maar ik zal een paar voorbeelden geven, in de hoop dat ik daardoor overredingskracht toevoeg aan de besproken beginselen.

Als we elke week naar de kerk gaan, kunnen we deelnemen aan het avondmaal, zoals de Heer ons heeft geboden. (Zie LV 59:9.) Als we de juiste voorbereiding en houding hebben, wordt door deelname aan het avondmaal het reinigend effect van onze doop hernieuwd en komen we in aanmerking voor de belofte dat zijn Geest altijd bij ons zal zijn. Die Geest, de Heilige Geest, is gegeven om van de Vader en de Zoon te getuigen en om ons tot de waarheid te leiden. (Zie Johannes 14:26; 2 Nephi 31:18.) Getuigenis en waarheid, die onontbeerlijk zijn voor onze bekering, vormen de uitgelezen oogst van die wekelijkse hernieuwing van onze verbonden. In de alledaagse beslissingen van mijn leven en in mijn eigen geestelijke groei heb ik de vervulling van die belofte ondervonden.

Ik vind het jammer als een heilige der laatste dagen niet begrijpt welke prachtige zegen toevloeit aan degenen die zich houden aan het gebod om elke zondag hun sacramenten op te offeren. Wat is er in het leven — op de meren of stromen, op plaatsen van commerciële ontspanning of thuis in de zondagskrant — dat geeft wat vergelijkbaar is met die zegeningen? Er is geen recreatief vermaak dat de reinigende hernieuwing, de geestelijke leiding en groei kan evenaren die God beloofd heeft aan wie trouw deelnemen aan het avondmaal en Hem elke sabbat eren. Ik ben dankbaar voor de vervulling van die beloften, en ik bevestig dat ze ter beschikking staan aan iedereen.

Toen ik de leeftijd van verantwoordelijkheid bereikte en de gevolgen van zonde begreep en ondervond, gaven de leringen van het evangelie van Jezus Christus me de vrede en de moed om voort te gaan in de wetenschap dat mijn zonden vergeven kunnen worden en dat er altijd hoop is en de kans op genade voor wie tekortschieten.

Toen ik de dood van dierbaren meemaakte, onder wie mijn vader, mijn moeder en mijn vrouw, hebben de troostrijke openbaringen van de Heilige Geest me de kracht gegeven om door te gaan. De Geest bevestigt dat tegenslagen een doel hebben, en Hij geeft de zekerheid van de opstanding en de realiteit van familiebanden die voor eeuwig verzegeld zijn.

Mijn hele leven ben ik gezegend door de leer en de leringen van het evangelie van Jezus Christus. Zoals in de Schriften staat, en ons geleerd wordt door de leiders en leerkrachten van deze kerk, is het evangelie een licht op mijn pad geweest en de stuwkracht voor mijn stoffelijke en geestelijke vooruitgang. Brigham Young heeft gezegd dat de evangeliewetten ‘de mens leren om oprecht, eerlijk, kuis, ernstig, ijverig, zuinig te zijn en om van elk goed woord en werk te houden en ernaar te handelen, (…) ze verheffen de mens, [en] als ze volledig gehoorzaamd worden, brengen [ze] gezondheid en kracht voor het lichaam, duidelijke waarneming, kracht voor de verstandelijke vermogens en heil voor de ziel.’2

De vele zegeningen die ik heb ontvangen door de evangelieleringen, zijn die welke beloofd zijn voor het onderhouden van het woord van wijsheid. Voor mij waren dat onder andere gezondheid, kennis en de mogelijkheid om te ‘lopen en niet moede [te] worden, wandelen en niet mat [te] worden’, en dat ‘de engel der verwoesting aan hen zal voorbijgaan, zoals aan de kinderen Israëls, en hen niet zal doden’ (LV 89:18–21).

Door het evangelie leren we onze tiende en vastengaven betalen, en het verzekert ons van zegeningen. Ik getuig dat die beloften in mijn leven in vervulling zijn gegaan. Ik heb de vensters van de hemel open zien gaan en ik heb ongelooflijke stoffelijke en geestelijke zegeningen ontvangen. Onder meer dat ik kan zien hoe betrekkelijk onbelangrijk bezit, trots, bekendheid en macht van deze wereld zijn in de context van de eeuwigheid. Ik ben heel dankbaar voor de visie en de rust die het gevolg zijn van een op het evangelie gebaseerd begrip van het doel van het leven en hoe dat verband houdt met de eeuwigheid!

Vanaf mijn vroegste jeugd, in mijn opleiding, mijn huwelijk, mijn middelbare jaren en nog daarna heeft de kerk gezorgd dat ik een band kreeg met de beste mensen ter wereld. Leerkrachten en klasgenoten in de zondagsschool en van het jeugdwerk, de scouting en andere activiteiten voor de jeugd, in activiteiten van quorums, wijk en ring hebben me de mooist mogelijke voorbeelden en vrienden geschonken. Natuurlijk heeft onze kerk niet het alleenrecht op goede mensen, maar we hebben er wel opmerkelijk veel. Mijn betrekkingen in de organisaties van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen stellen mij in staat om goede mensen in andere kerken en organisaties te herkennen, te waarderen en mijn omgang met hen te verstevigen.

Omdat mijn vader stierf voordat ik acht was, had ik al vroeg een reden me af te vragen met welk doel de Heer me een band ontzegde die andere jongens wel hadden en vanzelfsprekend vonden. Zoals dat met veel andere problemen het geval is, heeft het perspectief van het evangelie van Jezus Christus die leegte opgevuld. Ik ben zo dankbaar dat mijn broer, mijn zus en ik zijn opgevoed door een moeder die weduwe was geworden en haar geloof en het tempelhuwelijk van onze ouders aanwendde om onze overleden vader dagelijks in ons leven aanwezig te laten zijn. We hadden nooit het gevoel dat we geen vader hadden. We hadden een vader, maar hij was een tijdje weg. Er zijn in dit leven maar een paar zaken belangrijker dan te weten wat je plaats in de sterfelijkheid en je potentieel in de eeuwigheid is. Huwelijken die voor eeuwig verzegeld zijn in een tempel van de Heer openen die mogelijkheid voor elk kind en elke volwassene.

In de loop van de jaren heb ik door mijn deelname in de kerk toegang gekregen tot de raad en de inspiratie van de leiders van de kerk over zaken die ik moet doen als echtgenoot, als vader en leider in mijn gezin. Steeds weer, in ring- en algemene conferenties, in priesterschapsquorums en in zondagsschoollessen ben ik onderwezen en geïnspireerd door fantastische en ervaren vaders, moeders en grootouders. Ik heb geprobeerd die leringen na te leven om meer te geven in de betrekkingen die in de eeuwigheid blijven bestaan. Ik geef een voorbeeld: ik heb de macht van een priesterschapszegen leren kennen — niet slechts een zalving, maar een zegen van troost en leiding, die een vader met het Melchizedeks priesterschap kan geven aan zijn vrouw, kinderen en kleinkinderen. Omdat ik dat beginsel geleerd en toegepast heb, ben ik, en zijn mijn dierbaren, gezegend met de liefde en de band die slechts kan ontstaan als we het belang van het priesterschap van God in een eeuwig gezin aanvoelen.

Ik ben ook dankbaar voor de waarschuwingen in de Schriften en van kerkleiders voor zaken die we moeten mijden. Door die raad op te volgen, heb ik valkuilen kunnen vermijden waarin ik anders gevallen zou zijn en die me gevangen zouden houden. Alcohol, tabak, drugs, pornografie en gokken zijn slechts een paar voorbeelden van gevaarlijke stoffen en verslavende praktijken waarvoor we gewaarschuwd worden. Ik doe een beroep op allen — vooral op jonge mensen — om te luisteren naar en gehoor te geven aan de leringen van mensen die God geroepen heeft als je leiders en leerkrachten. Je wordt gezegend als je je eigen wijsheid of verlangens geen voorrang geeft boven de geboden van je Schepper en de waarschuwingen van zijn dienstknechten.

In de Schriften staat dat we de ‘gehele wapenrusting’ van God moeten aandoen opdat we ‘de kwade dag [kunnen] weerstaan.’ Zij beloven dat we door het ‘borstschild der gerechtigheid’ en ‘het schild des geloofs’ ‘alle vurige pijlen van de goddelozen’ kunnen uitblussen (LV 27:15–17). Ik vraag u dringend om die leringen te gehoorzamen en een beroep te doen op die zegeningen. Die omvatten de persoonlijke, geestelijke bekering — de ‘grote verandering (…) in ons hart’ (Mosiah 5:2) — waardoor we kunnen worden wat onze hemelse Vader wil.

De leiders van deze kerk zeggen wat de Heiland gezegd heeft: ‘Mijn leer is niet van Mij, maar van Hem, die Mij gezonden heeft; indien iemand diens wil doen wil, zal hij van deze leer weten of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek’ (Johannes 7:16–17).

Met koning Benjamin zeggen ook uw leiders: ‘Ik [zou] willen dat gij de gezegende en gelukkige toestand zoudt overdenken van hen, die de geboden Gods bewaren. Want ziet, zij worden in alles gezegend, zowel in het stoffelijke als in het geestelijke; en indien zij getrouw volharden tot het einde, worden zij in de hemel ontvangen, opdat zij daardoor met God in een staat van eeuwigdurende gelukzaligheid kunnen wonen’ (Mosiah 2:41).

In een hedendaagse openbaring heeft de Heer gezegd: ‘Ik, de Here, ben gebonden, wanneer gij doet, wat Ik zeg; maar wanneer gij niet doet, wat Ik zeg, hebt gij geen belofte’ (LV 82:10).

Wat heeft onze Heiland voor ons gedaan? Hij heeft ons zijn verzoening, zijn evangelie en zijn kerk gegeven, een heilige combinatie die ons de zekerheid geeft van de onsterfelijkheid en de mogelijkheid van eeuwig leven. Ik getuig dat dit waar is, en ik getuig van God de Vader, de auteur van het plan, en van zijn Zoon Jezus Christus, de Verzoener die het allemaal mogelijk heeft gemaakt. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Calvin Grondahl, [Ogden, Utah] Standard-Examiner, 26 mei 1990.

  2. Brief aan de redacteur van Religio-Philosophical Journal, 7 januari 1869, geciteerd in Jed Woodworth, ‘Brigham Young and the Mission of Mormonism’, Brigham Young University Studies 40, nr. 2 (2001), blz. 11.