2010
Een ventilator, een stofzuiger en een bord met koekjes
juli 2010


Een ventilator, een stofzuiger en een bord met koekjes

Rindi Haws Jacobsen, Utah (V.S.)

We reisden een keer in de zomer meer dan drieduizend kilometer het hele land door voor de nieuwe baan van mijn man. We waren enthousiast over ons nieuwe avontuur, maar we voelden ons ver van huis, van onze familie en al het bekende. We arriveerden in een stortbui bij onze nieuwe woning, en in een poging om het nieuwe tapijt van de woning schoon te houden, laadden we de bestelwagen uit met paraplu’s boven ons hoofd en plastic op de grond. We wisten dat de zware regens kelders hadden laten overstromen en we hielden de onze na het uitladen van de wagen angstvallig in de gaten.

Alles leek die avond goed te gaan en toen onze drie jonge kinderen eindelijk in slaap waren, maakten Greg en ik gauw ons bed op. We waren allebei uitgeput. En ons op ons bed laten vallen, klonk aantrekkelijk. Maar om de een of andere reden vond Greg dat hij nog een doos moest uitpakken.

‘Laten we alsjeblieft gewoon gaan slapen’, zei ik ‘We kunnen morgenochtend uitpakken.’

Hij schudde zijn hoofd en ging naar de kelder. Even later hoorde ik hem schreeuwen. In paniek rende ik naar de kelder, waar ik een kleine stortvloed zag. We stonden daar samen in het koude regenwater dat langs onze enkels aan het stijgen was. We kwamen meteen in actie en begonnen de ene na de andere doos de steile trap op te slepen. Ik voelde me volledig en hopeloos verloren, en mijn tranen vermengden zich met het water van de overstroming op de vloer.

Ik belde het enige lid van de kerk dat we in onze nieuwe wijk kenden, broeder Lindsay Sewell, en vroeg hoe we met de dompelpomp het water konden wegpompen. Broeder Sewell gaf wat snelle adviezen en ik probeerde verder onze bezittingen te redden. Om middernacht ging de deurbel. Toen ik opendeed, stond broeder Sewell daar met zijn armen vol: hij had een ventilator, een vloeistofzuiger en een bord met chocoladekoekjes meegenomen.

‘Het klonk alsof jullie wel wat hulp konden gebruiken’, zei hij met een brede glimlach. Plotseling voelden we ons minder ver van huis.

Broeder Sewell bleef de hele nacht helpen met het bestrijden van de overstroming. Toen het waterpeil in de kelder tot boven de dertig centimeter steeg, stelde hij voor om de brandweer te bellen. Die nam grote pompen mee waarmee het probleem uiteindelijk werd opgelost.

De volgende ochtend kwamen zuster Sewell en andere leden van onze nieuwe wijk eten, verlengsnoeren en meer vloeistofzuigers brengen. We waren overweldigd door hun weldadigheid. En het lukte om al onze bezittingen in veiligheid te brengen.

Ik ben zo dankbaar dat ik lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen ben. Waar ik ook heenga, ik heb broeders en zusters die mijn gezin met open armen ontvangen en helpen in tijden van nood.