2010
Gezegend door mijn roeping
juli 2010


Een taak in de kerk

Gezegend door mijn roeping

‘De Heer heeft u geroepen als onze jeugdwerkpresidente’, zei de gemeentepresident tegen me. Het was nog maar een jaar geleden dat ik de lauwermeisjesklas had verlaten en nog maar twee jaar geleden dat ik gedoopt was. Ik wist niet wat ik hoorde.

‘Ik heb het geduld niet om kinderen iets te leren’, zei ik tegen hem.

‘Geloof je dat je roeping van God komt?’ vroeg hij. ‘Wie Hij roept, maakt Hij geschikt.’1

Zijn woorden gaven mij vertrouwen en ik wist meteen dat de Heer mij wel nodig moest hebben in het jeugdwerk. Ik had geen idee hoe ik mijn nieuwe roeping moest vervullen, maar ik wist dat Hij me zou leiden.

Ik besloot mijn uiterste best te doen. Maar enkele maanden later kreeg mijn moeder te horen dat ze kanker had. En ik studeerde techniek. Ik vond het moeilijk om al mijn taken thuis, aan de universiteit en in het jeugdwerk uit te voeren. Ik begon wat neerslachtig te worden. En toen werd alles me op een zondag in de kerk te veel, en er kwamen tranen.

Een ander wijklid zag dat en gaf me een geweldig advies: ‘Judith, de beste manier om beproevingen te doorstaan, is je in het evangelie en in dienstbaarheid aan anderen te verliezen’, zei hij. ‘Dan zul je zien dat de Heer je lasten verlicht.’

Toen ik dit bemoedigende advies opvolgde, veranderde mijn houding, werd mijn geloof vergroot en werd ik vastberaden om de Heer te dienen. Mijn beproevingen hielden aan, maar ik wijdde mezelf aan mijn roeping en zag er elke zondag naar uit om de kinderen te zien. Elke week leerde ik iets van ze doordat ze in hun daden blijk gaven van hun getuigenis. Met het verstrijken van de maanden, zag ik hoe de Heer mijn karakter vormde en hoe ik gaven en talenten ontwikkelde waarvan ik niet wist dat ik ze had.

Het daaropvolgende jaar ging ik van Barranquilla in Colombia een maand lang naar mijn moeder in Bogotá omdat ze chemotherapie kreeg. In die periode bad ik voortdurend en voelde ik me heel dicht bij de Heer. Ik besloot een ander hoofdvak te nemen voor mijn studie. En ik ontving inspiratie dat de Heer wilde dat ik mijn leven wijdde aan het onderwijs aan kinderen. Toen ik weer verder ging met mijn studie, vervolgde ik die in een opleiding voor het bijzonder onderwijs.

Ik wist dat mijn hemelse Vader mij een roeping in het jeugdwerk had gegeven om me daarop voor te bereiden. In het uitvoeren van mijn taak ontdekte ik mijn ware roeping. En toen ik het evangelie naleefde en mij verloor in dienstbetoon, had ik het gevoel dat de Heer mij in zijn armen hield.

Het getuigenis dat ik in het jeugdwerkpresidium kreeg, en later in een jeugdwerkpresidium van de ring, is mij als lid van de kerk tot steun geweest. Ik heb geleerd om met liefde te onderwijzen, te zien door de ogen van een kind, en de Heer om leiding en inspiratie te vragen.

Elke dag dat ik lesgeef aan een tweetalige school in mijn woonplaats, denk ik aan de inzet, de moeilijkheden en de zegeningen in die jaren. De kinderen uit het jeugdwerk toen zijn nu tieners, maar hun ogen stralen nog steeds liefde voor de Heiland en zijn evangelie uit.

Ik weet dat als de Heer ons roept, Hij ons leert en opleidt, en dat Hij leiders op ons pad brengt die ons helpen om dit prachtige evangelie van Jezus Christus na te leven.

Noot

  1. Zie Thomas S. Monson, ‘Duty Calls’, Ensign, mei 1996, p. 44.

Rechts: Illustratie Daniel Lewis